Wij zijn een ecosysteem

1 maart 2022
Dit artikel is verschenen in: geografie maart 2022
Opinie
FOTO: HENK BINNENDIJK/FLICKR
Vismarkt in Groningen in coronatijd: de meeuw sluit aan in de rij.

Ecocentrisme als fundament van politieke besluitvorming                            

Na de eerste lockdown vanwege corona in 2020 schreef Jos Spijkerman, student Sociale Planologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, een vlammend betoog tegen de egocentrische manier waarop wij mensen omgaan met de wereld. Het blijkt nog altijd actueel. Vandaar dat we er graag ruimte voor maken in deze Geografie.  

 

Terwijl ik noodgedwongen thuiswerk, maak ik meer wandelingen dan ooit. Ik ben vast niet de enige. Gewoon een blokje om, even weg uit dat verstikkende huis. Tijdens deze wandelingen ben ik dingen in mijn buurt gaan zien die me nooit eerder waren opgevallen. Ik ontdekte dat mijn buren om de hoek een best gaaf dakterras hebben, dat er vreemd gekleurde eenden in de vijver zwemmen en dat het in de herfst een leuke uitdaging is om zo veel mogelijk paddenstoelen te zien. Ze duiken overal op. Als je oplet natuurlijk. Dit vermogen het onopgemerkte op te merken zou zomaar eens precies kunnen zijn wat we nodig hebben om een klimaatcrisis te kunnen aanpakken. Laten we een politieke stem geven aan de stemlozen.  

‘We are the virus’

Aan het begin van de pandemie, toen we naïef genoeg waren om te denken dat een snelle lockdown voldoende zou zijn om de verspreiding van het coronavirus te stoppen, verschenen regelmatig foto’s van wilde dieren in verstedelijkte gebieden op mijn Twitter-feed. ‘Nature is healing,’ luidden de bijschriften, ‘we are the virus’. Cijfers suggereerden dat de hoeveelheid smog in China afnam, omdat veel mobiliteit en industrie tot stilstand kwamen. Maar zodra de covid-besmettingen afnamen, werden vervuilende processen weer hervat en begon de CO2-uitstoot weer toe te nemen als vanouds. Het lijkt erop dat we alleen ruimte kunnen maken om ‘de natuur te laten genezen’ als we in quarantaine zitten.

Laten we een politieke stem geven aan de stemlozen

Sinds de industriële revolutie zijn wij mensen de natuur als een oneindige hulpbron gaan zien, om deze vervolgens te exploiteren, vermengen met onze arbeid en op de markt te verkopen. Deze handelwijze, weten we nu, gaat ten koste van natuurgebieden en biodiversiteit. Sommige geleerden beweren dat dit heeft geleid tot een nieuw geografisch tijdperk: het Antropoceen, het tijdperk van de mens (zie ook Geografie februari 2017). De gevolgen van door de mens gecreëerde industrieën en hun afval hebben sommige aardse processen beïnvloed en veranderd. Internationale handel en massaproductie geven vorm aan het leven op aarde en vervormen het tegelijkertijd. Dit is natuurlijk allemaal bekend. Klimaatverandering wordt algemeen erkend als een probleem. De roep om mitigatie en aanpassing is wijdverbreid en er lijkt een bereidheid tot verandering te zijn. Wisten we maar hoe.

FOTO: SONJA LAUKKANEN/FLICKR
Verkoop van matsutake in Tibet.

Ons politiek begrip mist een ecologisch fundament. We kunnen ons amper voorstellen hoe het is om in een duurzame samenleving te leven. Ik denk omdat de enige stemmen die we gewend zijn te horen die van onze medemensen zijn. Onze samenleving is gericht op het verbeteren van het leven van mensen, terwijl we al het andere op aarde op de achtergrond plaatsen of gebruiken als hulpmiddelen, hulpbronnen en handelswaar. We moeten ook rekening kunnen houden met ander leven. Niet alleen als een voorziening, maar als politieke deelnemer. Dit ecologische wereldbeeld groeit in aandacht, nu steeds meer schrijvers, wetenschappers, kunstenaars en activisten de noodzaak van een fundamenteel andere politiek erkennen. Een ommezwaai van egocentrisme naar ecocentrisme, zo je wilt. De Partij voor de Dieren roept hier al jaren om.

Een Copernicaanse revolutie

Copernicus bewees dat de zon niet om de aarde draait, maar andersom. De aarde, zo leerden we, bevindt zich niet in het centrum van het zonnestelsel en dit besef heeft een revolutie teweeggebracht in onze manier van denken. Half gekscherend stelt de Franse filosoof en socioloog Bruno Latour dat we nog zo’n Copernicaanse revolutie kunnen gebruiken. Deze keer moeten we leren dat de mens niet in het centrum van het universum staat. Jarenlang gingen we ervan uit dat de natuurlijke wereld ofwel een achtergrond is van economische en industriële expansie, ofwel een recreatief landschap. Complexe problemen zoals de wereldwijde klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit maken pijnlijk duidelijk dat de natuur als hulpbron eindig is en dat we het risico lopen haar te verliezen.

