Overal in het oosten nog wapengekletter

13 april 2018
Auteurs:
Dit artikel is verschenen in: geografie april 2018
geschiedenis
cartografie
Europa
Kennis
De Nieuwe wandkaart van Europa uit 1912 (163 x 189 cm), met in rode en zwarte inkt handmatige aanpassingen van de staatkundige grenzen.

Schoolwandkaart toont het onzekere kaartbeeld van Europa rond 1920

Als ik hem na twintig jaar zoeken eindelijk uitrol, volgt een flinke teleurstelling. De eerste druk van de Nieuwe wandkaart van Europa uit 1912 staat vol aanpassingen van de staatkundige grenzen in rode en zwarte inkt. Bij nader inzien geven ze een fascinerend beeld van de onzekerheden in Europa na de Eerste Wereldoorlog, precies honderd jaar geleden.

 

De Nieuwe wandkaart van Europa van uitgeverij Wolters was in de 20e eeuw een begrip in het onderwijs. De fraaie en duidelijke kaart beleefde maar liefst zeven drukken. De tweede tot en met de zesde druk werden herzien door de bekende schoolcartograaf Klaas Zeeman, maar de eerste druk werd in 1912 getekend door de Amsterdamse onderwijzer Roelf Noordhoff (1867-1916). Die had al in 1899 furore gemaakt met schoolwandkaarten met een ongekend sterk sprekende reliëfweergave (zie Geografie november 2007). De eerste druk geeft nog het overzichtelijke, door rijken gedomineerde beeld van het 19e-eeuwse Europa: Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, het Russische Rijk en het Ottomaanse Rijk. De Eerste Wereldoorlog, de ‘oercatastrofe’ van de 20e eeuw, luidde echter in 1914 de verbrokkeling van Europa in. De Nieuwe wandkaart van Europa was in 1918 al gedateerd en verworden tot een oude wandkaart van Europa.

Chaotische vrede

Na de wapenstilstandsverdragen eind 1918 tussen de geallieerden (Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en de Verenigde Staten) en de verliezers van de oorlog, de centralen (Duitsland, OostenrijkHongarije, Bulgarije en het Ottomaanse Rijk) moesten in 1919 en 1920 de complexe Parijse vredesverdragen worden opgesteld. Het eerste, het omstreden Verdrag van Versailles, werd in juni 1919 met Duitsland getekend. Door de vredespolitiek van de Amerikaanse president Wilson waren de verwachtingen hoog gespannen: een New Europe, open diplomatie, nationale zelfbeschikking en een Volkenbond. Bij het trekken van de vele nieuwe staatkundige grenzen werd getracht met ‘onpartijdige rechtvaardigheid’ rekening te houden met etnische en natuurlijke grenzen, strategische factoren en economische afwegingen (kolenmijnen, spoorlijnen, toegang tot zeehavens). De praktijk bleek echter weerbarstig, en de ontnuchtering en verwarring kregen in Europa al snel de overhand. De vredesverdragen creëerden een groot aantal nieuwe ‘kwesties’: nieuwe staten met etnische minderheden, burgeroorlogen en grensconflicten. Zoals Gerwarth in De verslagenen aantoont, zou het naoorlogse Europa tot 1923 dan ook de gewelddadigste plek op de wereld zijn. Met al die onzekerheden was het in kaart brengen van Europa ook na 1918 nog steeds een lastige puzzel.

Een plenaire vergadering van de Parijse Vredesconferentie in 1919.

