Resultaatverbeteringstoetsen organiseren? Hier moet je op letten

17 april 2020
Auteurs:
Mathijs Booden
Universiteit van Amsterdam
Anne de Klerk
Docentopleider aardrijkskunde en geschiedenis, pabo Instituut Theo Thijssen
onderwijs
Nieuws
FOTO: JASON STRULL/UNSPLASH

Met het besluit om het centraal schriftelijk examen (CSE) te laten vervallen, wordt slagen of zakken voor het examencohort 2020 ineens volledig afhankelijk van schoolexamens (SE’s). Dit besluit is voor velen geen wenselijke situatie, al helemaal niet voor leerlingen die op het centraal examen hadden gerekend om voor bepaalde vakken het cijfer op te halen. De overheid komt hen nu tegemoet met de mogelijkheid om een resultaatverbeteringstoets (RV) te maken.

 

Leerlingen waren bij het maken van SE’s in de veronderstelling dat deze de helft van hun eindexamencijfer zouden bepalen, de andere helft zou na het centraal schriftelijk examen vastgesteld worden. Nu dat laatste niet door kan gaan vanwege de coronacrisis betekent dit voor een aantal leerlingen stress: zij hadden hun hoop op een goed afsluitend cijfer gevestigd op het centraal examen. Om deze leerlingen tegemoet te komen is door het ministerie van OC&W besloten om dit schooljaar de mogelijkheid te bieden een ‘resultaatverbeteringstoets’ af te leggen. Dit gaat plaatsvinden tussen 4 juni en de zomervakantie.

Zo’n resultaatverbeteringstoets roept echter een hoop vragen op bij docenten. Hieronder een beknopt overzicht van de belangrijkste vragen en de implicaties van dit besluit voor docenten.

NB: Dit is geen volledig of sluitend overzicht, daarvoor verwijzen we naar de slaag/zak-regeling 2020 van de Rijksoverheid. Cito heeft een handreiking RV-toets gemaakt.

KNAG-leden kunnen inloggen op geografie.nl. Ben je ingelogd dan heb je bij Onderwijs > Lesmateriaal toegang tot extra lesmateriaal (dat is dus niet openbaar beschikbaar of vindbaar). Daar voegen we de ingestuurde RV-toetsen toe (inclusief toelichting over school, onderwijsniveau, et cetera). Maak je voor jouw leerlingen een resultaatverbeteringstoets en wil jij een mededocent helpen? Mail dan jouw RV-toets naar onderwijs@knag.nl o.v.v. RV-toets. 

 

Resultaatverbeteringstoetsen: vier vragen

  1. Wie ontwikkelt de resultaatverbeteringstoetsen?

    Vakdocenten van scholen ontwikkelen de toetsen.
  2. Hoeveel resultaatverbeteringstoetsen komen er?

    Voor elk schoolvak, per niveau, komt er in principe maar één RV. De toets is effectief bedoeld als herkansing en kan zelf niet herkanst worden. Dus een school die aardrijkskunde aanbiedt op vmbo-tl, havo en vwo ontwikkelt drie resultaatverbeteringstoetsen, één voor elk niveau.
  3. In hoeverre bepaalt de resultaatverbeteringstoets het eindexamencijfer?

    De resultaatverbeteringstoets telt voor 50 procent mee voor het eindexamencijfer, mits het cijfer hoger is dan het gemiddelde schoolexamencijfer. Dat laatste bepaalt dan de overige 50 procent. Wanneer het cijfer lager is telt de resultaatverbeteringstoets niet mee en bepaalt het gemiddelde schoolexamencijfer het eindexamencijfer.
  4. Waarover gaan de resultaatverbeteringstoetsen?

    De resultaatverbeteringstoetsen gaan ‘zoveel mogelijk’ over het gehele PTA. Met andere woorden, de toets toetst in principe alle kennis en kunde die ook in de schoolexamens is getoetst. Er zijn twee uiterste mogelijkheden:

    - Het PTA kan zich uitsluitend betrekken op de schoolexamenstof. In dat geval gaat de resultaatverbeteringstoets ook uitsluitend in op de schoolexamenstof.

    - Het PTA kan alle examenstof beslaan, dus niet alleen de schoolexamenstof maar ook de centraal examenstof. In dat geval beslaat de resultaatverbeteringstoets de gehele examenstof.