We zagen de natuurlijke wereld als achtergrond van economische en industriële expansie of recreatief landschap

Latour gebruikt de Actor-Network Theory (ANT) om complexe sociale processen te ontwarren. Simpel gezegd, ANT ziet alle actoren als in relatie tot elkaar in genetwerkte processen. De groep actoren bestaat niet alleen uit mensen. Alle dingen kunnen effecten en relaties hebben in het netwerk, en dus kunnen alle dingen actoren zijn: bomen, dieren, verkeersdrempels, boeken. Deze opname van actoren naast de mens kan het onderzoek rommelig en moeilijk maken. Maar het zal ons op zijn minst een aantal interessante verhalen opleveren en wijzen op enkele belangrijke problemen die vaak over het hoofd worden gezien. Door de actoren in hun netwerk te volgen, kunnen we leren dat situaties die gewoonlijk ‘sociaal’ worden genoemd, worden geconstrueerd door materiële dingen zoals bureaus, computers, kantoren, waterkoelers en rapporten. Velen van ons zijn niet gewend op deze manier te denken, maar de objecten om ons heen en de context waarin we ons bevinden hebben ons altijd al gevormd. Terwijl ik dit schrijf, bewerkt een zeer niet-menselijk virus sociale ontmoetingsplaatsen en dagelijkse praktijken. ANT plaatst alle actoren (Engels: actors) in dezelfde schijnwerpers en laat ons zien hoe ze allemaal bijdragen aan het toneelstuk.

Als we mensen en niet-mensen op gelijke voet zien, wordt duidelijk dat natuurlijke en culturele processen onderdeel zijn van een complex ecosysteem. Het heeft geen zin meer om natuur en cultuur van elkaar te onderscheiden. Kernrampen kunnen evengoed langdurige gevolgen hebben als vulkaanuitbarstingen. Een belangrijke politieke beslissing kan worden geblokkeerd vanwege een opstand vanuit het volk, net als door de opstandige darmflora van een wethouder. De vervuiling die wordt veroorzaakt door auto’s en industrieën in een stad kan worden verergerd door krimp van het nabijgelegen bos. Een nieuwe weg kan bijdragen aan zowel natuurbeschermingsprojecten als natuurvernietigend overtoerisme. Een vismarkt laat de meeuwen floreren. De stad is ook een ecosysteem.

Meer dan individuen – netwerken

Misschien vind je me een hippie die beweert dat we ‘één met de natuur’ moeten worden. Maar dat is niet mijn punt. Mijn punt is dat we dat al zijn! Onze technologische, sociale, industriële processen zijn diep verweven met de zogenoemde natuurlijke wereld. En we hebben het veranderende klimaat om het te bewijzen! Mensen vernietigen de natuur niet, wij zijn de natuur.

Mensen vernietigen de natuur niet, wij zijn de natuur

Het gaat goed met de Nederlandse otter, en zelfs de wolf maakt een comeback. Nederlandse vogels hebben geluk, want die hebben allemaal een beschermde status. Maar wat als de bijen, de bomen en de zeeën ook bescherming nodig hebben? Wie wordt de stem van deze stemlozen? Om de schattige en coole individuele dieren die goed op foto’s en in kinderliedjes passen echt te vertegenwoordigen en te beschermen, moeten we ook de minder zichtbare organismen beschermen. We moeten hun hele leefgebied en de ecosystemen waarvan ze deel uitmaken beschermen. De focus op dieren als individuen komt voort uit ons eigen mensbeeld: mens-zijn is zogenaamd autonoom, zelfonderhoudend en constant. Maar dieren (en wij dus ook) zijn nooit louter individuen. Het in stand houden van soorten zal altijd een bredere focus vergen op de context waarin individuen zich bevinden. Individuen dragen bij aan een oneindig actornetwerk.

Het is onzinnig een dier buiten zijn leefgebied te redden. Hoewel dierentuinen graag opscheppen dat ze bijdragen aan het behoud van dieren in het wild door ze in nette kooien te houden, zou bescherming in hun eigen leefgebieden de voorkeur moeten hebben. Wanneer de zondvloed komt, is het nutteloos om zoals Noach in het Oude Testament paartjes van dieren te verzamelen en ze op een ark te zetten. Niet alleen omdat we moeten zorgen dat zulke overstromingen uitblijven. Maar ook omdat ecosystemen en de organismen daarin altijd evolueren in complexe symbiose en dat we elke beslissing over het leven van dieren in die context moeten bezien. Wanneer we ingrijpen in een deel van het systeem, heeft dit gevolgen voor het geheel.

