Unesco in Nederland: lokale inkleuring van een mondiale organisatie

10 oktober 2022
Auteurs:
Marike Bontenbal
German University of Technology, Oman
Dit artikel is verschenen in: geografie oktober 2022
werelderfgoed
Kennis
FOTO: LMUNA/FACEBOOK
Het Lorentz Lyceum in Arnhem, een officiële Unesco school, organiseert ieder jaar een eigen Model United Nations-conferentie.

Unesco is vooral bekend van het Werelderfgoed, maar staat voor veel meer. Wat precies? De mondiale VN-organisatie die vanuit het hoofdkwartier in Parijs verdragen uitvoert en programma’s beheert, lijkt ver weg. Er is echter ook een stelsel van decentrale netwerken, waardoor Unesco dichter in onze leefomgeving komt dan je denkt – ook in Nederland.

Vorige zomer kon Nederland twee bestemmingen toevoegen aan de lijst van werelderfgoederen: de Koloniën van Weldadigheid in Frederiksoord, Wilhelminaoord en Veenhuizen, en de Neder-Germaanse Limes, de voormalige noordelijke grens van het Romeinse Rijk die loopt van Katwijk aan Zee tot aan de Duitse grens bij Tolkamer. Verder werd de Stelling van Amsterdam uitgebreid met de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

De drie aanwinsten zijn gebieden van forse omvang waar ook gewoond en gewerkt wordt. Zo betreedt Unesco de dagelijkse leefomgeving van heel wat mensen. Is dat uitzonderlijk, Unesco zo dicht bij huis? Niet echt. De VN-organisatie kent predicaten toe zoals de Unesco Werelderfgoed-status én beheert wereldwijde netwerken die lokale plekken met elkaar verbinden. We zoomen in op deze decentrale structuur en wat je daarvan terugziet in Nederland.

Vorige zomer kon Nederland twee bestemmingen toevoegen aan de lijst van werelderfgoederen: de Koloniën van Weldadigheid in Frederiksoord, Wilhelminaoord en Veenhuizen, en de Neder-Germaanse Limes, de voormalige noordelijke grens van het Romeinse Rijk die loopt van Katwijk aan Zee tot aan de Duitse grens bij Tolkamer. Verder werd de Stelling van Amsterdam uitgebreid met de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

De drie aanwinsten zijn gebieden van forse omvang waar ook gewoond en gewerkt wordt. Zo betreedt Unesco de dagelijkse leefomgeving van heel wat mensen. Is dat uitzonderlijk, Unesco zo dicht bij huis? Niet echt. De VN-organisatie kent predicaten toe zoals de Unesco Werelderfgoed-status én beheert wereldwijde netwerken die lokale plekken met elkaar verbinden. We zoomen in op deze decentrale structuur en wat je daarvan terugziet in Nederland.

Duurzame ontwikkeling

Unesco, de United Nations Educational Scientific and Cultural Organisation, is een organisatie van de Verenigde Naties, waarvan bijna alle landen in de wereld lid zijn. Samen nemen zij beslissingen, bijvoorbeeld over het toekennen van de Werelderfgoed-status aan een bijzonder erfgoed, over de koers van de organisatie en over de uitvoering van programma’s om culturen samen te brengen, de veiligheid van journalisten te bevorderen en onderwijs te versterken. Unesco staat bekend als de denktank van de Verenigde Naties: hier komt de wereld samen om te praten over vrede en welzijn, om van gedachten te wisselen over hoe we elkaar wereldwijd beter kunnen begrijpen en om de dialoog te voeren over mensenrechten, democratie en het tegengaan van uitsluiting en ongelijkheid.

Het motto van Unesco is sinds 1946: ‘Since wars begin in the minds of men, it is in the minds of men that the defences of peace must be constructed’. Het doel is ‘vrede in de hoofden van de mensen’ te bereiken. Als mensen elkaar beter begrijpen en er meer tolerantie is, zal vrede zegevieren. Deze benadering komt voort uit westerse waarden, geworteld in het denken van de Verlichting en het humanisme, die bij de oprichting van de organisatie domineerden.

