Wondergraan Inca's op Hollandse klei
Sinds een paar jaar geldt quinoa, het wondergraan van de Inca’s, als superfood en is het een hype in het westen. De prijzen verdrievoudigden. Quinoa groeit op de droge hoogvlaktes van Bolivia, Peru en Ecuador. Sinds vorig jaar wordt het ook in Nederland verbouwd. In één jaar vertienvoudigde het areaal.
Als boerenzoon heb ik tijdens mijn fietstochten altijd oog voor de gewassen op het veld. In september fietste ik tussen Angeren en Doornenburg in de oostpunt van de Betuwe langs de Linge, en zag ik ineens een groot veld met een gewas dat me deed denken aan quinoa (uit te spreken als kien-waa). Dat gewas kende ik uit Peru en Bolivia. Al heel wat jaren eten we het thuis in plaats van rijst of couscous, lang voordat het een hype werd. Nadere inspectie wees uit dat er inderdaad quinoa op het veld stond. Een jaar of tien geleden was me in Bolivia verteld dat er plannen waren het ook in Nederland te gaan verbouwen, maar ik was het nog nooit ergens tegengekomen. Mogelijk waren de natuurlijke verschillen tussen de altiplano in de Andes (hoog en droog) en het laagland in Nederland (laag en nat) te groot.
Glutenvrij
Verder onderzoek wees uit dat er in de oostelijke Betuwe vijf boeren quinoa verbouwen. Een van hen is Joris Giesen in Angeren. Hij heeft een akkerbouwbedrijf van zo’n 60 hectare en zaaide afgelopen jaar 7 hectare in met quinoa. Giesen: ‘In 2006 heb ik voor het eerst quinoa gezaaid, toen voor veevoer. Daar ben ik al snel mee gestopt. In 2014 ben ik er opnieuw mee begonnen, maar nu voor menselijke consumptie. Ik heb naast granen, aardappelen en bieten veel bijzondere teelten zoals de vermeerdering van zaden voor rammenas, koolzaad en gras. Quinoa past daar qua korrelgrootte mooi bij. Omdat het als een glutenvrij graan verkocht wordt, moet je de combine waarmee je oogst wel heel goed schoonmaken. Er mag geen tarwekorreltje in zitten.’
Giesen werkt samen met de andere quinoaboeren in de Betuwe. ‘We wisselen ervaringen uit over de teelt en ik oogst met mijn combine ook quinoa van andere boeren.’ Giesen doet ook mee met experimenten en heeft een aantal proefvelden die verschillen qua bemesting en gewasbescherming. Giesen: ‘Onkruid is een probleem, want spuiten is verboden. Er zijn geen toegelaten gewas beschermingsmiddelen voor quinoa.’
Vierde gewas
Giesen oogst 2 tot 3 ton quinoa per hectare. Per kilo krijgt hij daar 1,30 euro tot 1,50 euro voor. Een veld tarwe brengt 8 tot 11 ton op tegen 15 eurocent per kilo. Per hectare brengt quinoa dus twee tot vier keer zo veel op. Veel boeren die tarwe verbouwen, zo vertelt hij, doen dat niet vanwege de opbrengst, maar omdat ze in het drieslagstelsel voor de noodzakelijke vruchtwisseling een gewas nodig hebben naast suikerbieten en aardappelen. In plaats van tarwe kan dat ook quinoa zijn. Het gewas is een kandidaat om te fungeren als het ‘vierde gewas’ waar de Nederlandse akkerbouw al zo lang naar op zoek is. Quinoa is een kandidaat naast (vezel)hennep, olifantsgras en korrelmais. Snijmais wordt niet gezien als akkerbouwgewas, omdat het geteeld wordt als ruwvoer voor rundvee en vanwege zijn vermogen veel drijfmest op te nemen.
Schaalgrootte
In 2014 kreeg de quinoateelt in Nederland ineens enige schaalgrootte. Dertien boeren begonnen ermee op ongeveer 30 hectare en oogstten samen 50 ton quinoa. In 2015 waren dat 45 telers, een kleine 300 hectare en een verwachte oogst van 500 ton. Een vertienvoudiging van areaal en opbrengst dus.
