Isabel Rump volgt de masteropleiding Geografie, Educatie en Communicatie aan de Universiteit Utrecht en schreef dit artikel voor de cursus Atelier.
Veenkoloniale Vrouwen
De opkomst van de turfwinning zorgde voor een enorme economische groei in het noorden van Nederland. Wanneer men nu terugkijkt naar deze periode van bloei, wordt vaak een belangrijke groep mensen weggelaten uit de geschiedenis: de Veenkoloniale vrouwen. Hoewel zij uit de geschiedenis verdwenen lijken, hebben zij een belangrijke rol gespeeld in de Veenkoloniën.
Afgelopen zomer kwam ik erachter dat mijn familie een stuk grond in het Friesche Veen in Paterswolde bezit. Eén van mijn voorouders is als turfsteker vanuit Friesland naar het noorden van Drenthe gegaan om te werken. Als dank voor zijn werk heeft hij toen een stukje grond gekregen in het Friesche Veen. Tegenwoordig is het Friesche Veen een natuurgebied, waar ik als kind vaak met mijn familie kwam. Dat wij er, samen met vele anderen, mede-eigenaar van zijn wisten wij op dat moment nog niet. Toen ik ontdekte dat mijn familie sterk betrokken is geweest bij de ontginning wilde ik meer weten over de veenontginningen in Noord-Nederland.
Het ontstaan van de Veenkoloniën
Tijdens het midden-Holoceen, ongeveer 9200-5700 jaar geleden, zijn dikke veenpakketten ontstaan in grote delen van Nederland. Dit veen bestaat uit opgestapeld organisch materiaal, dat door de aanwezigheid van water niet is vergaan. Deze veengronden bevatten dus een dicht pakket aan koolstof, wat het materiaal enorm geschikt maakt voor het gebruik als brandstof. Om het veen aan te kunnen steken moest het eerst gedroogd worden, dit gedroogde veen wordt ook wel turf genoemd.
Omdat gedroogd veen erg geschikt is als brandstof werd al vanaf de middeleeuwen veen ontgonnen. Dit gebeurde eerst vooral in het westen van Nederland, maar toen de vraag naar brandstof vanaf de 17e eeuw toenam begon men ook in het noorden van het land veen af te graven. Dit startte in Friesland en verspreidde zich, via onder andere Paterswolde, verder richting het oosten.
Op de plekken waar arbeiders naartoe trokken om turf te steken ontstonden Veenkoloniën. Hoewel deze op meerdere plekken in het land voorkwamen worden tegenwoordig met ‘de Veenkoloniën’ de nederzettingen in het oosten van Groningen en Drenthe bedoeld. De ontginning van veen begon in 1621 in Sappemeer, in de buurt van waar ik zelf ben opgegroeid. In de volgende eeuwen breidden de Veenkoloniën zich uit in zuidoostelijke richting tot aan Klazienaveen.
Turfwinning
De turfwinning zorgde voor een periode van grote bloei in de Veenkoloniën. Denkend aan arbeiders die hard in veenlagen staan te graven zullen de meeste mensen zich waarschijnlijk mannen voor de geest halen. Echter, turfwinning kon niet bestaan zonder het werk van vrouwen. Volgens Hendrik Andries Hachmer, werkzaam in het Veenkoloniaal Museum in Veendam, waren de vrouwen sterk betrokken bij de veenontginning. Het afgraven van het veen gebeurde in het voorjaar en was mannenwerk. Het keren van de turven voor het drogen gebeurde in de zomer, vaak door vrouwen evenals het inladen van de droge turf in schepen waarmee het vervoerd werd.
Zeevaart
Dankzij de binnenlandse turfvaart kwamen er steeds meer scheepsbouwers in de regio. Doordat de vraag naar turf groot was bleven ook de schepen steeds verder groeien en gingen deze scheepsbouwers zich richten op de zeevaart. Een tweede periode van bloei kwam op in de Veenkoloniën. In zijn boek Voortvarende Vrouwen in de Veenkoloniale zeevaart schrijft Hachmer over de rol die de vrouwen binnen deze scheepvaart hadden, en de rol die zij vervolgens speelden binnen de regionale ontwikkelingen in die tijd.
Hoewel Nederlandse schippersvrouwen vaker met hun man mee aan boord gingen was de rol van de Veenkoloniale vrouw vaak anders dan die van haar gelijken uit andere regio’s. Waar anderen volgens Hachmer vooral voor de gezelligheid of de zakelijke aangelegenheid met hun man meegingen was dit voor de Veenkoloniale vrouw niet het geval. De schepen uit de Veenkoloniën waren echte familiebedrijven. De vrouwen hielpen dan ook actief mee aan boord. Ook hielden zij vaak de log- en kasboeken bij.
De Veenkoloniërs reisden vooral richting Engeland en landen langs de Middellandse - en de Oostzee. Door deze reizen kwamen de vrouwen in aanraking met nieuwe objecten en ideeën en namen die mee terug naar hun woonplaats. Een belangrijk voorbeeld hiervan waren modetrends. Naast de kleding die de vrouwen in het buitenland kochten, namen zij ook mode-gebruiken over. Het meest bekende is het stoppen met het dragen van de zogenoemde ‘floddermuts’ en oorijzers. Hoewel dit in het begin bij de andere Veenkoloniale vrouwen wel wat vraagtekens opriep deden zij langzaam mee met de varende vrouwen. Daarnaast introduceerden de varende vrouwen ook de paraplu in de Veenkoloniën.
Veenminisme
Hoewel de welvarendheid in de regio niet had kunnen bestaan zonder de inzet van vrouwen zijn zij vaak niet terug te vinden in de geschiedschrijving. De laatste jaren is er gelukkig een beweging gaande om de vrouw terug te brengen in de verhalen uit het verleden. Hierbij wordt vooral gebruikgemaakt van foto’s en brieven. Met name de brieven die de varende vrouwen schreven naar het thuisfront spelen hierbij een belangrijke rol.
Tegenwoordig is het Friesche Veen een beschermd gebied. Het is niet meer toegankelijk voor bezoekers en ik ben er zelf dan ook al een lange tijd niet meer geweest. Toch voel ik mij door mijn voorouders en de kracht van de vrouwen uit het verleden nog altijd verbonden met het veen. Ik noem mijzelf dan ook met trots een veenminist.
BRONNEN
- Hachmer, H. A. (2020). Voortvarende vrouwen in de Veenkoloniale zeevaart. Veenkoloniaal Museum Veendam.
- Hofstede, B. (2023, 28 juli). Hoe de vrouw verdween uit de geschiedenis. De Correspondent.
- Duijvendak, M. (2021). De perfecte periferie: Turf, gas en Oost-Groningen. Groniek, (228/229).