Wereldbeelden vol zeemonsters

1 oktober 2016
Dit artikel is verschenen in: geografie oktober 2016
cartografie
Kennis
wereldbeeld
Kaartblad van de Carta Marina (1516) van Martin Waldseemüller, met de Portugese koning Emanuel op een zeemonster, als heerser over de handelsroute tussen Afrika en Inda via Kaap de Goede Hoop

Precies vijfhonderd jaar geleden beeldde Martin Waldseemüller op zijn Carta Marina de Portugese koning Emanuel de Gelukkige af, gezeten op de rug van een zeemonster. Was dit slechts een symbool van de Portugese overheersing op de wereldzeeën of geloofden de 16e-eeuwse kaartlezers echt in die zeewezens?

 

Waarom zijn zeekaarten zo oneindig veel fascinerender dan landkaarten’, vraagt Robert Putman zich af in zijn boek Nederlandse zeekaarten uit de gouden eeuw. ‘Vermoedelijk komt dat doordat we ons realiseren van welk wezenlijk belang zij zijn in het dagelijks leven aan boord van de schepen.’ Maar de meeste van de bewaard gebleven zeekaarten werden helemaal niet gebruikt voor navigatie. Ze waren een statussymbool van rijke klasse. Wat is toch hun betovering?

Volgens de documentairereeks The Beauty of Maps van BBC4 zijn zulke kaarten veel meer dan tweedimensionale afbeeldingen van een fysieke wereld. Een kaart is een synthese van topografie, geografie, geschiedenis en kunst. Kaarten waren duur en hingen als kunstwerken aan de muur, net als Vermeers schilderijen uit de gouden eeuw. Op de zeekaarten tekenden cartografen zeemonsters, om de toeschouwers te vermaken en te onderwijzen over de dieren waarvan men vermoedde dat ze leefden onder de zeespiegel. Naar moderne maatstaven lijken ze misschien afkomstig uit fabels, maar volgens de Amerikaanse historicus Chet Van Duzer, gespecialiseerd in middeleeuwse cartografie, ‘werden de meeste [dieren] nagetekend uit wat de cartografen zagen als wetenschappelijke, gezaghebbende boeken.’ Hij concludeert dat ‘de meeste zeemonsters laten zien dat de cartograaf moeite heeft gedaan om accuraat te zijn in de uitbeelding van wat er leefde in de zee’. Maar wat was dat dan precies? En hoe veranderden de ideeën daarover in de 16e eeuw? We bekijken vier hoogtepunten uit de 16e-eeuwse cartografie, de Cartae Marinae van Waldseemüller (1516) en Magnus (1539), de eerste kaart van Amerika door Gutiérrez en Cock (1562) en de eerste wereldatlas, Ortelius’ Theatrum Orbis Terrarum (1570).

Waldseemüller

De eerste gedrukte zeekaart is de Carta Marina uit 1516 van de Duitser Martin Waldseemüller alias Martinus Ilacomilus. Deze cartograaf is vooral bekend omdat hij in 1507 als eerste de naam ‘America’ op een kaart gebruikte. Op zijn Carta Marina komt die naam niet voor en ook de Stille Oceaan ontbreekt. Wel is de kaart rijk aan beschrijvende teksten en iconografie en dat maakt hem zeer informatief vanuit geografisch, politiek en religieus oogpunt. Onder het zuidelijkste puntje van Afrika rijdt de Portugese koning  Emanuel op een zeemonster (E); hij is de baas over de handelsroute tussen Afrika en India. Van Duzer schrijft in Sea Monsters on Medieval and Renaissance Maps dat deze tekening waarschijnlijk geïnspireerd is op een afbeelding van de zeegod Neptunus (Poseidon) op een plattegrond van Venetië door Jacopo de’ Barbari. Naast het meest oostelijke punt van Afrika bevindt zich een cartouche die de plek aangeeft waar volgens Waldseemüller de Bijbelse zeeslang de Leviathan vaak vocht tegen de walvis. Naast zeemonsters  bevat de kaart ook kannibalen. Met deze en andere afbeeldingen lijkt de kaart misschien niet al te serieus bedoeld, maar het tegendeel is waar: de Carta Marina was wetenschappelijk baanbrekend. Want waar Waldseemüller zich voor zijn wereldkaart uit 1507 nog liet inspireren door voorbeelden van Claudius Ptolemaeus uit de 2e eeuw na Christus, gebruikte hij voor zijn Carta Marina de nieuwste inzichten op het gebied van nautische cartografie, opgetekend door ontdekkingsreizigers. Zo zijn de kustlijnen overgetrokken van een zeekaart die Nicolo de Caverio rond 1503 maakte. Toch bleef Ptolemaeus’ wereldbeeld Waldseemüller beïnvloeden, want de twee zeemonsters op zijn Carta Marina lijken erg op de zeemonsters uit de Latijnse versie van Ptolemaeus’ Geographia (een atlas en verhandeling over aardrijkskunde uit rond 150 na Christus).

