100 jaar Zuiderzeewerken: Spiegel van een veranderend Nederland

15 juni 2018
Auteurs:
Tialda Haartsen
Faculteit Ruimtelijke wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen
Frans Thissen
Afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies, Universiteit van Amsterdam
Dit artikel is verschenen in: geografie juni 2018
Nederland
Kennis
finalisten ufs
FOTO: SIEBE SWART/RIJKSDIENST VOOR HET CULTUREEL ERFGOED
Noordoostpolder-IJzerpad met boerderijen en kavels op regelmatige onderlinge afstand.

Op 14 juni is het 100 jaar geleden dat de Wet tot afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee werd afgekondigd. De plannen en aanpassingen van het Zuiderzeeproject weerspiegelen de tijdgeest en ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving en ruimtelijke ordening. Krijgen de Zuiderzeewerken anno 2018 wel de waardering die ze verdienen?

'Woest en ledig was de wereld in het scheppingsverhaal. Ledig is de zeebodem door mensen opengelegd. Pioniers trekken erin om aan die ledigheid een einde te maken. Zij zetten er hun eerste voetstappen.’ Zo brengt het Polygoonjournaal in 1959 de werkzaamheden in het nieuwe land als een Nederlandse versie van het scheppingsverhaal. Geheel in lijn met de tijdgeest onderschrijft dit de grootsheid van de Zuiderzeewerken en het vertrouwen in de maakbare samenleving.

De Zuiderzeewerken behoren tot de grootste waterstaatkundige werken ooit. Vanaf het eerste plan dat de jonge waterbouwkundige Cornelis Lely in 1891 in opdracht van de Zuiderzeevereniging ontwikkelt, tot de voltooiing van de dijk Enkhuizen-Lelystad in 1975 wordt meer dan driekwart eeuw aan dit omvangrijke project gewerkt. Het begint met de drooglegging van de Wieringermeer in 1930 (22.000 ha), nadat in de jaren ervoor in de proefpolder Andijk (40 ha) is geëxperimenteerd met het ontzilten en in cultuur brengen van de voormalige zeebodem.

‘God created the world, but the Dutch created the Netherlands’

Daarna volgen het afsluiten van de Zuiderzee door de Afsluitdijk in 1932 (32 km), de drooglegging van de Noordoostpolder in 1942 (48.000 ha) en de polders van Oostelijk (54.000 ha) en Zuidelijk Flevoland (43.000 ha) in 1957 en 1968. In die hele periode verandert er veel in de Nederlandse samenleving. De ruimtelijke weerslag daarvan is prachtig af te lezen aan de continue aanpassingen in de plannen die in de loop van het Zuiderzeeproject worden ontwikkeld en uitgevoerd. Ook na 1975 blijven fysieke en maatschappelijke veranderingen van belang voor dit deel van Nederland. Zo wordt in 2003 na jarenlange discussie definitief besloten het laatste onderdeel, de drooglegging van de Markerwaard, te schrappen. Het is maatschappelijk niet wenselijk nog meer agrarische grond te creëren ten koste van water dat veel beter aan te wenden is voor natuurlijke en recreatieve doeleinden. Denk ook aan de hedendaagse aanpassingen aan de Afsluitdijk, de veranderende stedenbouwkundige opzet van de opeenvolgende delen van Almere, en de ontwikkeling van het project Marker Wadden.

Landaanwinning

De Zuiderzeewerken passen goed in het beeld van Nederland als een self-made land. De strijd tegen de ‘waterwolf’ loopt als een rode draad door onze vaderlandse geschiedenis. In de Nederlandse landaanwinning zijn drie fasen te onderscheiden. Eerst worden enkele meren ten noorden van Amsterdam drooggemalen met windmolens. Kooplieden uit Amsterdam investeren in deze projecten. Daarop volgt de drooglegging van de Haarlemmermeer, een initiatief van de nationale overheid en volledig uitgevoerd met stoomgemalen. De Zuiderzeewerken vormen de derde fase. Dit omvangrijke plan levert 1650 km2 nieuw land op én is een belangrijke proeftuin voor de toepassing van de opkomende sociale wetenschappen en ruimtelijke planning. Het geloof in de maakbaarheid van de samenleving, technisch én sociaal, culmineert in de uitvoeringsperiode. Bij de planning en aanleg van de Noordoostpolder is de invloed van de staat op aanleg, inrichting en selectie van kolonisten op haar hoogtepunt.

