Westelijk-Nieuw-Guinea: Speelbal in de geopolitiek

25 november 2019
Dit artikel is verschenen in: geografie november/december 2019
geopolitiek
Kennis
FOTO: NATIONAAL ARCHIEF
Papoea's richten zich tot de Verenigde Naties om te protesteren tegen de Indonesische bezetting in 1962.

De basis van het conflict over de onafhankelijkheid van Papoea ligt 70 jaar terug. In 1949 raakten Nederland en Indonesië met elkaar in de clinch over de soevereiniteit van Nederlands-Nieuw-Guinea. Pas in 1962 kwam daar een einde aan. Over de hoofden van de Papoea’s heen werd in New York beslist over de toekomst van hun eiland. 

 

Papoea-Nieuw-Guinea is het een na grootste eiland ter wereld. Na de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949) maakte de westelijke helft als Nederlands- Nieuw-Guinea deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden. En de Nederlandse overheid was niet van plan haar laatste koloniale bezit in de regio op te geven. Het conflict over de soevereiniteit van Nederlands-Nieuw-Guinea duurde dertien jaar (1949-1962). De drie hoofdrolspelers – minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns, president John F. Kennedy en president Soekarno – hadden radicaal verschillende opvattingen over de essentie van internationale politiek. Daarnaast liepen hun belangen sterk uiteen en verschilden hun opvattingen over hoe die het best gediend konden worden. Luns wilde geen defaitisme meer, Soekarno geen kolonialisme en Kennedy geen communisme. En de Papoea’s? Die hadden het nakijken.

Joseph Luns 

Joseph Luns werd in 1952 minister van Buitenlandse Zaken en was vanaf het begin vastberaden Nederlands-Nieuw-Guinea niet over te dragen aan Indonesië. Hij beschouwde Soekarno als een dictator die in Zuidoost-Azië steeds meer territorium zou claimen wanneer Nederland het eiland zou afstaan. Daarna zouden ongetwijfeld Brits Borneo en Portugees Oost-Timor aan de beurt zijn. Na de Tweede Wereldoorlog was Nederland sowieso vastbesloten zich niet meer te laten intimideren door een dictator. Bovendien zag Luns het als zijn voornaamste taak de belangen van Nederland te behartigen. Werd Nederlands-Nieuw-Guinea opgegeven, dan zou Nederland geen internationale macht meer zijn. Luns’ strategie was onderhandelingen met Indonesië te weigeren en ondertussen diplomatieke uitnodigingen te sturen aan Washington en bezoeken af te leggen bij zijn Amerikaanse collega John Foster Dulles. Tijdens deze ontmoetingen zaaide Luns angst over het opkomende communisme in Indonesië. Toen Amerika niet zo daadkrachtig reageerde als gehoopt, zette hij een ijskastpolitiek in. Als hij maar lang genoeg zijn poot stijf hield zou er vanzelf een Amerikaanse president komen die hem zou steunen. In 1959 werd duidelijk dat de ijskastpolitiek niets uithaalde. Luns had Amerikaanse steun gevraagd in het verkrijgen van compensatie van Indonesië voor overgenomen Nederlandse eigendommen, maar het bleef stil. Toen Luns’ politieke positie in Nederland verzwakte, besloot hij het over een andere boeg te gooien en probeerde hij internationale steun te verwerven om de Papoea’s het recht tot zelfbeschikking te geven. Luns vergeleek hun behandeling met die van de Joden onder Hitler. Zelfs die retoriek bleek niet aan te slaan. Amerika, nu onder de leiding van Kennedy, was steeds minder ontvankelijk voor de uitspraken van Luns. Bovendien kon de in Nederland populaire Amerikaanse president Luns passeren en direct met premier De Quay praten. Die zette vervolgens zijn minister van Buitenlandse Zaken onder druk om te onderhandelen met Indonesië. In 1962 stemde Luns er eindelijk in toe aan tafel te schuiven met de Indonesiërs, onder toezicht van de Amerikanen. 

FOTO: JOOP VAN BILSEN/ANEFO/NATIONAAL ARCHIEF
Joseph Luns nadat de ministerraad is bijeengekomen over de kwestie Nieuw-Guinea op 14 augustus 1962.