wereldbeeld
Olaus Magnus' Carta Marina: serpent, haaien, zee-eenhoord, octopus, walvismonsters.

Magnus

Een andere Carta Marina waar het wemelt van de zeegedrochten, stamt uit 1539 (zie kaart pag. 22/23). Meer dan 12 jaar werkte de Zweedse cartograaf Olaus Magnus aan deze vroegst bekende kaart van de Noordse landen, met een veelheid aan details en plaatsnamen. Het bekendste griezeldier van deze kaart is de reusachtige zeeslang (S). In zijn uitgebreide studie The Great Sea-Serpent: An Historical and Critical Treatise uit 1892 somt zoöloog Antoon Cornelus Oudemans meer dan 300 referenties op naar dit (later rood gekleurde) serpent met zijn opengesperde bek vol tanden. Het kan niet goed aflopen met de boot die hij in een wurggreep heeft. Er zijn meer gevaarlijke zeebeesten die mensen eten. Zo zien we zuidelijker op de kaart voor de kust een ongelukkige man die wordt belaagd door vijf vraatzuchtige vissen, waarschijnlijk haaien (H). Die werden vaak afgebeeld als bloeddorstige menseneters. Gelukkig is er ook een reuzegrote rog, die de haaien komt verjagen. Verder noordwaarts zijn onder meer een zee-eenhoorn (Z) en een octopus die eruit ziet als een reuzenkreeft (O) afgebeeld en onder IJsland walvismonsters met enorme tanden (W), die met trompetgeschal verjaagd dienen te worden. Olaus Magnus baseerde zich voor de zeewezens vooral op de Hortus Sanitatis, een omvangrijke encyclopedie uit 1491. Maar geloofde Magnus zelf in hun bestaan? Volgens crypto-zoöloog Heuvelmans wel. Cultuurhistoricus Luigi de Anna heeft een andere theorie: als vissers uit rivaliserende landen de monsters op de kaart zouden zien, bleven ze misschien weg uit de Scandinavische wateren.

Gutiérrez en cock

Ook de allereerste kaart van Amerika, de Americae Sive Quartae Orbis Partis Nova Et Exactissima Descriptio uit 1562, wemelt van het gespuis. Hij is gemaakt door de Spaanse cartograaf Diego Gutiérrez en de Vlaamse kunstenaar Hieronymus Cock en bestrijkt de oostkust van Noord-Amerika, heel Midden- en Zuid-Amerika en delen van de westelijke kusten van Europa en Afrika. Het is de eerste wandkaart van de Nieuwe Wereld en ook de eerste die de namen ‘California’ en ‘Appalachen’ (voor heel Appalachia) bevat. De kaart is rijkelijk geïllustreerd. We zien veel onderwerpen die in Europa populair waren na de eerste reis van Columbus, zoals kannibalen en Patagonische reuzen (in de gelijknamige regio). Een van de afgebeelde reuzen overhandigt een boog aan een conquistador.

En tussen Patagonië in het noorden en Vuurland in het zuiden, iets ten westen van de Straat Magellaan zien we een schip dat geplaagd wordt door twee sirenen. Ze hebben meerminstaarten en zijn hun lange haren aan het kammen in hun spiegeltjes, als een symbool voor ijdelheid. Volgens Van Duzer zijn de twee hun listen aan het oefenen op het schip, dat heen en weer geslingerd wordt in de woeste golven...

wereldbeeld
Detail uit de Americae Sive Quartae Orbis Partis Nova Et Exactissima Descriptio (1562) van Diego Gutiérrez en Hieronymus Cock. Sirenen en Patagonische reuzen.

