Practice what you preach: een casus van de Nederlandse en Duitse planologie
Met complexe uitdagingen zoals klimaatverandering en het groeiende belang van burgerparticipatie, is het noodzakelijk beleid te ontwikkelen dat hierop aansluit. Door deze grensoverschrijdende kwesties wordt de ruimtelijke samenwerking tussen Nederland en Duitsland essentieel. Om deze samenwerking succesvol te laten zijn, is het cruciaal elkaars ruimtelijk ordeningsbeleid te begrijpen. Hoe verschillend zijn de benaderingen eigenlijk?
Nederland: Decentralisatie in theorie, dominantie in praktijk
In Nederland is de planologie gedecentraliseerd, met een bekende bottom-up aanpak, geïnitieerd vanuit de overheid. Deze aanpak suggereert een zekere mate van autonomie en participatie op lokaal niveau. Nu blijkt echter dat de overheid een veel dominantere rol speelt, die is vastgelegd in het beleid, dan in eerste instantie gedacht werd. Dit roept de vraag op of de plannen voor decentralisatie en het stimuleren van bottom-up initiatieven daadwerkelijk goed zijn doorgevoerd in het beleid. Het idee van de ruimtelijke ordening is niet op de beoogde wijze uitgewerkt in het lokale beleid, waardoor niet wordt voldaan aan het principe van “practice what you preach”.
De Nederlandse overheid legt in beleidsdocumenten vast welke partijen aan tafel mogen zitten om gezamenlijk de ruimtelijke ordening te organiseren. Er wordt bij voorkeur samengewerkt met woningcorporaties om de bouw van sociale en middenhuurwoningen te realiseren. Beleggers worden ook genoemd in het beleid, voornamelijk voor de ontwikkeling van koopwoningen. Opvallend is echter dat de positie van de burgers vaak onduidelijk blijft. Er wordt gesproken over het belang van het informeren van burgers, maar het daadwerkelijke overleg en de inspraak zijn vaak onvoldoende uitgewerkt.
Duitsland: Van traditioneel naar opkomende burgerparticipatie
In Duitsland ziet de traditionele ruimtelijke ordening er heel anders uit. De aanpak is meer gecentraliseerd en er is sprake van een top-down benadering. Duidelijke richtlijnen, vastgesteld op nationaal niveau, worden doorgegeven aan de provincie en vervolgens aan de gemeente. De overheid zit graag aan tafel met particuliere investeerders, aangezien zij een cruciale rol spelen in het mogelijk maken van gebiedsontwikkeling. Door onderling te concurreren en in te spelen op vraag en aanbod, voorzien zij in de behoefte aan woningen voor de Duitse bevolking.
Hoewel burgers traditioneel niet actief deelnemen aan het overleg, laten de afgelopen jaren zien dat nieuwe trends van burgerparticipatie opkomen. De rol van burgers lijkt steeds belangrijker te worden in het beleid. Desondanks blijkt in het beleid dat deze toenemende betrokkenheid van burgers zelden concreet is uitgewerkt.
Tussen beleidsintentie en praktijk
Wat zijn dus nu de belangrijkste overeenkomsten en verschillen tussen het ruimtelijke beleid van Nederland en Duitsland? Allereerst valt op dat Nederland en Duitsland minder ver uit elkaar liggen dan verwacht wat betreft de uitwerking van participatie in hun beleidsdocumenten. Deze schijnbare nabijheid komt voort uit de kloof tussen beleidsintenties en praktijk, waardoor de verschillen in benadering minder uitgesproken lijken dan op het eerste gezicht zou worden verwacht.
Duidelijk is dat in beide landen de overheid een leidende en bepalende rol heeft. In Nederland is er meer zelfreflectie op de positie van de verschillende overheidslagen en de coördinatie tussen hen, waarbij wordt erkend hoe belangrijk het is om een goede afstemming te organiseren tussen alle belanghebbenden. In Duitsland is dit zelfbewustzijn niet aanwezig, maar dit kan in de toekomst veranderen met de nieuwe decentralisatie. Wat betreft de particuliere investeerders zijn grote verschillen te zien. In Nederland werkt de overheid graag samen met woningcorporaties, en in Duitsland besteedt de overheid de ontwikkeling van woningen graag uit aan commerciële partijen.
Toekomstige samenwerking
In de nabije toekomst staan er twee grote veranderingen op de agenda voor de samenwerking tussen Nederland en Duitsland, en het lijkt erop dat beide landen elkaars kant op bewegen. In Nederland zien we momenteel een soort ‘reset’ in de aanpak, waarbij centralisatie aan terrein wint. Dit komt voort uit de groeiende erkenning van het belang van een gecentraliseerde benadering bij overkoepelende vraagstukken over de toekomst en gezonde regio’s. Dit overstijgt gemeente- en provinciegrenzen.
Aan de andere kant lijkt Duitsland een beetje te lonken naar het Nederlandse model. De traditionele Duitse ruimtelijke ordening zou namelijk weleens een make-over kunnen krijgen met nieuwe principes van decentralisatie en een grotere rol voor de burgers. In dit proces van wederzijdse beïnvloeding valt op dat de Nederlandse en Duitse planologie minder ver uit elkaar ligt dan gedacht. Een analyse van geldende beleidsdocumenten op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau suggereert dat de kloof tussen de twee landen niet onoverbrugbaar is – sterker nog, deze wordt steeds minder groot.
Ondanks dat beide landen afwijken van het principe “practice what you preach”, lijkt de convergentie van beleid een veelbelovende stap in de richting van een meer samenhangende aanpak. Het blijft echter cruciaal om af te wachten of deze ontwikkelingen daadwerkelijk resulteren in effectieve maatregelen bij de aanpak van grensoverschrijdende uitdagingen zoals klimaatverandering. De komende beleidsdocumenten zullen onthullen of deze trend zich voortzet en of het uiteindelijk leidt tot tastbare vooruitgang; alleen de tijd zal het leren.