Dit verkeerde gevoel van individualiteit wordt prachtig weergegeven door paddenstoelen. Op het eerste gezicht lijken ze misschien op individuele organismen, maar in feite zijn dit slechts de zichtbare vruchten van wijdverspreide schimmels. Via ondergrondse netwerken en via sporen in de lucht kunnen ze zich over grote gebieden uitbreiden. Ze vervullen een belangrijke ecologische functie, omdat ze dode planten verteren en vruchtbare grond produceren. Soms vertrouwen bomen zelfs op zulke schimmelnetwerken (mycorrhiza) om verbinding te maken met andere bomen en voedingsstoffen te verplaatsen. Sommige onderzoekers noemen deze ecologische infrastructuur het ‘internet van het bos’. Bossen, maar ook steden, zijn inderdaad met elkaar verbonden. In The Mushroom at the End of the World uit 2015 volgt antropoloog Anna Tsing de matsutake-paddenstoel om de natuurlijke en culturele verwikkelingen te laten zien die paddenstoelen, plukkers, industriëlen, natuurbeschermers en onderzoekers met elkaar verbinden. Het onderzoeken van deze uitgebreide verwikkelingen kan ons helpen een genetwerkte wereld beter te begrijpen. Het kan ons helpen onze focus te verleggen van het individuele, mensgerichte naar het grotere ecosysteem waarin we ons bevinden.

Ecocentrische planologie

Ecocentrisme als een nieuwe manier van denken helpt ons een nieuw fundament voor besluitvorming te bouwen. Zodra zich een vraagstuk voordoet, hoort een politicus of planoloog doorgaans graag de mening van alle betrokkenen om tot een oplossing te komen. Tijdens dit politieke proces is het belangrijk echt te luisteren naar wat zij te zeggen hebben. Ze kunnen je verrassen! Soms zijn de belangen van een groep niet wat je denkt. Wanneer we ook andere actoren dan mensen gaan beschouwen als betrokkenen, is deze ruimte voor verrassing een belangrijke. Sommige dieren, zoals Canadese ganzen, slagen er misschien verrassend goed in om te leven in buitenwijken van steden. Straten en gebouwen (ook actoren) kunnen zelf ook onvoorziene impact hebben. Soms duiken er plotseling nieuwe actoren op waar je ze niet had verwacht. Zoals paddenstoelen.

BEELD: MICHIEL LANDEWEERD/ THEPARLIAMENTOFTHINGS.ORG
The Parliament of things was aanwezig op het festival Welcome To The Village 2017 in Leeuwarden.

Het is een uitdaging de ware belangen van deze ongehoorde burgers te behartigen. Ze komen niet opdagen bij een gemeenteraadsvergadering. Anderen zullen voor hen moeten spreken. Wetenschappers die gespecialiseerd zijn in een dier of ecosysteem kunnen helpen hun interesses en belangen aan het licht te brengen. Ook kunstenaars kunnen ons misschien andere manieren van kijken leren, en fantaseren over de voorkeuren van die andere actoren. Een samenwerking tussen wetenschappers en kunstenaars onder de naam Ambassade van de Noordzee wil precies dit doen. Met de filosofie van Latour in het achterhoofd fantaseren ze over hoe de politieke stem van de Noordzee klinkt, en proberen ze de belangen van de Noordzee te laten horen. Bij het ontwerpen van de ruimtelijke omgeving hebben we projecten als deze nodig om waardevolle verhalen te ontdekken die over het hoofd worden gezien. We hebben ecocentrisme nodig bij het indelen en vormgeven van de wereld om ons heen.

De relatie van de planoloog met de natuur is er meestal een van of/of: we bouwen voor mensen of we plannen voor de natuur

Soms zijn dieren en planten goed vertegenwoordigd in de planologie. Maar de relatie van de planoloog met de natuur is er meestal een van of/of. We bouwen voor mensen, of we plannen voor de natuur. Stedelijk groen kan worden gezien als een voorziening voor inwoners, maar waarom zouden deze kleine stukjes plantaardig leven niet intrinsiek belangrijk zijn? De Nederlandse rivierinfrastructuur sinds 1986 kan als schoolvoorbeeld dienen: in plaats van het afsnijden van bochten, kanalisatie en dijkversterking zijn we ruimte gaan maken voor de rivier. Laten we deze manier van denken als voorbeeld nemen en ruimte gaan maken voor planten, dieren en paddenstoelen.

Een ecocentrisch wereldbeeld kan helpen bij het vinden van manieren om niet alleen ruimte over te laten voor meer natuurlijke actoren, maar samen te leven. We hoeven enkel in te zien dat we allang een ecosysteem delen. We hebben het recht hier te zijn, maar we moeten wel leren hoe we ruimte, bodem en lucht eerlijk kunnen delen. Met ons hart op de goede plek zou dit niet zo moeilijk moeten zijn. Wij zijn niet het virus, maar onze wereldbeelden zijn dat wel.

 

Een eerdere versie van dit artikel verscheen in Girugten.