BRON: HANDELINGEN EN BIJLAGEN VAN DE BEIDE KAMERS DER STATEN-GENERAAL 1924-1925. COLLECTIE BATAVIALAND, LELYSTAD
Kaart uit 1925 die het uiteindelijk uitgevoerde plan voor de Zuiderzeewerken het meest benadert.

Plannen voor het afsluiten van de Zuiderzee en de aanleg van polders zijn er al in de 17e eeuw. Pas eind 19e eeuw zijn de noodzakelijke technologie en het gevoel van nut en noodzaak aanwezig. De in 1886 opgerichte Zuiderzeevereniging speelt een grote rol in het bepleiten van het immense project. Binnen deze vereniging bestaan aanvankelijk plannen om zowel de Waddenzee als de Zuiderzee af te dammen (zie ook Geografie, oktober 2017). Al snel komt men tot de conclusie dat alleen in het Zuiderzeegebied polders met vruchtbare landbouwgrond kunnen worden ontwikkeld. Na een stormvloed in januari 1916 en een sterk teruglopende voedselvoorziening tijdens de Eerste Wereldoorlog legt minister Lely uiteindelijk de Zuiderzeewet aan het parlement voor.

post fossil city
BRON: DE PATER, 2011
Poster waarop de Nederlandse waterwerken worden gepresenteerd als een overwinning van de Nederlandse leeuw over de Zee, en als een symbool van nationale identiteit.

Voor- en tegenstanders

De wet dient vier doelstellingen: (1) bekorting van de kustlijn met 270 km om de veiligheid te verbeteren en de kosten van dijkonderhoud te verkleinen; (2) uitbreiding van het agrarisch areaal met vruchtbare landbouwgrond en daarmee vergroting van de nationale voedselproductie; (3) verbetering van de waterhuishouding en (4) betere verbindingen tussen het stedelijke westen, en het noorden van het land. Volgens de voorstanders zullen de werken ook de samenhang binnen de verzuilde Nederlandse samenleving verbeteren. Het Zuiderzeeproject is in feite een nationalistische onderneming, waarbij de ‘strijd tegen het water’ als symbool van de Nederlandse natiestaat naar voren wordt geschoven. Het nationaal territoir wordt vreedzaam uitgebreid, en het imago van Nederland als natiestaat krijgt in- en extern een boost. Het Zuiderzeeproject past goed in de manier waarop overheden in veel Europese landen in het interbellum technologische innovaties combineren met sociale vernieuwing. Vooral de geografen Hans Knippenberg en Ben de Pater en meer recentelijk de historica Liesbeth van de Grift plaatsen de Zuiderzeewerken in dit internationale perspectief. De Zuiderzeewerken passen in een bredere ontwikkeling van internal colonisation, hydraulic politics en land settlement schemes (zie kader).