Soekarno 

Voor president Soekarno was het enorm belangrijk Nederland in dit conflict te overtroeven. De Indonesische Nationale Revolutie was voor hem pas voorbij wanneer Nederlands-Nieuw-Guinea – als onderdeel van het Nederlandse koloniale rijk – officieel bij Indonesië kwam. Soekarno boekte daar echter weinig succes mee, totdat hij in 1955 (mede) de Bandungconferentie organiseerde, het grootste diplomatieke evenement van Aziatische en Afrikaanse niet-gebonden landen ooit. Diverse leiders van voormalig gekoloniseerde staten, onder wie Zhou Enlai (China), Gamal Abdel Nasser (Egypte), Jawaharlal Nehru (India) en Soekarno zelf, kwamen samen om te verklaren dat ze trots, onafhankelijk en tegen het kolonialisme waren. Tot ontsteltenis van politici in Washington, Moskou en Den Haag verklaarden de conferentiedeelnemers dat het Westen geen voorbeeld voor de gedekoloniseerde landen was. Dit sloot aan op de eigen visie van Soekarno, die het Europees nationalisme chauvinistisch en imperialistisch vond. De conferentie bracht hem internationaal prestige en steun voor zijn beleid. Soekarno zocht niettemin toenadering tot Washington – de Amerikanen waren te belangrijk om te negeren. Tevens zocht hij de steun van Peking en Moskou in een gevaarlijke poging zo veel mogelijk hulp van alle drie te krijgen. Als Washington steun weigerde, dreigde Soekarno uit te wijken naar Moskou, en vice versa. Hij slaagde aardig in zijn opzet en kon rekenen op hulp van alledrie. Maar dat was niet genoeg om het conflict rond Nederlands- Nieuw-Guinea te winnen. Gaandeweg flirtte Soekarno steeds meer met de communisten en gaf hij de Indonesische communistische partij, de PKI, meer macht – dit tot grote onvrede van Washington. Soekarno verkondigde bovendien dat de Indonesische nationalisten, islamisten en marxisten een coalitie moesten vormen om het internationale kolonialisme te verslaan. Hij begon in 1957 een campagne gericht tegen de nog altijd grote economische afhankelijkheid van Indonesië van Nederland. Er werden massale demonstraties tegen de oude koloniale macht georganiseerd, op Sumatra werden Nederlanders uit hun huizen gezet en Nederlandse bedrijven werden genationaliseerd. Twee jaar later verbrak Indonesië de diplomatieke banden met Nederland. In 1962 stuurde Soekarno militairen naar Nederlands- Nieuw-Guinea. Aan beide kanten sneuvelden enkele soldaten, waarop Kennedy besloot te interveniëren om beide partijen rond de onderhandelingstafel te krijgen. 

FOTO: WHITE HOUSE PHOTOGRAPHERS/JFK LIBRARY
President Soekarno wordt in 1961 met alle egards ontvangen door president John F. Kennedy en vicepresident Lyndon B. Johnson op het Witte Huis in Washington.

John F. Kennedy 

John F. Kennedy achtte Zuidoost-Azië van cruciaal belang in de strijd tegen het communisme, en wilde Soekarno in het westerse kamp halen. Bovendien had Kennedy veel sympathie voor derdewereldlanden en hun strijd tegen het kolonialisme. De claim van de Hollanders dat ze Nederlands-Nieuw-Guinea nodig hadden vanuit het oogpunt van internationale prestige, werd door de Amerikanen weggewuifd. In hun optiek was Nederlands-Nieuw- Guinea van geen belang. Hierover oorlog voeren was zinloos en zou enkel de communisten in de kaart spelen. Kennedy geloofde na verloop van tijd zelfs dat West-Nieuw-Guinea de sleutel was om Indonesië voor het Westen te winnen. Als Soekarno zijn zin kreeg met Nederlands-Nieuw-Guinea en er voldoende geld werd vrij gemaakt voor ontwikkeling, zouden de communisten geen kans krijgen in het gebied. Toen Soekarno en de ambassadeur van Nederland, Herman van Roijen, op initiatief van Kennedy in 1962 het Akkoord van New York tekenden, riep Soekarno 1962 uit als zijn ’jaar van triomf’. De afspraak was dat Nederlands-Nieuw-Guinea eerst werd overgedragen aan de Verenigde Naties om, als de situatie gestabiliseerd was en de sociale voorzieningen op orde waren, het jaar erop, mei 1963, als Irian Barat (Westelijk-Nieuw-Guinea) deel uit te gaan maken van de Republiek Indonesië. Daarna zou er een referendum volgen over het zelfbeschikkingsrecht van de Papoea’s. Soekarno verving het referendum echter door een consultatieronde langs stam- en dorpshoofden (Act of Free Choice) die onder grote druk van het leger plaatsvond, waardoor de inwijding van Westelijk-Nieuw-Guinea in Indonesië eigenlijk een fait accompli was. Waarschijnlijk had Soekarno dit in 1962 al voor ogen. Westelijk-Nieuw-Guinea, sinds 2000 Papoea, werd zo collateral damage van de Koude Oorlog. Het lot van de inheemse bevolking werd opgeofferd voor de globale strijd tegen het communisme. De Papoea’s waren niet eens uitgenodigd bij de onderhandelingen over het lot van hun eiland. Ze konden – oh ironie – slechts hun hoop vestigen op Joseph Luns, de man die zo veel moeite had gedaan om de Nederlandse dominantie over Nederlands- Nieuw-Guinea te behouden, en als opponent van Soekarno optrad. Maar ook Luns moest uiteindelijk het hoofd buigen voor de grote politiek.

 

Dit artikel is gebaseerd op de scriptie van Barnt C. Neijboer. De auteur volgde zijn master American Studies & International Studies aan de University of Wyoming (VS) en zijn bachelor Noord-Amerikaanse Studies aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. 

 

BRONNEN

  • Kersten, A. 2010. Luns. Een politieke biografie. Boom, Amsterdam.
  • Lagerberg, K. 1979. West Irian and Jakarta Imperialism. C. Hurst & Company, Londen.
  • Legge, J.D. 1972. Sukarno. A Political Biography. Allen & Unwin, Sydney.
  • Lijphart, A. 1966. The Trauma of Decolonization. Yale University Press, New Haven & London.
  • Webster, D. 2009. Regimes in Motion. The Kennedy Administration and Indonesia’s New Frontier, 1960-1962. Diplomatic History, 33(1): 95-123.
  • Westad, O.A. 2007. The Global Cold War. Cambridge University Press.