Urbanisatie in de atlas

1 december 2018
Auteurs:
Kees de Heus
Hogeschool Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie november/december 2018
onderwijs
Opinie
vliegpark Vlissingen
FOTO: RYOJI IWATA/UNSPLASH

Met de voortschrijdende urbanisatie werden steden gaandeweg beter weergegeven in de schoolatlassen. Aanvankelijk enkel het bebouwde gebied en enkele infrastructurele elementen, later ook steeds meer functies – economische en bestuurlijke – en ook processen. 

 

In de eerste Schoolatlas der Geheele Aarde (1877) van P.R. Bos, leraar aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Groningen, staan twee inzetkaartjes van steden. Het ene toont Parijs en omstreken, met spoorlijnen en een verdedigingslinie. Daarbinnen zijn drie gebieden onderscheiden, het oudste met een donkere arcering, een gebied met een lichte arcering dat kennelijk de 19e-eeuwse uitbreiding weergeeft en een wit deel dat waarschijnlijk niet bebouwd is. Helemaal zeker is dit niet, want een legenda ontbreekt. Het andere kaartje toont het Engelse industriegebied rondom Manchester met alleen plaatsnamen zoals Bolton, Preston en Sheffield, zonder een titel waaruit je zou kunnen opmaken dat het hier om een industriegebied gaat. 

Het Beknopt leerboek der Aardrijkskunde van Bos uit 1876 vermeldt over Parijs niet dat de spoorwegen het hele land met de hoofdstad verbinden, wel dat er in Parijs veel nijverheid en handel is, zonder dat verder te specificeren. Het leerboek bevat een uitgebreidere beschrijving van Londen, met aanduidingen van de aanwezige industrie zoals scheepsbouw, handel en ook dat er veel wetenschap en kunst te vinden is. In de schoolatlas van Bos is Londen echter niet opgenomen. 

De leraar heeft eind 19e eeuw dus heel wat te doen als hij relaties wil leggen tussen bijvoorbeeld transport en stedelijke ontwikkeling. Zou hij zelf kaarten getekend hebben op het schoolbord met diverse kleuren krijt?

Parijs en omstreken
Uit: Bos’ Schoolatlas der Geheele Aarde,
1877; Uitgeverij: Wolters, Groningen.

Meer steden 

In de Schoolatlas van Bos en Zeeman uit 1924, de tweede, geheel bewerkte druk, is het aantal kaarten met steden en stedelijke gebieden flink toegenomen. Het ‘Voorbericht’ meldt dat de schoolgeografie inmiddels over de hele linie in het teken staat van de economie. Dat komt tot uiting in een aantal kaarten van industriegebieden, soms met de aanduiding ‘district’, waarop de grote steden staan, bijvoorbeeld het Industriedistrict Twente en het Ruhrdistrict. Ook Engelse en Schotse gebieden zijn vertegenwoordigd met kaartjes van Glasgow, Birmingham, Liverpool en omliggende plaatsen. 

Nauwkeuriger zijn de weergaven van Amsterdam en Rotterdam, waarop ook uitbreidingen van bebouwing en havengebieden te zien zijn. Hierbij kan de leraar bijvoorbeeld ingaan op de richting van de uitbreidingen, belemmeringen daarvoor, en het verband tussen de uitbreidingen en de nieuwe infrastructuur. Buiten Europa is er een kaart van New York met daarop de bebouwing die verder reikt dan Manhattan. Maar zonder verdere aanduiding van industrie of scheepvaartverbindingen. Een geduchte concurrent van de atlas van Bos is op dat moment de Schoolatlas der Geheele Aarde van Beekman en Schuiling, een uitgave van Thieme in Zutphen. De 6e druk van rond 1914 bevat een groot aantal kaarten van steden, zoals Berlijn, Constantinopel, San Francisco en New York. Amsterdam en Rotterdam zijn aangeduid als handelssteden en in de weergave van bebouwing en havens zijn de kaarten in de Thieme-atlas te beschouwen als ‘voorloper’ van de kaarten in de Bosatlas van 1924. De Thieme- atlas toont veel meer steden dan de Bosatlas en ook veel gedetailleerder – Parijs zelfs op twee schaalniveaus. De kaart biedt mogelijkheden om de omwalling te verbinden met vragen over de latere Périphérique (ringweg) en andere infrastructurele elementen, in Parijs en in andere steden. Maar de Thieme-atlas verdwijnt na 1927 uit beeld en ‘De Bos’ groeit uit tot het icoon van het aardrijkskundeonderwijs. 

Indonesië 

De Bosatlas van 1955, 39e druk, is een voortzetting van die uit 1924 wat betreft de steden en stedelijke gebieden. Londen en Parijs staan erin, evenals New York, Vaticaanstad, Willemstad op Curaçao, en Paramaribo. Op deze kaarten is het bebouwde gebied aangegeven zonder specificatie van functies. Misschien geven sommige leraren hun leerlingen in die tijd de opdracht het stadscentrum in te tekenen. 

Frappant zijn de kaarten van Indonesië waarop steden als Djakarta, Medan en Surabaya groot (schaal) zijn weergegeven. In dezelfde atlas moet New York het doen met een inzetkaartje bij de Verenigde Staten. De kaarten van Indonesië zijn ongetwijfeld van F.J. Ormeling, die tot 1955 directeur is van de Indonesische Cartografische Dienst. Op de atlas staat ook dat de uitgever Wolters Noordhoff nog een vestiging heeft in Djakarta. 

