Ruimtelijke patronen in steun voor de PVV

1 maart 2019
Dit artikel is verschenen in: geografie maart 2019
verkiezingen
Nederland
Kennis
FOTO: JOS @ FPS GRONINGEN/FLICKR

In 2019 zijn er twee verkiezingen: voor het Europees Parlement en voor de Provinciale Staten, en daarmee de Eerste Kamer. In de media verschijnen weer kaartjes van peilingen, die grote verschillen in stemgedrag tonen tussen regio’s, gemeentes en buurten. Een verklaring voor de ruimtelijke patronen ontbreekt meestal. Hoe zit dat bijvoorbeeld bij de PVV? 

 

Het is bekend dat de PVV het traditioneel goed doet in Limburg. Ook bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2017 kreeg de partij hier veel stemmen. Verder haalde ze goede resultaten in het westen van Noord-Brabant, de stedelijke regio van Rotterdam, het oosten van Groningen en delen van Flevoland. Op een lager schaalniveau scoort de PVV vooral in de groeikernen, vooroorlogse arbeiderswijken en naoorlogse hoogbouwwijken, en in enkele kleinere gemeenten als Rucphen en Edam- Volendam. Het kaartje toont de verkiezingsuitslag van 2012 (van 2017 zijn de cijfers voor stembureaus niet vrijgegeven) in Utrecht en omliggende gemeenten per stembureau. Dit is het laagste schaalniveau waarvoor verkiezingsuitslagen beschikbaar zijn. De verschillen tussen de gemeenten en wijken zijn groot: in Nieuwegein, Overvecht en Zuilen zijn er stembureaus waar meer dan 15% van de bewoners op de PVV stemde, tegenover nog geen 4% in het centrum van Utrecht en de omliggende buurten. 

Individuele kenmerken 

De grote verschillen in steun voor de PVV worden allereerst veroorzaakt door een aantal individuele kenmerken van kiezers. PVV-stemmers zijn vaker lager opgeleide, autochtone mannen. Daarnaast wordt soms samenhang gevonden met leeftijd (meer steun voor de PVV onder jonge kiezers) en inkomen (meer steun onder kiezers met een middeninkomen), maar deze verbanden zijn minder consistent. Doordat mensen met deze kenmerken vaker in het ene gebied wonen dan in het andere, zal er in het ene ook meer op de PVV worden gestemd. Zo wordt het hoge aandeel stemmen voor de PVV in Nieuwegein voor een deel verklaard door het hoge percentage laagopgeleide autochtone inwoners, die relatief vaak op de PVV te stemmen. Dit worden ook wel compositie-effecten genoemd: een partij behaalt meer stemmen in een bepaalde regio of buurt, omdat de individuele kenmerken van bewoners maken dat ze meer geneigd zijn op die partij te stemmen. 

Buurteffecten 

Los van individuele kenmerken kan ook het feit dat iemand in een bepaalde buurt woont van invloed zijn op diens stemgedrag. De buurt zelf heeft daar dus effect op. Mensen met dezelfde individuele kenmerken maar wonend in verschillende buurten, kunnen dus op verschillende partijen stemmen. Zo kan het zijn dat laagopgeleide mannen in Nieuwegein vaak op de PVV stemmen, terwijl een vergelijkbare groep in het centrum van Utrecht eerder op D66 of de PvdA stemt. Over deze contextuele effecten bestaan allerlei theorieën. We bespreken er drie. 

Consensus 

De eerste theorie stelt dat mensen hun politieke voorkeur aanpassen aan die van hun buren, het klassieke buurteffect. Bijvoorbeeld als gevolg van politieke discussies tussen buren, maar ook door het zien van verkiezingsposters of meer indirecte politieke aanwijzingen zoals bakfietsen en zonnepanelen. Het resultaat is meestal consensus tussen buren: bewoners passen hun stemgedrag aan zodat het (meer) overeenkomt met de heersende opvattingen in de buurt. 

Uit eigen onderzoek blijkt dat ook voor de PVV een dergelijk effect bestaat. Zowel laag- als hoogopgeleiden blijken minder snel op de PVV te stemmen wanneer zij in een wijk wonen met veel hoogopgeleide bewoners. Die staan over het algemeen kritisch tegenover de standpunten van de PVV. Het lijkt er dus op dat mensen hun politieke voorkeur aanpassen richting een partij die beter ‘valt’ binnen de lokale politieke context. Aan de andere kant staan wijken met weinig hoogopgeleiden minder kritisch tegenover een PVV-stem, en hier wonen zou dit stemgedrag kunnen stimuleren. 

Het lage aandeel stemmen voor de PVV in het centrum van Utrecht, waar veel hoogopgeleiden wonen, kan nu dus verklaard worden door twee mechanismen. Ten eerste speelt een compositie- effect, doordat hoogopgeleiden over het algemeen minder op de PVV stemmen. Ten tweede is er sprake van een contextueel, ‘consensus-effect’. 