Doe-het-zelfcartografie

Kaartenmakers hebben zo hun trucs om met onzekerheid om te gaan. In natuurkundige kaarten kunnen staatkundige grenzen desnoods worden weggelaten, zoals gebeurd is in De Bosatlas. Betwiste gebieden kunnen wit worden gelaten of aangegeven met een arcering. Onderbroken grenslijnen drukken vaak twijfel uit. Een weinig voorkomende, maar fraaie oplossing is het gebruik van vervagende kleuren voor onzekere grenszones. De gebruiker van ‘mijn’ schoolwandkaart van Europa had echter na 1918 geen geduld om af te wachten of wandkaarten met zulke trucs zouden verschijnen, en vond het vast zonde om zo’n duur leermiddel snel af te danken. Hij is ervoor gaan zitten en heeft oprecht geprobeerd de Nieuwe wandkaart weer bruikbaar te maken. Zo heeft hij de nieuwe rode grenzen vrij dik getekend, waardoor de oude zwarte grenzen niet erg storen. Er zijn drie verschillende grove arceringen in rood (Polen, Roemenië, Bulgarije), een in zwart (Joegoslavië) en een fijne arcering in rood (Hongarije) die het effect geeft van vlakkleuring. Ten slotte is er een lichtgrijze vlakkleuring voor het nieuwe Tsjecho-Slowakije.

Maar welke kaartbronnen heeft onze doe-het-zelfcartograaf gebruikt? De Bosatlas uit 1919 (25e druk) bevatte nog te veel onzekerheden, terwijl de 26e druk pas in 1921 uitkwam. De redacteur van De Bosatlas, J.F. Niermeijer, gebruikte de tekst van de Parijse vredesverdragen, ‘Engelsche blauwboeken in de Treatyseries’ en kreeg hulp van de bibliotheek van het Vredespaleis in Den Haag. Voor een gewone leraar was dat te hoog gegrepen. En in het Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap verscheen wel aardrijkskundig nieuws over Europa, maar bruikbare kaarten bleven uit. Waarschijnlijk is er bij gebrek aan beter gewoon een kaartje uit een krant of tijdschrift overgenomen, en gezien de aangebrachte grenzen moet dat in de loop van 1920 gebeurd zijn. Net als de kaartbron is ook de identiteit van de bewerker van de wandkaart niet meer boven water te krijgen. Wat we wel kunnen, is de getekende grenzen beoordelen, van noord naar zuid door een verscheurd Europa.

Russische kwestie

Het met een lichtgroene kleur aangegeven Russische Rijk lijkt op de aangepaste wandkaart nog een oase van rust, maar schijn bedriegt. Sinds Lenins bolsjewistische coup in 1917 was Rusland in een wrede burgeroorlog verwikkeld en bleef het nog jarenlang bijna afgesloten van de rest van de wereld. Niet vreemd dus dat het land aan de rode correctiepen is ontsnapt. Finland had echter wel aangegeven kunnen worden. Dit autonome grootvorstendom onder de Russische tsaar had zich al in december 1917 onafhankelijk verklaard. Na een bloedige burgeroorlog in 1918 zouden in 1920 de grenzen met Sovjet-Rusland worden vastgesteld, waarbij Finland zowaar een corridor naar de Barentszzee kreeg toebedeeld (zie kader Barentszzee). Ook de Baltische staten (Estland, Letland en Litouwen) hadden een kleurtje of arcering kunnen krijgen. Alle drie verklaarden zich in 1918 onafhankelijk en wisten dat zo te houden ondanks bedreigingen door Bolsjewieken en Duitse vrijkorpsen. De zelfstandigheid van Oekraïne (1918-1920) duurde echter zo kort, dat het niet aanduiden daarvan goed uitpakte.

Duitsland en Polen

Onzekerheid aan de Barentszzee

Terwijl de havens aan de Finse Golf in de winter door ijs geblokkeerd worden, blijven de havens aan de Barentszzee door de warme Golfstroom ijsvrij. De smalle corridor naar Petsamo aan de Barentszzee, westelijk van Moermansk, leek voor Finland dan ook een aanwinst. De vaststelling van de 204 km lange, kaarsrechte grens tussen Finland en Rusland in nooit opgemeten toendragebied was echter geen sinecure. In de zomer van 1921 had de daarvoor aangestelde Fins-Russische commissie door de klimaatgesteldheid maar tachtig dagen de tijd om deze ijzige klus te klaren. Het weer werkte ook niet mee (koude wind, voortdurende regen en een vliegenplaag) en dat kwam de nauwkeurigheid van de door azimutbepalingen (horizontale hoek met de noordrichting) vastgestelde grens niet ten goede. Afwijkingen van 100 m waren geen uitzondering. De grens werd gemarkeerd door een strook van 8 m struikgewas open te kappen en steenhopen op 10 km afstand van elkaar te leggen. In de jaren 1930 is nog een IJszeestraatweg naar Petsamo aangelegd, maar veel plezier hebben de Finnen daar niet van gehad. In 1947 zou Rusland de corridor weer in bezit nemen. Waarschijnlijk zijn de steenhopen al lang weer overwoekerd door het struikgewas.