Kolonisatieprojecten wereldwijd

De Zuiderzeewerken passen in een mondiale ontwikkeling waarbij vele ondernemingen en/of staten in de 20e eeuw omvangrijke kolonisatieprojecten ondernemen. Al deze projecten vormen grote ruimtelijke uitdagingen en krijgen tijdens de uitvoering te maken met veranderende economische en politieke omstandigheden. De projecten passen in het historische proces van voortschrijdende inrichting van de aarde. De technologische ontwikkeling maakt het vanaf het eind van de 19e eeuw mogelijk op grote schaal nieuwe, vaak perifere en minder profijtelijke gebieden in cultuur te brengen. Het boek Twentieth Century Land Settlement Schemes, dat nog dit jaar zal verschijnen, gaat hier uitvoerig op in. De projecten worden geconfronteerd met diverse bedreigingen, ecologisch, economisch en sociaal. Vele blijken dan ook geen succes, worden gestaakt of krijgen een compleet andere bestemming. Het boek gaat in op projecten in Australië, Nieuw-Zeeland, Nieuw-Guinea, Canada, Brazilië en Nederland. Tialda Haartsen en Frans Thissen verzorgen het hoofdstuk ‘Physical and social engineering in the Dutch polders. The case of the Noordoostpolder’.

Jones, R. & A.M.A. Diniz (Eds.) 2018. Twentieth Century Land Settlement Schemes. London: Routledge

Petrotopia
AFBEELDING: EIBERT DEN HELDER
Niet iedereen was gecharmeerd van de inpoldering van de Zuiderzee, zoals Eibert den Herder, die vreesde voor verlies aan vismogelijkheden. Hij schilderde onder andere dit paneel met een typerende vismethode op de Zuiderzee.

De plannen met de Zuiderzee vallen niet bij iedereen in goede aarde. Onder de bewoners van de Zuiderzeestadjes, de visserij en politici zijn veel tegenstanders te vinden. Dit leidt tot een stortvloed aan publicaties; een lijst uit 1923 omvat 581 titels.

De uitvoering van de Zuiderzeewerken krijgt bovendien te maken met oponthoud en vertraging. Zo start de feitelijke uitvoering pas in 1927. De crisistijd leidt tot geldgebrek en men twijfelt over de aanleg van de Noordoostpolder. Als die polder er uiteindelijk toch komt, breekt de Tweede Wereldoorlog uit. En na de stormvloedramp van 1953 krijgt het herstel van de dijken in Zeeland prioriteit.

Proeftuin

De plannen voor de inrichting van de Wieringermeer zijn sterk gebaseerd op het proefschrift van de sociograaf Henri Nicolaas ter Veen over de ervaringen in de Haarlemmermeer (1848-1852). In die polder heeft de overheid alleen gezorgd voor de technische aspecten van de drooglegging. De ontwatering, inrichting en bewoning van het gebied zijn aan private partijen overgelaten. Hierdoor zijn de leefomstandigheden in de Haarlemmermeer slecht: er breken ziektes uit zoals malaria en cholera, mensen wonen in hutten en van efficiënte bedrijfsvoering is aanvankelijk geen sprake. Ter Veen vindt dat de overheid in het Zuiderzeeproject meer moet doen in de planning van de fysieke en sociaal-ruimtelijke omgeving.

De betekenis van Ter Veen als onderzoeker en organisator van toegepast sociaalwetenschappelijk onderzoek is groot. De IJsselmeerpolders vormen een belangrijke proeftuin voor het opkomende sociaalwetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Vanwege het sterke geloof in de maakbare samenleving via technologische vernieuwing maakt ook de planologie van 1930 tot 1970 een belangrijke ontwikkeling door. Volgens het in die tijd heersende positivistische wetenschapsideaal zijn maatschappelijke ontwikkelingen te voorspellen met gedegen analyses van menselijk gedrag, sociaaleconomische processen en trends. Op basis daarvan stelt de overheid blauwdrukachtige ruimtelijke plannen op, die ze over gebieden uitrolt.

Vanwege de lange looptijd van het Zuiderzeeproject en het feit dat men constant evalueert en op basis daarvan in de volgende polder verder werkt, zijn de veranderingen in de Nederlandse samenleving af te lezen in het Zuiderzeeproject. Telkens worden de ervaringen en evaluaties van de vorige polder gebruikt om de nieuwe plannen te vervolmaken. Je zou kunnen spreken van adaptieve procesplanning avant la lettre. De veranderingen zijn onder meer terug te zien in de aanpassingen in bedrijfsgrootte en grondgebruik, het patroon van kernen, en de ‘sociale’ planning door selectie van de inwoners in de opeenvolgende polders.