BEELD: ©2019 GEOGRAFIE & B.J. KÖBBEN
Verkiezingsuitslag voor de PVV in Utrecht en omgeving per stembureau (2012)

Dreiging en contact 

Het meeste onderzoek naar contextuele effecten op steun voor radicaal rechtse partijen richt zich op de etnische samenstelling van de buurt. Dit hangt direct samen met de belangrijkste thema’s uit de partijprogramma’s over immigratie en islam. De dreigingstheorie voorspelt dat autochtonen in buurten of steden waar veel minderheden wonen, eerder op de PVV zullen stemmen, doordat zij zich bedreigd voelen door de aanwezigheid van minderheden. Ze zijn bijvoorbeeld bang hun baan te verliezen of vrezen dat hun culturele tradities worden aangetast. Een stem op de PVV wordt dan gezien als een reactie op de vermeende dreiging, bedoeld om de eigen positie te verdedigen. De contacttheorie verwacht juist minder steun voor de PVV onder autochtonen in buurten of steden met veel allochtone inwoners. 

Hier is immers meer gelegenheid voor positief contact tussen autochtonen en allochtonen, wat vooroordelen afzwakt en de kans op een PVV-stem verkleint. 

De twee theorieën voorspellen dus een tegenovergesteld effect. Onderzoek naar dit verband leverde de afgelopen jaren geen eenduidig beeld op. Sommige studies vinden bewijs voor de dreigingstheorie, andere voor de contacttheorie, en weer andere vinden helemaal geen effect. Een recente, grootschalige studie in Nederland vond dat er meer op de PVV werd gestemd in buurten met meer minderheden, wat de dreigingstheorie ondersteunt. Uit dezelfde studie bleek echter dat dit dreigingseffect pas ging spelen wanneer het aandeel bewoners behorend tot een etnische minderheid boven de 15% uitkwam. Autochtone bewoners lijken zich pas bedreigd te gaan voelen wanneer allochtonen een substantieel deel van de lokale bevolking vormen. Dit kan bijvoorbeeld een verklaring zijn voor het hoge aandeel stemmen op de PVV in Overvecht (kaartje op pag. 29), waar bijna de helft van de bewoners een niet-westerse migratieachtergrond heeft. 

Brazilië
FOTO: FABIO

Werkloosheid 

Een derde veel genoemd contextueel effect betreft lokale economische omstandigheden. Men gaat ervan uit dat kiezers economische veranderingen in hun omgeving opmerken en dit meewegen in hun stemkeuze. Als het economisch goed gaat, steunen zij bijvoorbeeld eerder een van de regerende partijen. Gaat het slecht, dan straffen ze regerende partijen af of stemmen op een partij die mogelijk een oplossing kan bieden. Radicaal rechtse partijen zouden dan meer steun krijgen in regio’s waar de werkloosheid hoog is. De redenen: ten eerste is de concurrentie tussen autochtonen en allochtonen groter in regio’s met een hoge werkloosheid. Ten tweede wordt de overheid vaak verantwoordelijk gehouden voor de slechte economische situatie; een stem op radicaal rechts is dan meer een proteststem. Er is genoeg anekdotisch bewijs voor een verband tussen een stagnerende regionale economie en een stem op radicaal rechts. Zo doet het Front National het vooral goed in de Noord-Franse mijnstreek en in de industriegebieden die hard getroffen zijn door de sluiting van fabrieken, en scoort de PVV goed in de Limburgse mijngebieden. Toch is er weinig statistisch bewijs: de meeste studies vinden geen effect van werkloosheid, en sommige vinden zelfs mínder steun voor radicaal rechts in gebieden met veel werkloosheid. Ook voor de PVV bestaat geen overtuigend verband met lokale economische condities. Het kan zijn dat kiezers in gebieden met een hoge werkloosheid eerder op andere – vaak linkse – partijen stemmen, waarvan men verwacht dat die de economische problemen beter het hoofd kunnen bieden. Daarentegen zouden in regio’s met minder economische problemen kwesties die voor radicaal rechts belangrijk zijn, zoals immigratie en criminaliteit, een grotere rol kunnen gaan spelen. 

Alternatieve verklaringen 

Behalve compositie- en contextuele effecten zijn ook andere verklaringen mogelijk. Zo kan het zijn dat de omgeving geen effect heeft op stemgedrag, maar dat mensen met een voorkeur voor de PVV naar een bepaalde omgeving verhuizen, ook wel selectieve migratie genoemd. Uit onderzoek in de Verenigde Staten blijkt bijvoorbeeld dat Democraten eerder verhuizen naar gebieden waar veel Democraten wonen. Het lijkt erop dat mensen graag in een omgeving gaan wonen waar hun politieke opvattingen gedeeld worden. Voor de PVV zou dit kunnen betekenen dat PVV-stemmers minder snel naar een buurt verhuizen met veel ‘progressieve’ bewoners. Dit zou eenzelfde patroon opleveren als wanneer zij zich zouden aanpassen aan de heersende politieke opvattingen in de buurt. 