Amerika

De Poolse staat zou in 1918 weer opnieuw op de kaart verschijnen, maar zou direct op voet van oorlog komen te staan met alle nieuwe buren: Duitsers, Litouwers, (Wit-)Russen, Oekraïners, Tsjechen en Slowaken. De grenzen met Duitsland waren vastgesteld in het Verdrag van Versailles. In het westen moest Duitsland relatief kleine gebieden afstaan aan Denemarken (Noord-Sleeswijk, 1), België (Eupen en Malmedy, 2) en Frankrijk (Elzas-Lotharingen, 3). Aan de ‘bloedende oostgrens’ moesten de Duitsers echter gevoelige verliezen accepteren. De overdracht van het Memelgebied (4, via de Volkenbond naar Litouwen) was nog te overzien. Maar Polen eiste grote stukken land op.

  • Een groot deel van West-Pruisen (5) om Polen een corridor naar de Oostzee te verschaffen. Op de wandkaart loopt deze echter incorrect ook door Oost-Pruisen (6) en staat Danzig (7) niet als vrije stad aangegeven.
  • De Pruisische provincie Posen (8). De grens is opmerkelijk foutief ingetekend: veel te oostelijk, zodat zelfs de stad Posen (9) niet in Polen valt. 
  • Het economisch (steenkool, zink, lood, hoogovens) waardevolste deel van Opper-Silezië (10).

 Volksstemmingen bepaalden wat er gebeurde met enkele betwiste gebieden. Oost-Pruisen (6) bleef daardoor redelijk intact, maar werd wel afgesneden van de rest van Duitsland.

De oostelijke grenzen van het nieuwe Polen waren daarentegen in geen enkel verdrag geregeld. De geallieerden stelden in december 1919 wel als grens met Rusland de Curzon-linie voor, die ook West-Galicië (11) zou insluiten (ruwweg de getekende grens, 12). De Polen hadden echter de smaak van nationalisme te pakken gekregen. Na een grootschalige oorlog met Rusland, die bijna verkeerd uitpakte voor Polen, zou de grens in 1921 veel oostelijker komen te liggen. Oost-Galicië (13) werd in 1919 veroverd op Oekraïense nationalisten, en in 1923 als Pools gebied erkend. Zelfs het Wilna-district (Vilnius, 14) wist Polen in 1923 binnen te halen, maar pas na een reeks moedeloos makende machtswisselingen: tsaristisch, Duits, bolsjewistisch, Pools, Litouws, onafhankelijk, Pools. En dit zou na 1939 gewoon weer verdergaan: Litouws, Russisch, Duits, Russisch. Hopelijk werd in 1991 het einde van de lange reeks bereikt met Vilnius als trotse hoofdstad van Litouwen.

Oostenrijk en Hongarije

Onzekerheid aan de Adriatische Zee

Veel Italianen waren in 1919 van mening dat de bloedige strijd tegen OostenrijkHongarije hen maar weinig had opgeleverd. Het onbeduidende Hongaarse havenstadje Fiume werd een symbool voor de trofeeën die Italië door de andere geallieerden werden ontzegd. De ‘Fiume-quaestie’ was voor de Italiaanse delegatie belangrijk genoeg om in april 1919 de Parijse Vredesconferentie demonstratief te verlaten. De populaire schrijver, dichter, politicus en oorlogsheld Gabriele D’Annunzio zou zich er ook op storten. Hij sprak van een ‘verminkte overwinning’ en overmeesterde Fiume in september 1919 met een bende nationalistische medestanders. De Italiaanse regering durfde niet in te grijpen en sympathisanten stroomden toe, waardoor D’Annunzio vijftien maanden lang kon regeren als Duce over Vrijstaat Fiume. Het stadstaatje kreeg zijn eigen proto-fascistische grondwet, vakbonden, munteenheid en postzegels. Het verklaarde Italië op 1 december 1920 de oorlog toen dat land het gezag van de Volkenbond over Fiume erkende. Een Italiaans marinebombardement was daarna genoeg om Vrijstaat Fiume in rook te laten opgaan. D’Annunzio’s Mars op Fiume was echter niet vergeefs geweest. Een van zijn bewonderaars, Mussolini, zou kort daarna zijn Mars op Rome organiseren, en zou in 1924 Fiume alsnog annexeren.