Orthelius

In 1570 verscheen het Theatrum Orbis Terrarum, de eerst uitgegeven wereldatlas, samengesteld door Abraham Ortelius. Deze atlas bundelt 53 kaarten van andere cartografen, waaronder de wereldkaart van Jacobo Gastaldi (1561), de portolaan van de Atlantische kust van Diego Gutierrez (1562) , de wereldkaart van Gerardus Mercator (1569) en de kaart van Scandinavië van Olaus Magnus (1539). Orthelius voorzag alle kaarten van een beschrijvend commentaar en doorverwijzingen op de keerzijde. Voor het eerst werd alle West-Europese kennis van de wereld samengebracht in één boek en bij elke volgende editie kwam er nieuwe kennis bij. Zo verscheen in de uitgave van 1590 ook een kaart van IJsland door Orthelius zelf, waarop hij alle zeemonsters had overgenomen van Magnus’ kaart uit 1539. Voor de beschrijvingen van de zeewezens gebruikte Orthelius echter een veel oudere bron, Konungs skuggsjá, een oud-Noors boek uit het midden van de 13e eeuw. Orthelius gaf alle monsters eigennamen, vaak gebaseerd op de oud-Noorse namen, zoals ‘roider’, een grote vis zonder tanden en met geneeskrachtig vet, en ‘kraken’, de grootste walvis, zo groot als een klein eiland, afgebeeld met een varkenssnoet en scherpe tanden.

Adaptatie

De cartografie volgde snel nieuwe technologieën en ontdekkingen, en een veranderende smaak van het publiek. Volgens de Griekse wetenschappers Alexandra Koussoulakou en Evangelos Livieratos komt het door die vlugge adaptaties dat de cartografie haar rol steeds opnieuw definieert en zich herpositioneert. Wellicht heeft dat vermogen tot transformeren iets te maken met het multidisciplinaire karakter van de cartografie, die zich beweegt op het grensvlak van kunst en wetenschap: kaarten worden gebruikt in praktische, culturele en artistieke contexten. Net als andere kunstuitingen onthulde de cartografie een wereldbeeld, of zoals Peter Barber van de British Library en geograaf Christopher Board het uitdrukken: ‘fragmenten van de werkelijkheid, door een membraan van leugens’. In hoeverre geloofden de 16e-eeuwse toeschouwers dat de fantastische waterwezens die zij op de kaarten waarnamen, werkelijk bestonden? Wetenschappers uit die tijd wisten niet wat er leefde in de oceanen. En met de ongeletterde, vaak ondervoede, zieke en hallucinerende zeelieden als belangrijkste informatiebron kwamen cartografen ook niet veel verder. In deze tijd geloofden veel mensen nog dat elk landwezen een equivalent had in de zee: denk aan de zeehond, zeekoe, zeeleeuw enzovoorts. Dit geloof vinden we al in Plinius’ Naturalis Historia uit de 1e eeuw na Christus. Ook in veel middeleeuwse illustraties herkennen we dieren als letterlijke hybriden van onze bekende landdieren met een vissenstaart. Veel cartografen uit de 16e eeuw namen elkaars afbeeldingen over. Zo lijken Orthelius’ zeemonsters (op het Theatrum afgebeeld bij India) precies op de walvissen van Magnus (op zijn Carta Marina). Wellicht heeft Orthelius ook de kaart van Amerika gezien, waarop Gutiérrez en Cock dezelfde scène overnamen van Magnus. Zo hielden cartografen de mythen in stand. Maar in de 17e eeuw kreeg de Europese mens meer kennis van en daarmee macht over de zee. De kaarten werden steeds ‘moderner’, praktisch en minder verluchtigd. Zo nu en dan komen we nog fantasiewezens tegen, puur als illustratie, maar dat is een uitzondering. Op het achteraf geconstrueerde kantelpunt van de middeleeuwen en de nieuwe tijd veranderden de fantastische zeemonsters van geloof naar bijgeloof... en verdwenen daarmee langzaam van de kaarten. 

wereldbeeld
IJslandkaart van Orthelius: roider en kraken.

BRONNEN

  • Buisseret, D. 2003. The Mapmakers’ Quest. Depicting New Worlds in Renaissance Europe. Oxford University Press.
  • Duzer, C. van 2013. Sea Monsters on Medieval and Renaissance Maps. British Library, London.
  • Harwood, J. 2006. To the Ends of the Earth. 100 Maps that Changed the World. David & Charles Publishers, Newton Abbot.
  • Putman, R. 1983. Oude scheepskaarten en hun makers. Hoogtepunten uit vijf eeuwen cartografie. Becht, Amsterdam.
  • Nigg, J. 2013. Sea Monsters. A Voyage around the World’s Most Beguiling Map. University of Chicago Press