Vlissingen
Parijs en omstreken
Parijs
Uit: Schoolatlas der Geheele Aarde, rond 1914, Beekman en Schuiling

Stedelijke groei 

De Bosatlas van 1968, 46e druk, is in alle opzichten een sprong voorwaarts. Het ‘Voorbericht’ schetst de overwegingen die geleid hebben tot het opnemen of verdwijnen van kaarten in de nieuwe uitgave, zoals politieke, economische en infrastructurele veranderingen. Een van de genoemde redenen is de toenemende urbanisatie. De 46e druk bevat veel meer kaarten van grote (hoofd)steden; naast Londen en Parijs nu ook Rome en Moskou. Voor Nederland is er een kaart van Eindhoven met pijlen die de dagelijkse mobiliteit weergeven van en naar het direct omliggende gebied en verder weg gelegen gemeenten en provincies. Met deze kaart kan een docent zowaar aan de slag met het Daily Urban System, al wordt dat begrip nog niet vermeld. In de 48e druk uit 1976 is Eindhoven weer geschrapt, maar op de kaarten van Parijs en Londen verschijnen nu respectievelijk de Villes Nouvelles en New Towns als nieuwe stedelijke elementen. De kaartmakers beperken zich nog tot het weergeven van stedelijke bebouwing in achtereenvolgende perioden; in feite het begrip (fysieke) stedelijke groei. 

Bij Nederland valt een voorzichtige aanduiding van Almere op, overigens zonder het begrip groeikern. De ruimtelijke ordening krijgt wel een kaart, maar daarop staan alleen bestuurlijke regelingen op gemeentelijk niveau. 

Ruimtelijke ordening 

De 50e druk uit 1988 besteedt eindelijk uitgebreid aandacht aan ruimtelijke ordening op allerlei schaalniveaus, variërend van een kaart over de sanering in het Zwaansteeggebied in Utrecht tot een kaart van de Structuurschets stedelijke gebieden, met groeikernen en groeisteden. 

Met het eindexamenonderwerp Marokko komt de geleding van Marrakech op twee schaalniveaus de atlas binnen. De leraar kan zo aan de slag met vragen over het verschil tussen de Franse stad en de traditionele stad in Noord-Afrika en het Midden-Oosten met de medina en kashba. Net als op de kaart van Parijs en Londen is hier een functionele geleding te ontdekken, omdat niet alleen de bebouwing maar ook de functies van de bebouwing staan aangegeven. 

Parijs wordt zelfs op drie schaalniveaus besproken: eerst binnen Noordwest-Frankrijk, vervolgens als Île de France met de acht departementen en ten slotte als stadscentrum (zie kaarten boven en onder). De laatste kaart biedt meteen de kans leerlingen te bevragen over het begrip stadscentrum en dit vervolgens in te zetten bij de kaart van Île de France. La Défense als zakengebied komt automatisch naar voren en dat kunnen groepjes leerlingen benaderen vanuit begrippen als stadsvernieuwing, planning en (de)concentratie. 

Ook Johannesburg met de townships, overigens niet zo benoemd, krijgt een plaats. Op de kaart van Noord-Amerika is de Boswash-regio aangeduid zonder een begrip als megalopolis of conurbatie te gebruiken. Een opdracht zou kunnen zijn: Teken en kleur de conurbatie SanSan in het westen van de VS op een kaart in en vergelijk daarna beide conurbaties wat betreft ruimtelijke en demografische omvang, gebruikmakend van encyclopedieën (internet bestaat dan nog nauwelijks). 

Kaart Parijs (Île de France).
Uit: De Grote Bosatlas, 50e druk (1988), kaart 74C.

Eigen omgeving 

In de 52e druk uit 2001 wordt het thema 'Eigen omgeving' toegelicht aan de hand van luchtfoto’s van Alkmaar, overigens zonder een duidelijke relatie te leggen met de kaarten die eronder staan. De leraar kan de leerlingen wel vragen naar die relatie door de plek van de luchtfoto’s in de kaarten te laten intekenen en dan de kenmerken van bebouwing en stratenpatroon te laten benoemen. 

Deze editie bevat veel kaarten over verstedelijking, ruimtelijke ordening en regionale beeldvorming in Nederland. Parijs en New York blijven; Berlijn, Londen en Rome verdwijnen uit beeld. 

Eindexamenonderwerpen 

De kans om met een stad op drie schaalniveaus aan de slag te gaan, zoals in de 50e tot en met 52e editie gebeurt met Parijs, is in de volgende druk verdwenen. Weliswaar bevat de 53e editie kaarten van New York op drie schaalniveaus, maar de thematiek van de kaarten verschilt zo dat je moeilijk van schaal kunt verspringen met een zelfde vraag. 

Stedelijke verschijnselen in Zuidoost-Azië komen als eindexamenonderwerp nadrukkelijk naar voren. Zo bevat de atlas kaartjes van ICT-stad Bengaluru, de slums in Mumbai, de Multimedia Super Corridor in Maleisië en de geleding en uitbouw van Singapore. Vanwege het eindexamenonderwerp Stedelijke knooppunten in mondiale netwerken en hun ruimtelijke kenmerken zijn economische, politieke en culturele aspecten van Los Angeles, New York en Washington weergegeven. Begrippen als edge cities, etnische enclaves en gentrification doen hierbij hun intrede in de atlas. Als laatste grote Europese stad is Parijs, na bijna 130 jaar, als voorbeeld van stedelijke ontwikkeling en geleding uit deze editie van de Bosatlas verdwenen.  

In 2018 krijgt De Bosatlas toch weer concurrentie, dit keer van Alcarta, uitgegeven door… Thieme. Hoe de 55e editie van de Bos en de nieuwkomer omgaan met stedelijke thema’s is te lezen op Kaart Parijs (stadscentrum). 

Kaart Parijs (stadscentrum).
Uit: De Grote Bosatlas, 50e druk (1988), kaart 74B.