Na de ineenstorting van de dubbelmonarchie en ‘volkerengevangenis’ Oostenrijk-Hongarije stonden eind 1918 vier nieuwe landen op: Oostenrijk, Hongarije, Tsjecho-Slowakije en Joegoslavië. De vele nieuwe grenzen gaven aanleiding tot tal van complicaties en grensconflicten. Oostenrijk werd een kleine Alpen-republiek. Maar liefst een derde van de bevolking leefde in Wenen, en de landbouwproductie bleek onvoldoende om iedereen te voeden. Een door Hongarije afgestane strook landbouwgrond (Burgenland, 15) kon Oostenrijk dan ook goed gebruiken, maar het woog in het geheel niet op tegen de verliezen:

  • Galicië (11 en 13) ging naar Polen; 
  • Bukovina (16) naar Roemenië; 
  • Bohemen en Moravië (17) naar Tsjecho-Slowakije, waarbij de oude grenzen werden gevolgd, dus inclusief het industrierijke en betwiste Sudetenland (18);
  • Zuid-Stiermarken (19), Slovenië (20), Bosnië en Hercegovina (21), Dalmatië (22) naar Joegoslavië. Klagenfurt (23) in het zuiden van Karinthië bleef na een volksstemming bij Oostenrijk;
  • Zuid-Tirol tot de Brennerpas (24), Triëst en Istrië (25), Zadar (26) en enkele Dalmatische eilanden naar Italië.

 Pas bij de Vrede van Rapallo in november 1920 verkreeg Italië heel Istrië, zodat de over het schiereiland getekende grens aardig de stand van zaken weergeeft. Overigens zaten er een jaar daarvoor al Italiaanse soldaten in Fiume (27), maar dat is een verhaal op zich (zie kader Adriatische Zee).

Ook van het koninkrijk Hongarije zou alleen een rompstaat overblijven. In het Verdrag van Trianon van juni 1920 bepaalden de geallieerden dat 68% van het land zou worden overgedragen aan de buurlanden. Naast het hierboven genoemde Burgenland (15) verloor Hongarije:

  • Slowakije (28) en Roethenië (29) aan Tsjecho-Slowakije;
  • Kroatië en Slavonië (30), delen van Baranja (31) en Bacska (32) en een deel van het rijke landbouwen veeteeltgebied Banaat (33) aan Joegoslavië;
  • het andere deel van het Banaat en Transsylvanië (34) aan Roemenië.

 Op papier ziet deze herverdeling er misschien geordend uit, maar in de praktijk kwam het vaak neer op pakken wat ze pakken konden. Vooral Roemenië voerde een expansionistische oorlogspolitiek en zou in oppervlak verdubbelen. Het verkreeg Bessarabië (35) en viel Hongarije en Bulgarije binnen. Het Roemeense leger plunderde in augustus 1919 zelfs Boedapest, maar moest zich onder druk van de geallieerden weer terugtrekken. Op de wandkaart staan Bacska (32) en het Banaat (33) wat voorbarig als Roemeens aangegeven. Minstens zo fanatieke Servische nationalisten staken echter de Donau over en hadden andere plannen met deze gebieden.