Die sterke groei is te danken aan de Dutch Quinoa Group (DQG). Rens Kuijten (37) in het Noord-Brabantse Sterksel is daarvan de voorman. Er werken zes mensen aan teeltbegeleiding, verwerking, productontwikkeling en marketing. ‘Wil de teelt van quinoa in Nederland slagen, dan moet je de hele supply chain op orde hebben’, aldus Kuijten. ‘Er moeten quinoarassen zijn die geschikt zijn voor het Nederlandse klimaat en de Nederlandse bodems, we moeten de teelt in de vingers krijgen van zaaien tot oogsten, er moeten verwerkingsfaciliteiten zijn (drogen, verwijderen van onzuiverheden als onkruidzaden), er moeten producten ontwikkeld worden waar quinoa in verwerkt zit en waar een afzet markt voor is, en ten slotte moet de distributie goed georganiseerd zijn.’
In 2015 vertienvoudigden het areaal en de opbrengst van quinoa in Nederland
In Nederland geproduceerde quinoa wordt inmiddels geleverd als korrel (als alternatief voor rijst, pasta of aardappelen), als vlokken (in pap en muesli) en meel (in koekjes en brood). Een belangrijke klant van de Dutch Quinoa Group is restaurantketen La Place [inmiddels failliet, mogelijk doorstart in 2016, red.]. Die stapte over van Zuid-Amerikaanse op Nederlandse quinoa vanwege de minder bittere smaak, de korte aanvoerlijnen en omdat Nederlandse quinoa gegarandeerd zonder pesticiden geteeld is. Groothandel Sligro verkoopt Nederlandse quinoa onder het label lola (lowlands) quinoa.
Astronautenvoedsel
Kuijten, afgestudeerd aan de Hogere Agrarische School in Den Bosch, verbouwde in 2001 voor het eerst quinoa als veevoer voor melkkoeien. Hij kwam op quinoa uit vanwege de hoge eiwitkwaliteit en de droogtetolerantie, een belangrijke eigenschap voor de hogere, droge zandgronden in Noord-Brabant. Uit praktijkproeven bleek echter dat quinoa voor melkkoeien niet rendabel was. Tien jaar later richt hij zich op quinoa voor menselijke consumptie. Kuijten: ‘Quinoa heeft een goed eiwitgehalte met een ideale samenstelling van aminozuren, de basisbestanddelen van menselijk eiwit. Het is verder rijk aan (langzame) koolhydraten (60 procent), onverzadigde vetten (7 procent), vezels, vitaminen B2 en E en mineralen als ijzer, fosfor en magnesium. Gekookte quinoazaden vullen goed, je hebt er relatief weinig van nodig (50-75 gram ongekookt per persoon), het geeft een vrij stabiele bloedsuiker spiegel en je hebt niet snel weer honger. Niet voor niets gebruikt de NASA het als basis voor astronautenvoedsel. Bovendien is quinoa glutenvrij. Het is niet alleen gezond basisvoedsel, maar past ook in een dieet voor mensen met allerlei voedingsgerelateerde ziektes zoals obesitas, diabetes en glutenallergie.’
Ook de Wereldlandbouworganisatie FAO ziet de waarde van quinoa in en riep 2013 uit tot het Jaar van de quinoa. De Boliviaans-Indiaanse president Evo Morales was de belangrijkste ambassadeur. Hij promootte quinoa op de Floriade in Venlo. Quinoa kan volgens de FAO bijdragen aan de voedselzekerheid in gebieden waar de bevolking weinig eiwit eet of waar de opbrengsten laag zijn door droogte. Quinoa kan namelijk goed tegen droogte. In de Boliviaanse halfwoestijn, waar vaak minder dan 200 millimeter neerslag per jaar valt, gedijt het. Ook kent quinoa een hoge zouttolerantie – in Bolivia groeit het op de oevers van de beroemde zoutvlaktes van Uyuni – en produceert het een eigen afweermiddel tegen insecten (saponine), waardoor er minder insecticiden nodig zijn. Een laatste voordeel is de enorme genetische diversiteit (ruim vijfduizend rassen), een belangrijke eigenschap nu de genetische basis van gewassen als tarwe en rijst sinds de Groene Revolutie zo smal geworden is. Kortom, quinoa is een gewas met veel potentie voor de mondiale voedselzekerheid. Alleen voor gebieden met extreme hitte is het ongeschikt. Het kan wel tegen nachtvorst, maar niet tegen temperaturen boven de 40 graden Celcius.