Een vergelijkbaar proces speelt mogelijk bij de etnische samenstelling van de buurt. Mensen die zich bedreigd voelen door immigranten, zullen minder snel verhuizen naar een buurt met veel allochtonen en misschien zelfs eerder vertrekken uit zo’n buurt. De bewoners die achterblijven, staan dan positiever tegenover immigratie en zullen minder snel op de PVV stemmen. Dit resulteert in minder steun voor de PVV onder autochtone bewoners van buurten met veel allochtonen. Dit vormt echter geen bewijs voor de contacttheorie. Het gevonden verband wordt immers veroorzaakt door de selectieve verhuizingen van PVV-stemmers naar bepaalde buurten, niet door positief contact tussen groepen. 

Om de effecten van selectieve migratie te onderscheiden van contextuele effecten, is het nodig kiezers over langere tijd te volgen. Dan is stemgedrag te relateren aan zowel de verhuiskeuzes van mensen als hun (veranderende) woonomgeving. Een hele puzzel.

 

Daniël van Wijk schreef zijn scriptie over contextuele effecten op steun voor de PVV als onderdeel van de onderzoeksmaster Urban and Economic Geography (Universiteit Utrecht). Momenteel werkt hij als promovendus bij het NIDI in Den Haag. 

 

 

BRONNEN

Over de electorale geografie van Nederland op macroniveau:

  • De Voogd, J. (2013). Nieuwe scheidslijnen op de kaart. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Over contextuele effecten op stemgedrag in Groot-Brittannië (biedt een goede introductie tot electorale geografie):

  • Johnston, R. & Pattie, C. (2006). Putting Voters in their Place: Geography and Elections in Great Britain. Oxford: Oxford University Press.

Over contextuele effecten op steun voor de PVV:

  • Blok, L. de & T. van der Meer 2018. The Puzzling Effect of Residential Neighbourhoods on the Vote for the Radical Right an Individual-Level Panel Study on the Mechanisms behind Neighbourhood Effects on Voting for the Dutch Freedom Party, 2010–2013. Electoral Studies, 53: 122-132.
  • Gent, W.P.C. van, E.F. Jansen & J.H.F. Smits 2014. Right-Wing Radical Populism in City and Suburbs: An Electoral Geography of the Partij Voor de Vrijheid in the Netherlands. Urban Studies, 51(9): 1775-1794.
  • Savelkoul, M., J. Laméris & J. Tolsma 2017. Neighbourhood Ethnic Composition and Voting for the Radical Right in The Netherlands. The Role of Perceived Neighbourhood Threat and Interethnic Neighbourhood Contact. European Sociological Review, 33(2): 209-224.

Over contextuele effecten op steun voor andere radicaal rechtse partijen (selectie):

  • Biggs, M. & S. Knauss 2012. Explaining Membership in the British National Party: A Multilevel Analysis of Contact and Threat. European Sociological Review, 28(5): 633-646.
  • Lubbers, M. & P. Scheepers 2000. Individual and Contextual Characteristics of the German Extreme Right–Wing Vote in the 1990s: A Test of Complementary Theories. European Journal of Political Research, 38(1): 63-94.
  • Rink, N., K. Phalet & M. Swyngedouw 2009. The Effects of Immigrant Population Size, Unemployment, and Individual Characteristics on Voting for the Vlaams Blok in Flanders 1991–1999. European Sociological Review, 25(4), 411-424.
  • Rydgren, J. & P. Ruth 2013. Contextual Explanations of Radical Right-Wing Support in Sweden: Socioeconomic Marginalization, Group Threat, and the Halo Effect. Ethnic and Racial Studies, 36(4): 711-728.
  • Sipma, T. & M. Lubbers 2018. Contextual-Level Unemployment and Support for Radical-Right Parties: A Meta-Analysis. Acta Politica, 1-37.

Over radicaal-rechtse partijen:

  • Golder, M. 2016. Far Right Parties in Europe. Annual Review of Political Science, 19: 477-497.
  • Inglehart, R. & P. Norris 2016. Trump, Brexit, and the Rise of Populism: Economic Have-Nots and Cultural Backlash. HKS Working Paper No. RWP16-026.
  • Mudde, C. 2007. Populist Radical Right Parties in Europe. Cambridge: Cambridge University Press.

Over selectieve migratie op basis van stemgedrag in de VS:

  • Tam Cho, W.K., J.G. Gimpel & I.S. Hui 2013. Voter Migration and the Geographic Sorting of the American Electorate. Annals of the Association of American Geographers, 103(4): 856-870.