Bedrijfsomvang en grondgebruik

In de Wieringermeer zijn alle boerderijen 30 hectare groot. Na evaluatie kiest men juist voor verschillende bedrijfsgroottes om een natuurlijke hiërarchie in de samenleving te creëren. In de Noordoostpolder komen boerderijen van 12, 18, 24, 30, 36, 42 en 48 hectare. Die van 12 hectare zijn bestemd voor de kleine gezinsbedrijven en die van 48 ha voor grote gemechaniseerde akkerbouwbedrijven. Door de voortschrijdende naoorlogse mechanisatie en rationalisatie in de landbouw worden de boerderijen in Oostelijk Flevoland 20, 30 en 45 hectare groot en later in Zuidelijk Flevoland 60 tot 85 hectare.

Waar in de Wieringermeer en Noordoostpolder het creëren van zo veel mogelijk agrarische grond centraal staat, komen bij Oostelijk en vooral Zuidelijk Flevoland andere maatschappelijke doelen naar voren. Vanwege de opkomst van recreatie en toerisme en natuurbescherming in de jaren 1960 is er meer ruimte nodig voor bos, natuur en recreatieve voorzieningen (kaart). Ook wonen krijgt meer ruimte. Tegelijkertijd produceert de zeer efficiënte landbouwsector meer dan voldoende voedsel, en hoeft er minder grond voor agrarisch gebruik te worden bestemd. Deze verandering van productie- naar consumptieplatteland is goed in de opeenvolgende polders terug te zien.

©2018 GEOGRAFIE & B.J. KÖBBEN
De Zuiderzeewerken: bouwdata, oppervlakten en gepland grondgebruik.

Ook van invloed is het rapport De ontwikkeling van het westen des lands (1958). Hierin geeft de Rijksdienst voor het Nationale Plan aan dat Lelystad en de kernen in Zuidelijk Flevoland de toekomstige bevolkingsgroei in de Randstad moeten opvangen. Flevoland wordt het overloopgebied van de Randstad. Uiteindelijk zal vooral Almere, met zijn polynucleaire structuur, de aanwas opnemen.

Nieuwe dorpen

Zowel de Wieringermeer als de Noordoostpolder is gepland als agrarische samenleving. De verzorging van een agrarische beroepsbevolking die relatief gespreid woont, is dan ook een belangrijk uitgangspunt voor het kernenpatroon. Na de betrekkelijk spontane ontwikkelingen in de Haarlemmermeer staat in de Wieringermeer een meer geplande ontwikkeling voor ogen. Verspreid over de polder worden dertien locaties gereserveerd op een onderlinge afstand van 4-5 km. Maar op slechts drie locaties komen daadwerkelijk dorpen tot ontwikkeling. Bovendien groeit niet het daarvoor aangewezen Middenmeer, maar Wieringerwerf uit tot het regionale centrum. In de Noordoostpolder wordt de ontwikkeling van een regionaal verzorgingscentrum dan ook nog planmatiger aangepakt: Emmeloord in het midden van de polder heeft in de plannen 10.000 inwoners. Voor het kernenpatroon in de Noordoostpolder worden tussen 1938 en 1946 diverse plannen ontwikkeld.