Nederlandse quinoarassen
Die kenmerken maken het nog geen aantrekkelijk gewas voor Nederland, waar de bevolking immers niet lijdt aan eiwitgebrek en droogte. Kuijten: ‘De Nederlandse akkerbouw kampt met problemen. De rendementen zijn laag, er zijn problemen met de bodemvruchtbaarheid, ziekteweerbaarheid en de biodiversiteit doordat de akkerbouw gedomineerd wordt door drie gewassen: granen, aardappelen en bieten. Daarom is de akkerbouw voor de noodzakelijke vruchtwisseling al jaren op zoek naar andere gewassen.’
Maar dan moeten er wel quinoarassen zijn die geschikt zijn voor het Nederlandse klimaat. De natuurlijke omstandigheden in het natte Nederlandse laagland verschillen nogal van die op de droge hoogvlaktes in de Andes. Kuijten: ‘Quinoa lijkt erg op melde, een onkruid dat in Nederland veel voorkomt en een moeilijk te bestrijden plaag is voor akkerbouwers. Als melde hier goed gedijt, zo redeneerden wij, zou quinoa, dat ook nauw verwant is aan spinazie, dat ook moeten doen.’ De Wageningen Universiteit is erin geslaagd via klassieke veredelingsmethodes vier quinoarassen te kweken die het hier goed doen. Kuijten: ‘Veel quinoarassen hebben een waslaagje van saponine om de korrel. Dat zou de plant enigszins beschermen tegen insectenvraat, maar geeft ook een bittere smaak. We hebben in Nederland gekozen voor de veredeling van saponine-vrije rassen. Onze quinoa is daardoor volkoren en behoudt zijn natuurlijke kleur. Er zitten meer voedingsstoffen en vezels in de korrel en hij heeft daardoor een betere smaak. Verder moesten er rassen gevonden worden passend bij de lengte van het groeiseizoen en de daglengte. De Nederlandse rassen verschillen qua grootte. Hoe meer blad, des te beter de onkruidonderdrukking. Maar het ene gewas rijpt misschien beter en eerder dan het andere, of geeft een grotere opbrengst. We zoeken nu uit welke rassen het hier het beste doen.’
Bolivia
Als we in Nederland op grote schaal quinoa gaan verbouwen, is dat dan niet nadelig voor Boliviaanse boeren en consumenten? Kuijten, die in Bolivia geweest is om de teelt van quinoa en de rol van quinoa in de Boliviaanse cultuur te bestuderen: ‘Quinoa had in Bolivia lang een slecht imago; het was voedsel voor arme boeren. Kleine boeren verbouwden het voor eigen gebruik en handel op marginale gronden die ongeschikt waren voor andere gewassen. Voor hen was het een bron van gezond voedsel. Als ze het gaan verkopen vanwege een hoge prijs, kopen ze er minderwaardige rijst of mais voor terug of investeren in mechanisatie. Doordat de prijs sterk gestegen is vanwege de toegenomen vraag in het buitenland, konden arme Bolivianen die zelf geen quinoa verbouwen, het tijdelijk niet meer betalen. Boeren die quinoa verbouwen voor de buitenlandse markt profi teren van de toegenomen vraag en de hogere prijzen. Ze willen de quinoaproductie opschalen. Morales wil de teelt uitbreiden van 50.000 naar 200.000 hectare. Dat heeft al geleid tot conflicten over landbouwgrond. Sommige boeren verruilen het houden van lama’s voor het telen van quinoa, maar dat vee is juist nodig om de grond vruchtbaar te houden. Aan de uitbreiding van de quinoateelt in Bolivia en de export zitten dus allerlei nadelen. Bovendien is de vraag zo groot dat Bolivia maar in 10 procent van de vraag kan voorzien. Ik verwacht dus geen negatieve effecten voor Bolivia van de uitbreiding van de quinoateelt in Nederland. Voor een duurzame keten en marktontwikkeling is een grote lokale productie nodig. Er zijn overigens meer “puur-Hollandse” gewassen die oorspronkelijk uit de Andes komen. Denk maar aan de aardappel en de tomaat. Wat ons betreft wordt quinoa ook een normaal Hollands gewas en voedingsproduct.’