Sinds 2015 gebruiken de Verenigde Naties een gezamenlijke agenda en taal om de missie uit te dragen van een betere toekomst voor iedereen. Deze Agenda 2030 is onderverdeeld in zeventien thema’s, de Sustainable Development Goals. Ook voor Unesco zijn deze SDG’s inmiddels leidend, waarmee het naoorlogse motto van ‘peace in the minds of men’ is doorvertaald naar de 21e eeuw. Het streven naar duurzame ontwikkeling heeft zo een centrale plek gekregen in het werk van Unesco. 

Het klinkt mooi, zo’n mondiaal mantra. Maar kan de organisatie dat waarmaken? De uitdaging is inderdaad enorm. Ten eerste vanwege een sterk uitgewaaierd werkterrein, dat zich moeilijk laat managen. De organisatie is behalve op het gebied van erfgoed en cultuur namelijk ook actief in de wetenschap, het onderwijs en de communicatie & informatie. Ten tweede omdat Unesco als mondiale organisatie mijlenver af staat van het leven van gewone mensen, waar de gewenste effecten hun weerslag moeten gaan krijgen. Hoe gaat Unesco daarmee om?

De Unesco is ook actief in de wetenschap, het onderwijs en de communicatie en informatie

Multilateraal decentraal

Unesco’s antwoord is een stelsel van multilaterale afspraken die in de lidstaten moeten worden uitgevoerd, ondersteund door internationale netwerken en lijsten van Unesco-instellingen, -gebieden, -erfgoederen en -scholen. Zo ontstaat een decentrale structuur, waardoor de organisatie makkelijker de haarvaten van de samenleving kan bereiken en gemeenschappen en burgers direct kan betrekken. Daarnaast verlangt Unesco van lidstaten dat er nationale bureaus zijn, de Nationale Unesco Commissies.

Zo kan het gebeuren dat Unesco vertegenwoordigd is in je eigen stad, school of gemeenschap. Nederland telt 141 instellingen en plekken die gelieerd zijn aan Unesco. Deze scholen, erfgoederen, universiteiten, monumenten en natuurgebieden mogen het predicaat ‘Unesco’ dragen, omdat ze aan bepaalde eisen voldoen (zoals de Outstanding Universal Value van het Unesco Werelderfgoed), omdat ze Unesco hebben overtuigd dat ze een motor voor duurzame ontwikkeling zijn (Unesco Biosfeergebieden, Unesco Geoparken), of omdat ze leerlingen kennis laten maken met het gedachtegoed van de VN (Unesco-scholen). Via deze gedecentraliseerde aanpak kan de filosofie van de Verenigde Naties lokaal uitgedragen worden: hier, op deze plek, waar dit Unesco-bordje hangt, wordt gewerkt aan een betere wereld en een duurzame toekomst.

Lijsten

Het decentrale stelsel van Unesco is grofweg te verdelen in lijsten en netwerken. De lijsten vloeien voort uit verdragen of programma’s die lidstaten met elkaar afspreken. De bekendste is de Werelderfgoedlijst, die al meer dan 1150 plekken bevat. Andere voorbeelden zijn de lijsten van Immaterieel Erfgoed en van Documentair Erfgoed, en die van Unesco Geoparken en Biosfeergebieden. Bijschrijving op die lijsten helpt lidstaten scherp te krijgen welke erfgoederen, parken en gebieden binnen hun grenzen beter beschermd moeten worden. Vervolgens helpen de status (met de verdragen die daarachter schuilen) en het prestige dat daaraan wordt toegedicht, deze daadwerkelijk te beschermen.