De verandering van productie- naar consumptielandschap is terug te zien in de opeenvolgende polders

De debatten daarover weerspiegelen de veranderingen die zich aandienen. Allereerst verandert de omvang van de agrarische werkgelegenheid en daarmee het verwachte aantal inwoners. Lang blijven de verwachtingen hoog, ook omdat na de oorlog zo veel mogelijk boeren een kans op een bedrijf moeten krijgen. Maar al snel is duidelijk dat er vooral veel minder landarbeiders nodig zijn. Een ander belangrijk punt is hun vestiging: nabij de boerderij, in gehuchten of in de dorpen? Uiteindelijk worden de meesten in de dorpen gehuisvest – de goedkoopste oplossing. Ook het aantal dorpen dat Emmeloord zal omringen, wisselt. De eerste plannen voorzien in vijf of zes dorpen op een onderlinge afstand van 7-8 km. Uiteindelijk worden het er tien op 6 km van elkaar. De eerste plannen gaan uit van het gebruik van de fiets en de auto. Maar onderzoek op het oude land wijst uit dat een deel van de plattelandsbevolking lopend een dorp moet kunnen bereiken. In de jaren 1950 blijkt de mobiliteit echter snel toe te nemen. Een complicatie is de uitdrukkelijke wens van de nationale overheid om elk dorp in de Noordoostpolder zo veel mogelijk een afspiegeling te laten zijn van de verzuilde Nederlandse samenleving. Voorzieningen zoals kerken en scholen moeten dus in elk dorp in twee- of drievoud worden aangelegd.

In het rurale deel van Oostelijk en Zuidelijk Flevoland wordt het aantal verzorgende kernen drastisch ingeperkt.

Selectie van kolonisten

Het onderzoek van Ter Veen is ook leidend in de discussies over de beoogde inwoners van het nieuwe land. Volgens Ter Veen is de kolonisatie van de Haarlemmermeer een survival of the fittest geweest, waarbij alleen psychologisch sterke, innovatieve, rationele, materialistische en praktische mensen overeind zijn gebleven. Hij bepleit een meer humane selectie, gebaseerd op wetenschappelijke inzichten en uitgevoerd door de overheid. Dit advies sluit aan bij het dan dominante ideeëngoed van het sociaal Darwinisme en de eugenetica: het doelbewust toepassen van selectie om tot een optimale samenleving te komen. In de jaren 1930 wordt een selectieprocedure ontwikkeld voor de kolonisatie van de Wieringermeer. De kandidaat-pachters moeten bedrijfskapitaal meebrengen, agrarisch vakbekwaam zijn, jonger dan 45 jaar en in bezit van een krachtig lichaamsgestel. Door de economische crisis en de twijfelachtige reputatie van de nieuwe polder is het aantal aanmeldingen voor de Wieringermeer echter gering. Er valt dus niet veel te selecteren.

Erkenning als Unesco Werelderfgoed zou het Zuiderzeeproject de (inter)nationale erkenning geven die het verdient

De procedure wordt in aangescherpte vorm opnieuw ingezet bij de selectie voor de volgende polder. In de Noordoostpolder moeten de aanstaande boeren en arbeiders ook beschikken over een ‘pioniersgeest’: actief in het verenigingsleven en in staat om zich aan nieuwe situaties aan te passen. Zo kunnen ze tevens een bijdrage leveren aan een perfecte samenleving in de polder. Daarvoor is het onontbeerlijk dat ook de vrouw geschikt en enthousiast is. De kandidaat-pachters moeten dan ook getrouwd zijn (of dat van plan zijn) met een nette vrouw die kan omgaan met de leefomstandigheden in een nieuw land. Door de naoorlogse woningnood en toegenomen vraag naar agrarische producten loopt het storm bij de aanmelding voor de Noordoostpolder, en een groot aantal kandidaten moet worden teleurgesteld.

Al tijdens de jaren 1950 klinkt er voorzichtige kritiek op de selectieprocedure. De maatschappelijke omwentelingen van de jaren 1960 en 1970 maken dat de selectie in Oostelijk en Zuidelijk Flevoland minder streng is.

