Cumberland Gap, Virginia

1 april 2019
Auteurs:
Dit artikel is verschenen in: geografie april 2019
Plaatsen van herinnering in de VS
Verenigde Staten
Opinie
BEELD: FIRST LIEUTENANT LEWIS L. SPAYD OF COMPANY E OF THE 91ST INDIANA INFANTRY
Zo tekende eerste luitenant Lewis L. Spayd de fortificaties van het Unionistenleger bij de Cumberland Gap in 1864.
Plaatsen van herinnering in de VS [4]

Deze tweemaandelijkse rubriek zoomt in op locaties die het verleden van de Verenigde Staten levend en levendig houden.

In de 17e eeuw ontstond aan de oostkust van Amerika, tussen het huidige New Hampshire en South Carolina, een strook van Britse koloniën, opgebouwd uit losse Britse gebiedjes. Deze ontwikkelde zich tot een bloeiende zone, met een snelle bevolkingsgroei en dito verstedelijking. Daarnaast bleef er een grote vraag naar nieuwe landbouwgronden voor de kolonisten, vooral door de toenemende immigratie. Vandaar dat de grens van het ‘Britse gebied’ vanuit de kuststrook opschoof naar de voetheuvels aan de oostkant van de Appalachen. Daar hield het op: de bergen vormden een onoverkomelijke barrière en erachter heersten de Fransen en de Cherokees en Shawnees met wie zij zich hadden geassocieerd. De French and Indian War (1754- 1763) maakte daar een einde aan en verdreef de inheemse volkeren naar verder weggelegen gebieden in het westen, shoving the Indians out of the way, zoals dat heette.

Warrior trails

Al vóór de French and Indian War hadden de kolonistennederzettingen in het zuidwesten van Virginia zwaar te lijden onder plunderende groepen Cherokees en Shawnees, die de bergen overstaken. Zij maakten daarbij gebruik van hun geheime warrior trails. In de kustvlakte vroeg men zich af of deze routes misschien ook bruikbaar waren voor de kolonisten die met hun ossenwagens naar het westen wilden trekken. Er zijn heel wat pogingen ondernomen om de routes te traceren, maar de bergpassen die een doorbraak mogelijk zouden maken, werden niet gevonden. Pas in 1750 ontdekte Thomas Walker, avonturier en grondspeculant, een lage pas in de zuidwestelijke Appalachen die toegang gaf tot het westelijke laagland. Walkers ontdekking, die hij de Cumberland Gap doopte, trok veel aandacht. Zolang de Cherokees en Shawnees niet waren verdreven, was het echter een hachelijke onderneming zich in het laagland achter de bergen te vestigen. Massale migratie via de Cumberland Gap bleef dan ook uit. Dat gebeurde pas na de beëindiging van de French and Indian War, toen enkele deels door grondspeculanten gefinancierde, zwaar bewapende expedities het westelijke laagland hadden verkend en gekarteerd.

Kolonistengolf

Onder leiding van pionier Daniel Boone werd de wilderness trail over de Cumberland Gap begaanbaar gemaakt voor trekdieren en karren, waarna grote groepen kolonisten via de pas naar de laaglanden van Kentucky en Tennessee trokken, of noordwaarts naar Ohio. Om hun toekomstige, agrarische bestaan veilig te stellen, kochten veel nieuwe boeren percelen van de grondspeculanten, die aanzienlijke gebieden hadden geclaimd en opgesplitst. Ook Thomas Walker werd zo een rijk man. Uiteindelijk vonden zo’n 350.000 landverhuizers een nieuw bestaan in de laagvlakten achter de Appalachen. Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog werd de regio rondom de Cumberland Gap het strijdtoneel van noordelijke en zuidelijke troepen, die slag leverden om de route en de bergpas. Na de oorlog werd het lange-afstandsverkeer en -vervoer steeds meer overgenomen door de spoorwegen, waardoor de Cumberland Gap snel aan belang inboette.

Warrior trails

Al vóór de French and Indian War hadden de kolonistennederzettingen in het zuidwesten van Virginia zwaar te lijden onder plunderende groepen Cherokees en Shawnees, die de bergen overstaken. Zij maakten daarbij gebruik van hun geheime warrior trails. In de kustvlakte vroeg men zich af of deze routes misschien ook bruikbaar waren voor de kolonisten die met hun ossenwagens naar het westen wilden trekken. Er zijn heel wat pogingen ondernomen om de routes te traceren, maar de bergpassen die een doorbraak mogelijk zouden maken, werden niet gevonden. Pas in 1750 ontdekte Thomas Walker, avonturier en grondspeculant, een lage pas in de zuidwestelijke Appalachen die toegang gaf tot het westelijke laagland. Walkers ontdekking, die hij de Cumberland Gap doopte, trok veel aandacht. Zolang de Cherokees en Shawnees niet waren verdreven, was het echter een hachelijke onderneming zich in het laagland achter de bergen te vestigen. Massale migratie via de Cumberland Gap bleef dan ook uit. Dat gebeurde pas na de beëindiging van de French and Indian War, toen enkele deels door grondspeculanten gefinancierde, zwaar bewapende expedities het westelijke laagland hadden verkend en gekarteerd.

Kolonistengolf

Onder leiding van pionier Daniel Boone werd de wilderness trail over de Cumberland Gap begaanbaar gemaakt voor trekdieren en karren, waarna grote groepen kolonisten via de pas naar de laaglanden van Kentucky en Tennessee trokken, of noordwaarts naar Ohio. Om hun toekomstige, agrarische bestaan veilig te stellen, kochten veel nieuwe boeren percelen van de grondspeculanten, die aanzienlijke gebieden hadden geclaimd en opgesplitst. Ook Thomas Walker werd zo een rijk man. Uiteindelijk vonden zo’n 350 duizend landverhuizers een nieuw bestaan in de laagvlakten achter de Appalachen. Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog werd de regio rondom de Cumberland Gap het strijdtoneel van noordelijke en zuidelijke troepen, die slag leverden om de route en de bergpas. Na de oorlog werd het lange-afstandsverkeer en -vervoer steeds meer overgenomen door de spoorwegen, waardoor de Cumberland Gap snel aan belang inboette.

BEELD: © GEOGRAFIE & B.J. KÖBBEN, 2019
De Cumberland Gap op het ‘drielandenpunt’ van Kentucky, Virginia en Tennessee

Nationaal park

De grote betekenis van de Cumberland Gap in de geschiedenis van de Verenigde Staten, met de eerste, massale kolonistengolf naar het westen, staat centraal in Cumberland Gap National Park, in 1940 gesticht op het grondgebied van Virginia, Tennessee en Kentucky. De geschiedenis wordt indrukwekkend verbeeld en kan worden nagelopen. Walking in the footsteps of the early pioneers: wie wil dat niet? Tegelijkertijd is het uitgestrekte park met zijn ruige natuur, nauwe kloven, grotten, watervallen, uitzichtpunten met duizelingwekkende vergezichten en rijke flora en fauna, ook aantrekkelijk voor de honderdduizenden wandelaars, fietsers, klimmers en kampeerders, die er tussen het vroege voorjaar en het begin van het najaar verblijven. Hun uitgaven spelen tegenwoordig een bijzonder belangrijke rol in deze arme, dunbevolkte, verouderende en overwegend blanke regio.