Tussenvormen kunnen natuurlijk ook, het is maar net hoe het PTA is opgesteld. In het PTA dienen minimaal de verplichte eindtermen van het schoolexamen te zijn opgenomen. Het kabinet biedt alle scholen de mogelijkheid om het PTA aan te passen. Wil je dit als school of vaksectie, dan moet je dit eerst voorleggen aan de medezeggenschapsraad van jouw school en dit moet worden doorgegeven aan de Onderwijsinspectie. Voor aardrijkskunde kan hierbij deze handreiking van SLO nuttig zijn.  

Implicaties van invoering

De gekozen opzet heeft een aantal implicaties: voor welke stof getoetst moet worden, welke hoeveelheid en welke wijze van toetsen?

‘Oude stof’

Er moet vrijwel zeker stof getoetst worden die één (vmbo en havo) of zelfs twee jaar (vwo) geleden voor het laatst behandeld is. Een voorbeeld: het onderwerp klimaatverandering wordt in de vierde klas van het vwo behandeld en in de vijfde klas herhaald. Dit onderwerp kan nu in een RV terugkomen, terwijl het dus minstens een jaar geleden behandeld is.

Voor leerlingen kan dit een probleem zijn. Examenleerlingen hebben bijna geen lessen meer en áls die er nog zijn is het afstandsonderwijs. Dit is geen gunstige setting om stof op te halen die hoogstwaarschijnlijk (ver) is weggezakt. Dit probleem wordt verergerd doordat de schoolboeken voor het examenjaar in het algemeen weinig of geen schoolexamenstof bevatten. De aangeboden herhaling is in de regel gericht op centraal examen.

Veel methodes hebben tijdelijk (gratis) licenties voor oude stof online gezet. Op die manier kunnen docenten toegang tot de oude stof toch met leerlingen delen. Lees hierover meer in ons artikel over online lesgeven.

Hoeveelheid stof

Een bijkomend issue is de inhoudsvaliditeit, oftewel het gegeven dat de toets een afspiegeling moet zijn van de bestreken stof. Afhankelijk van het gekozen PTA zal de impact erg verschillen, maar dit kan betekenen dat een toets heel lang moet zijn om even gedetailleerd stof te bevragen als in een CSE gedaan wordt. Een precieze vergelijking maken is moeilijk, maar het kijken naar het aantal pagina’s eindtermen dat een toets beslaat geeft wel een redelijk goed beeld*. Hierbij blijkt dat vmbo in verhouding een veel zwaarder RV-examenprogramma heeft dan havo of vwo. In dit totaal aan pagina’s zitten weliswaar ook de topografische namen die ontbreken bij havo en vwo, maar dan nog is het verschil groot. Ook de RV voor vwo omvat ruwweg een zesde meer stof dan voor havo, in elk van de mogelijke toetsen.

De conclusies zijn dus zeer verschillend voor vmbo enerzijds en havo/vwo anderzijds. Op het vmbo zal een resultaatverbeteringstoets twee tot drie keer zoveel stof beslaan als het CSE. Voor havo en vwo geldt dat de resultaatverbeteringstoets, afhankelijk van het PTA, minimaal iets minder stof beslaat dan een CSE, maar maximaal 1,7 keer zoveel.

Hoe ga jij hier mee om? We horen het graag! Als je tips voor andere docenten hebt kun je die mailen naar onderwijs@knag.nl, wij delen het op deze pagina.

Wijze van toetsen

Naast inhoudsvaliditeit is het belangrijk om na te denken over de vorm van toetsing. Dit houdt in dat de manier waarop stof getoetst wordt overeen moet komen met de manier waarop die geoefend is. Dit is met het huidige afstandsonderwijs en examineren op afstand een stuk moeilijker dan normaal. Als de stof oorspronkelijk geoefend en getoetst is met gewone, examenachtige opgaven, dit in beginsel ook voor de resultaatverbeteringstoets het geval moet zijn.

In ons artikel over schoolexamens in coronatijden lees je hier meer over.

Tips

Elke school maakt op een andere wijze schoolexamen. Het KNAG wil graag helpen waar kan! Voor het maken van een resultaatverbeteringstoets kun je gebruik maken van de schoolexamenvragen die beschikbaar zijn op KNAG schoolexamen USB-sticks. Deze set methode-onafhankelijke schoolexamenvragen is gemaakt door een KNAG-werkgroep van ervaren docenten.

 

*Tabel 1 Aantal bladzijden eindtermen in de examenstof per toets. Vaardigheden en topografische namen die genoemd staan in zowel de syllabus voor het CSE als de handreiking voor het SE zijn maar één keer meegeteld.

 

vmbo-tl

havo

vwo

CSE

24

27

32

RV (SE)

44

24

27

RV (SE+CE)

68

45

54