De Werelderfgoedstatus is inmiddels zo felbegeerd (zie verderop: Aantrekkingskracht) dat bijschrijving op de lijst een competitief karakter heeft gekregen. Lidstaten mogen jaarlijks maar een beperkt aantal nominaties voordragen. Daarbij groeide de kritiek dat het aanwijzen van nieuwe Werelderfgoederen steeds vaker de uitkomst is van een politiek spel en dat lidstaten elkaar hierbij de hand boven het hoofd houden.

Netwerken

In de netwerken van Unesco heerst minder concurrentie. Deze zijn vooral gericht op sociaal partnerschap en kennisuitwisseling tussen gelijkgestemde deelnemers in verschillende landen. Het Unesco Chairs-netwerk verbindt bijvoorbeeld meer dan 902 Unesco-leerstoelen. Via dit netwerk staan universiteiten en onderzoeksinstellingen wereldwijd met elkaar in contact en wordt samengewerkt aan onderwijs en onderzoek. Andere voorbeelden zijn stedennetwerken zoals de Creative Cities en de Learning Cities. Unesco’s stedennetwerken zijn relatief jong, maar groeien snel. Netwerken kennen in principe geen limiet in aantal deelnemers; nieuwelingen worden verwelkomd. Wel erkent de organisatie dat westerse landen in de netwerken (en lijsten) overheersen: hier zijn de middelen, kennis en capaciteit aanwezig om nominaties voor te bereiden. Nominaties uit andere delen van de wereld worden sterk aangemoedigd om deze disbalans terug te dringen. China heeft de laatste jaren een enorme slag gemaakt en is nu bijvoorbeeld in het mondiale netwerk van Unesco Geoparken het best vertegenwoordigd met 41 geoparken.

Unesco in Nederland

Hoe pakt dit uit voor Nederland? Duidelijk is dat Unesco in ons land meer is dan Kinderdijk en de Waddenzee. Naast de 12 Werelderfgoederen kent ons land 79 Unesco-scholen, 13 Unesco-leerstoelhouders, 18 bijzondere historische documenten erkend door Unesco, een Unesco Geopark en een Unesco Biosfeergebied. Vijf steden hebben het Unesco-predicaat. Tot slot zijn er drie Nederlandse tradities en gebruiken erkend door Unesco (immaterieel erfgoed). En Nederland huisvest enkele (inter)nationale Unesco-instellingen (zie 'Unesco in Nederland' onderaan dit artikel).

Vooral de 79 Unesco-scholen vormen een krachtig netwerk, dat snel uitbreidt. Leerlingen maken in de klas of via werkgroepen kennis met het gedachtegoed van de VN en organiseren activiteiten rond intercultureel leren, wereldburgerschap en mensenrechten. Het gaat om basis- en middelbare scholen, mbo- en hbo-opleidingen.

Ook diverse Nederlandse universiteiten, archieven, musea en andere culturele en maatschappelijke instellingen maken deel uit van het wereldwijde Unesco-stelsel. Er zijn negen universiteiten en hogescholen met een of meer Unesco-leerstoelen. En bekende musea die door Unesco erkend documentair erfgoed herbergen, zijn bijgeschreven op de Unesco Memory of the World-lijst, zoals het Anne Frank Huis (dagboeken van Anne Frank) en het Nederlandse Instituut voor Beeld en Geluid (filmfragmenten van Kamp Westerbork uit 1944). Utrecht was de eerste Unesco-stad in Nederland en heeft sinds 2017 het predicaat Unesco City of Literature.

De uitwisseling tussen scholen, steden, gebieden en instellingen wereldwijd zorgt voor een grotere diversiteit aan kennis en gezichtspunten

Aantrekkingskracht

Het voorbeeld van Nederland laat zien hoe Unesco internationale netwerken mobiliseert op het gebied van erfgoed, creatieve industrie, onderwijs, wetenschap en duurzame gebiedsontwikkeling. Dit is allereerst aantrekkelijk voor de deelnemers zelf. Voor steden, scholen, musea en gebieden is de internationale Unesco-status begeerlijk: deze helpt met profilering, geeft erkenning en prestige, draagt bij aan economische bedrijvigheid, helpt erfgoed beschermen en biedt een handvat om het eigen verhaal te versterken. Er is inmiddels aardig wat wetenschappelijke literatuur verschenen over het belang van de Unesco-status voor steden in het kader van city branding en city diplomacy, en hoe deze helpt meer bezoekers en investeerders te trekken.