Griekenland, Bulgarije en Turkije

    kanaal

    Met de twee Balkanoorlogen van 1912 en 1913 bewees de Balkan wederom het kruitvat van Europa te zijn. Het restant van het Ottomaanse Rijk in Europa – nog duidelijk zichtbaar op de wandkaart van 1912 – ging daarbij op Oost-Thracië (36) na verloren. De Eerste Wereldoorlog zou direct daarna in dit gebied huishouden. Dat Griekenland de kant van de geallieerden koos, pakte gunstig uit. Bovendien werden de diplomatieke talenten van de Griekse minister-president, ‘den ouden Venizelos’, in Parijs hogelijk gewaardeerd. Het land werd dan ook in 1920 beloond met Zuid-Albanië (37), West-Thracië (38, van Bulgarije) en Oost-Thracië (36, van Turkije, grens is te zuidelijk getekend). De stad Constantinopel (39) zou in deze opzet het laatste restje van het Ottomaanse Rijk in Europa worden. Griekenland overspeelde echter zijn hand in 1919 met een door de geallieerden goedgekeurde verovering van Smyrna en het achterliggende gebied (40, niet aangegeven op de wandkaart). Dit maakte in Turkije nieuwe nationalistische krachten wakker, en onder leiding van Mustafa Kemal werd in 1922 niet alleen Oost-Thracië weer heroverd, maar werden bij Smyrna het Griekse leger en het Griekse en Armeense bevolkingsdeel van deze regio de zee ingedreven.

    De keuze van Bulgarije voor de centralen pakte minder gunstig uit. Minister-president en boerenleider Stambolijski genoot in Parijs weinig aanzien. Hij zou lijken op ‘een bandiet die door de braamstruiken kruipt’. Het land verloor bij de Vrede van Neuilly (november 1919) zijn toegang tot de Egeïsche Zee (West-Thracië, 38), zuidelijk Dobroedzja (41, naar Roemenië) en vier strategisch gelegen gebiedjes aan de grens met Joegoslavië (42). Het principe van zelf­beschikking werd ook hier terzijde geschoven, aangezien alle af te scheiden gebieden een Bulgaarse meerderheid hadden. Het vredesverdrag lag dan ook zwaar op de maag in Bulgarije, en de ondertekenaar, Stambolijski, moest het bezuren. In 1923 werd hij door tegenstanders vermoord en zijn hand die het verdrag had ondertekend, werd afgehakt.

    Onbevlekt

    De wirwar van oude en nieuwe grenzen op de aangepaste Nieuwe wandkaart van Europa maakt in eerste instantie een raadselachtige indruk, maar nodigt daardoor uit de achtergronden te achterhalen. Dit opent echter een doos van Pandora met een deprimerend aantal revoluties, grensconflicten en (burger)oorlogen, waarvan sommige tot in onze tijd doorwerken (Joegoslavië, Oekraïne, Koerdistan). De in 1920 getekende nieuwe grenzen geven een bruikbaar beeld, maar blijken hier en daar onvolledig en onnauwkeurig te zijn. Maar ook dat laatste toont bij nadere beschouwing een leerzaam tijdsbeeld. Het laat zien dat er nog jaren na het einde van la Grande Guerre in brede kring onzekerheid heerste over het grensverloop in Midden-, Oost- en Zuidoost-Europa. Als kaartenverzamelaar ben ik die handmatige aanpassingen natuurlijk liever kwijt dan rijk. Ik blijf zoeken naar een eerste druk van de Nieuwe wandkaart waarop Europa nog onbevlekt en vol van vooruitgangsgeloof de nieuwe eeuw ingaat.

      De aangepaste kaart opent een doos van Pandora met revoluties, grensconflicten en burgeroorlogen die soms tot in onze tijd doorwerken

      BRONNEN

      • Czapliński, W., et al. 1986. The historical atlas of Poland. Warschau: Panstwowe Przedsiebiorstwo Wydawnictw Kartograficznych.
      • Gerwarth, R. 2016. De verslagenen. Waarom de Eerste Wereldoorlog nooit is opgehouden 1917-1923. Amsterdam: Balans.
      • MacMillan, M. 2002. Paris 1919. Six months that changed the world. New York: Random House. 
      • Van der Mandere, H.Ch.G.J. 1922. Het vredesverdrag van Versailles en de daarmede verbandhoudende verdragen van St. Germain, Trianon, Sèvres en Neuilly. Hillegom: Editio. 
      • Nicolson, H. 1933. Peacemaking 1919. Londen: Constable and Company