Waardering pioniersgeest

Het Zuiderzeeproject is het grootste en meest bijzondere nationale planningsproject van Nederland. Niet alleen de fysieke maar ook de sociaal-ruimtelijke omgeving is volledig gepland, op basis van gedegen sociaalwetenschappelijk onderzoek. Honderd jaar na dato lijkt de tijd rijp voor een herwaardering van de Nederlandse versie van het scheppingsverhaal. Pogingen om de Noordoostpolder op de Werelderfgoedlijst van Unesco te zetten, lopen in 2011 op niks uit. Men is bang dat het hele gebied ‘op slot’ gaat als het werelderfgoed wordt, en dat de economische ontwikkeling zal achterblijven. Dat zou funest zijn voor de pioniersgeest die de polderondernemers drijft. Die pioniersgeest is de kern van de regionale identiteit van het gebied en zou ons inziens juist bewust moeten worden ingezet om de Noordoostpolder – of zelfs het hele Zuiderzeeproject – als dynamisch werelderfgoed op de kaart te zetten. Dit zou het bijzondere karakter van het gebied recht doen, en het Zuiderzeeproject de (inter)nationale erkenning geven die het verdient.

Kritische reflecties op de Zuiderzeewerken

Waar de Zuiderzeewerken lange tijd golden als een geslaagde proeve van Nederlands strijd tegen het water en de maakbaarheid van het land, is er recentelijk ook ruimte ontstaan voor een kritische reflectie op dit gigantische project. De journalistieke bijdragen van Emiel Hakkenes, Polderkoorts; hoe de Zuiderzee verdween, en Eva Vriend, Het nieuwe land, vormen een welkome, bijzonder leesbare en genuanceerde aanvulling op bestaande bronnen.

In het boek van Hakkenes over de geschiedenis van de Zuiderzeewerken vervullen twee mannen een hoofdrol: Cornelis Lely en Eibert den Herder. Het leven van Lely is, als ingenieur en minister nauw verbonden met de Zuiderzeewerken. Den Herder, een industrieel te Harderwijk, is zijn hele leven fervent tegenstander van het project. Hij strijdt met name tegen de aanleg van de Afsluitdijk. Als ‘man van de praktijk’ is hij ervan overtuigd dat de afgesloten Zuiderzee niet alleen de doodsteek zal zijn voor de visserij maar vooral ‘een ramp voor Nederland’. Den Herder wijst in zijn geschriften (terecht) op de sterk nationalistische retoriek die de voorstanders hanteren. Bovendien is hij ervan overtuigd dat de berekeningen van de ‘ingenieurs’ niet kloppen. Bij een stormvloed zal de Afsluitdijk volgens hem te laag blijken. Bovendien zal de aanleg van de polders de rijksschatkist ruïneren.

Ook Eva Vriend vertelt in Het nieuwe land de geschiedenis van de Zuiderzeewerken, maar concentreert zich daarbij op de selectieprocedure van de nieuwe bewoners voor met name de Noordoostpolder. Zij vertelt het verhaal van de geselecteerden, maar ook van degenen die een afwijzing ontvangen. Of in de woorden van de selecteurs: de flinke kerels en de zwakke broeders. En ook onder de geselecteerden bestaan nog verschillen. Zo wordt vaak neergekeken op de ‘ruilverkavelingsklant’, de boer die elders land heeft moeten inleveren en in de nieuwe polder voorrang krijgt. Duidelijk wordt dat er tot op de dag van vandaag nog veel emoties bestaan over deze aanpak. Een hoofdrol is weggelegd voor opperselecteur Bram Lindenbergh. ‘De God van de gouden toren’, is streng maar rechtvaardig. De selectie wordt overigens gecompliceerd door de wens van de nationale overheid dat tot op het niveau van het dorp de verzuilde Nederlandse samenleving en de regionale verscheidenheid moeten worden weerspiegeld.

 

BRONNEN

  • Hakkenes, E. 2017. Polderkoorts; hoe de Zuiderzee verdween. Amsterdam: Thomas Rap.
  • Vriend, E. 2012. Het nieuwe land. Het verhaal van een polder die perfect moest zijn. Amsterdam: Balans.