Standaardisering versus pluriformiteit

Ten tweede is het decentrale stelsel van grote betekenis voor Unesco als multilaterale organisatie.  Sinds de inwerkingtreding van het Werelderfgoedverdrag  groeide de kritiek dat een mondiale organisatie die gaat over cultuur en erfgoed, zou leiden tot een geglobaliseerde culturele eenheidsworst, en westerse waarden zou opleggen aan de rest van de wereld. Hoe legitiem is het om de experts van Unesco te laten bepalen wat erfgoed ‘van universele waarde’ is en welke culturele gebruiken de moeite waard zijn om te beschermen? Leidt dit niet tot een ongewenste standaardisering van ons begrip van erfgoed en cultuur?

Via horizontale uitwisseling tussen Unesco-scholen, -steden, -erfgoederen, -gebieden en -instellingen wereldwijd kan lokale kennis worden gedeeld, kunnen deelnemers ideeën uitwisselen over culturele, taal- en geografische grenzen heen en is er volop ruimte voor diversiteit en de inbreng van lokale, inheemse denkbeelden. Dit biedt tegenwicht aan de globaliserings- en standaardiseringstendenzen van een multilaterale organisatie.

Top-down, bottom-up

Unesco is als denktank van de VN een morele kracht in de wereldpolitiek, maar heeft een bijna onuitvoerbare taak om die morele overtuigingen te vertalen naar de praktijk. Wellicht heeft de organisatie haar succes te danken aan hoe ze die hoge idealen top-down uitdraagt en tegelijkertijd verbindt aan de praktische lokale Unesco-entiteiten bottom-up. Dit helpt om die idealen te vertalen in praktisch uitvoerbare activiteiten. En het mobiliseert deelname vanuit de samenleving en een grotere diversiteit aan kennis en gezichtspunten uit alle hoeken van de wereld.

Waar top-down en bottom-up bij elkaar komen, ontstaan natuurlijk spanningen. Is de kennis van de Unesco-experts in Parijs belangrijker dan de kennis van lokale bevolkingsgroepen? Welke prioriteiten worden gesteld? Wie bepaalt dat? Hoe kunnen we echte deelname in mondiale besluitvorming van onderop organiseren? Het zijn vragen waar de organisatie mee worstelt.

Met de verdere uitbreiding van lijsten en de groei van netwerken verschuift de macht binnen het Unesco-stelsel van het niveau van lidstaten naar het lokale. De Unesco-steden, -gebieden, -scholen en -instellingen hebben hun eigen nationale overheid niet nodig om in contact te staan met elkaar en met Unesco. Hun deelname aan netwerken of hun plek op de lijsten geeft hen direct toegang tot het internationale systeem en de internationale politieke arena.

In een pluriforme wereld waar multilateralisme vaak moeizaam verloopt en waar de rol van de staat als primair bestuursniveau steeds meer betwist wordt, weet Unesco zich voorzien van een wijdvertakte en decentrale structuur om in verbinding te staan met het lokale niveau van gemeenschappen en burgers. Dit is ongetwijfeld een groot pluspunt voor het voortbestaan van de organisatie.

BEELD: BAREND KÖBBEN/GEOGRAFIE

Unesco in Nederland

Nederland is met 141 Unesco-sites goed vertegenwoordigd in het mondiale decentrale stelsel van de Unesco. Het gaat om de volgende categorieën.

Werelderfgoed – Dit is Unesco’s bekendste status. Er wordt onderscheid gemaakt tussen natuurlijk en cultureel werelderfgoed (een mengvorm kan ook). Nederland kent er twaalf, waaronder de Waddenzee, de Van Nellefabriek in Rotterdam, Willemstad op Curaçao en het Woudagemaal in Lemmer.

