Stap in de wereld van De Bosatlas 

1 april 2020
Auteurs:
Florien Willems
webredacteur geografie.nl
Dit artikel is verschenen in: geografie april 2020
Nieuws
FOTO: JAN KOORNEEF/NATIONAAL ONDERWIJSMUSEUM
De tentoonstelling over De Bosatlas op de begane grond van het museum.

Aardrijkskunde in het Onderwijsmuseum 

Het Nationaal Onderwijsmuseum schetst met Stap in de wereld van De Bosatlas de ontwikkeling van atlassen in het onderwijs. De Bosatlas kwam meer dan 140 jaar geleden voor het eerst uit en werd een icoon in het aardrijkskundeonderwijs. 

 

In 1877 bracht Pieter Roelf Bos de eerste versie van zijn atlas uit. In die tijd was het vak aardrijkskunde vooral gericht op kennis van landen en volken, én van topografie. Didacticus Bos doorzag wat leerlingen nodig hadden: kaarten die niet te veel informatie bevatten, enkel dat wat de leerlingen moesten leren en onthouden. De ‘kunst van het weglaten’ werd het handelsmerk van De Bosatlas, en was ook de oorspronkelijke titel van de tentoonstelling, die eerder te zien was in het GRID in Groningen. Het accent lag daar vooral op de vormgeving. Het Onderwijsmuseum in Dordrecht heeft een reeks elementen toegevoegd en de verrijkte opstelling Stap in de wereld van De Bosatlas focust meer op het gebruik in het onderwijs. Daar is ‘de Bos’ immers niet meer weg te denken. 

Overal atlassen 

Veel mensen weten nu nog welke editie van De Bosatlas ze vroeger op school gebruikten, bijvoorbeeld die met het grijze omslag en de blauwe letters, een ontwerp van Wim Crouwel (46e druk, 1968). Weinig mensen zullen schoolboeken van hun middelbare-schoolperiode bewaard hebben, maar de atlas staat meestal nog in de boekenkast. Voor sommigen als verzamelobject of erfstuk, want atlassen worden zelfs van generatie op generatie doorgegeven. Voor anderen als naslagwerk, of om bij weg te dromen over verre oorden. Maar bovenal is de atlas bekend uit de middelbare-schoolperiode, waarin je leerde hoe je kaarten moest lezen. 

De tentoonstelling laat met diverse voorbeelden zien hoe P.R. Bos zich afvroeg wat echt nodig was voor leerlingen en alleen dat op de kaarten liet terugkomen. Hij was daarin niet de enige. Rond die tijd verschenen ook de Schoolatlas der geheele aarde (1877) van Beekman en Schuiling en Rijkens’ Schoolatlas van Nederland en zijne bezittingen (1882) van Bos’ schoonvader. Bos zag ze als serieuze concurrenten, maar haalde er ook inspiratie uit. Deze atlassen zijn ook in de tentoonstelling te zien, zodat je de verschillen én overeenkomsten kunt ontdekken. 

Didactiek voorop 

Bos dacht ook na over praktische zaken. Zo werden lokalen eind 19e eeuw in donkere dagen verlicht met gaslampen. Die leverden niet genoeg zicht om goed te kunnen lezen, vooral in atlassen met donkere kleuren. Bos besloot de kleur van de diepte van oceanen om te draaien. Donker op de ondiepe plekken, bijvoorbeeld langs kustlijnen, licht op de diepste plekken. Zo werd de scheiding tussen land en zee beter zichtbaar. Concurrerende atlasmakers vonden het een vreemde zet, maar Bos liet zich niet van de wijs brengen. In de tentoonstelling zijn voorbeelden van deze omgekeerde oceaankleuren op een oude kaart te zien. Al een jaar voor zijn eerste atlas publiceerde Bos een aardrijkskundig leerboek voor de net opgerichte hbs. De atlas vormde daarop een aanvulling. Tegenwoordig zie je dat nog steeds terug: lesmethoden kunnen niet zonder atlas. 

BEELD: ONDERWIJSMUSEUM
Het Nationaal Onderwijsmuseum toont ook een aantal missers uit De Bosatlas, zoals de oceaantrog Moiré ten zuidoosten van Nieuw-Zeeland die op de kaart verscheen na een misverstand tussen corrector en vormgever.

Tijdgeest 

Na Bos’ overlijden in 1902 bleef de atlas verschijnen onder zijn naam. In de tentoonstelling is te zien hoe de witte plekken in Afrika gaandeweg ingetekend raakten en hoe na de val van de Muur de nieuwe grenzen in Oost-Europa op een inlegvel in de atlas verschenen. Het ging niet altijd goed: missers als een grafiek met het aantal tijgers in Afrika (die daar niet voorkomen) en een kaartfragment met de oceaantrog ‘Moire’ bij Nieuw-Zeeland (zie afbeelding), zijn ook te zien in Dordrecht.

De tentoonstelling maakt duidelijk hoe de wereld én onze zienswijzen veranderden. Halverwege de 20e eeuw stonden in de atlas nog kaarten van de rassenverdeling in Amerika, die we nu als racistisch bestempelen. Daarmee is de expositie meer dan een ode aan De Bosatlas. Hij toont ook de dynamiek van het vak aardrijkskunde in de afgelopen anderhalve eeuw.

 

De tentoonstelling Stap in de wereld van de Bosatlas is tot eind 2020 te zien in het Onderwijsmuseum in Dordrecht.
Met dank aan Saskia Noordoven, Linda Terpstra en Jacques Dane voor tekst en uitleg.  

Het Nationaal Onderwijsmuseum
Holland

De Holland’, een markant pand uit 1859 van architect Siebold van Ravesteijn. Het ligt op loopafstand van station Dordrecht en is sinds een jaar of drie de thuisbasis van het Nationaal Onderwijsmuseum. Dit voormalige kantoor van de gelijknamige verzekeringsmaatschappij had jaren leeggestaan en is volledig gerenoveerd voor de uitgebreide collectie van het museum. De permanente collectie op de eerste verdieping toont de ontwikkeling van het onderwijs in Nederland, van vroeger tot nu. Het is een feest van herkenning. De letterbak die je in groep 3 gebruikte, haakwerkjes die je bij handenarbeid moest maken, opgezette dieren uit de biologielessen, en wandplaten. Na een paar minuten komen de verhalen uit je schooltijd vanzelf boven; zo kun je er uren doorbrengen. Op de begane grond is ruimte voor wisselende exposities. Hier beland je in een walhalla voor geografen, de wereld van De Bosatlas, waar je overigens ook andere atlassen, wandkaarten en aardrijkskundige schoolplaten vindt.