Geoparken – Geologie staat hier centraal. De Unesco-signatuur dient niet alleen om geologisch erfgoed te beschermen en onder de aandacht te brengen, maar ook als basis voor een gemeenschappelijke visie, die lokale partijen bij elkaar brengt om samen te werken aan duurzame gebiedsontwikkeling. Nederland kent één Unesco Geopark, de Hondsrug in Drenthe. Verder zijn er Unesco-nominaties in voorbereiding, zoals Schelde-Delta, Peelhorst-Maasvallei en Heuvelrug, Gooi en Vecht.

FOTO: MAASHEGGEN UNESCO
Het Maasheggengebied bij Boxmeer is Unesco Biosfeergebied.

Biosfeergebieden – Deze zijn gericht op duurzame gebiedsontwikkeling. Ze kennen een kernzone, waarin de natuur een beschermde status heeft (zoals Natura 2000). In de zones daaromheen is ruimte voor functioneel ruimtegebruik (landbouw, recreatie, wonen en werken) waarbij natuurinclusief denken en handelen het uitgangspunt zijn. Sinds 2018 is het Maasheggengebied, een eeuwenoud cultuurlandschap nabij Cuijk en Boxmeer, Unesco Biosfeergebied.

Steden – Utrecht en Leeuwarden mogen zich Unesco City of Literature noemen. Den Bosch, Philipsburg (Sint Maarten) en Groningen zijn Unesco Learning Cities. De netwerken zijn opgericht om kennis uit te wisselen over hoe je als stad met de inzet van de creatieve industrie, cultuur, onderwijs en een leven lang leren, het welzijn van de inwoners kunt verbeteren.

Documentair en immaterieel erfgoed – Het gaat hier om respectievelijk bijzondere documenten (boeken, papieren collecties, filmmateriaal, archieven, geluidsopnames, enzovoorts) en niet-tastbaar, ‘levend’ erfgoed zoals tradities en gebruiken. In Nederland staan onder andere de dagboeken van Anne Frank, filmbeelden van Westerbork uit 1944 en de Archieven van de West-Indische Compagnie op de lijst van Unesco Documentair erfgoed. Het ambacht van molenaar, de corsocultuur en de valkerij zijn bijgeschreven op de lijst van Immaterieel erfgoed.

Scholen en leerstoelen – Er zijn 79 Unesco-scholen en 13 leerstoelenhouders in Nederland. De eerste bevinden zich vooral in het midden en westen van het land; van een evenwichtige geografische spreiding is geen sprake.  

Unesco-instellingen – Nederland huisvest enkele Unesco-instanties, waaronder de Nederlandse Unesco Commissie. Deze is 1946 ingesteld om het gedachtegoed van Unesco uit te dragen in de Nederlandse samenleving en om de overheid te adviseren over Unesco-aangelegenheden. Ook Aruba, Sint Maarten en Curaçao hebben Unesco Commissies. Daarnaast is er het Unesco-instituut IHE Delft, waar waterprofessionals uit de hele wereld opgeleid worden. Op dezelfde locatie zit ook het Unesco-instituut voor Grondwateronderzoek IGRAC. De Emmabibliotheek in Utrecht huisvest een bijzondere collectie Unesco-boeken, rapporten en documenten en organiseert een Unesco Escape Room: The Lost Book?

Unesco (1)

Marike Bontenbal was van 2015 tot 2021 werkzaam bij de Nederlandse Unesco Commissie. Ze werkt nu bij het ministerie van LNV, en schrijft in Geografie op persoonlijke titel. Dit is het eerste deel van een drieluik. In volgende nummers gaat ze verder in op de maatschappelijke discussie over hoe Unesco erfgoed beschermt, en de soms botsende belangen in Unesco-gebieden: die van het beschermen van erfgoed enerzijds en het bevorderen van duurzame sociaaleconomische ontwikkeling anderzijds.