De Esker van Twente

15 november 2020
Auteurs:
Dan Assendorp
Fysisch Geograaf bij Hogeschool van Hall Larenstein
Dit artikel is verschenen in: geografie november/december 2020
In de kantlijn van het landschap
Nederland
Opinie

Het oosten van Twente heeft voor Nederlandse begrippen behoorlijk veel reliëf, met hoogteverschillen van wel enkele tientallen meters. Er zijn relatief grote stuwwallen maar ook kleinere, en landduinen, beekdalen en droge dalen. Voor fysisch geografen een eldorado van glaciale, periglaciale en holocene landvormen. Vanaf Ootmarsum naar het westen passeren we eerst nog een relatief grote stuwwal, maar voorbij Vasse wordt het landschap al vlakker. Vóór Geesteren is er nog een klein beetje reliëf maar op de rechte weg van Geesteren naar Vriezenveen lijkt het gedaan met het spannende glaciale Twentse landschap.

Niets is minder waar, want net ten westen van Geesteren kruisen we een uniek glaciaal fenomeen. Een landvorm mag je het amper noemen, maar de namen Haamberg en Lutkeberg op de topografische kaart verraden toch een klein hoogteverschil. Bomen camoufleren dit, maar het Actueel Hoogtebestand Nederland geeft een hoogteverschil van een paar meter aan. Op de bodemkaart is er sprake van leemarm en zwak lemig, matig fijn zand, een mond vol maar niet veel anders dan de naaste omgeving.

Om deze kleine landvorm te snappen moet je op een heel ander schaalniveau kijken. Zowel naar het zuiden als naar het noorden zijn over zo’n 15 kilometer dit soort kleine, geïsoleerde heuveltjes te zien. Bij Bruinehaar lijkt het zelfs een heuse heuvelrug te worden; het hoogteverschil loopt op tot meer dan 5 meter. De verspreide heuveltjes zijn het gevolg van complexe glaciale processen die aan het einde van het Saalien, meer dan 130.000 jaar geleden, Twente nog een keer op de kop hebben gezet. Een laatste actieve ijsstroom van noordwest naar zuidoost vormde toen onder andere de Hondsrug en nog wat stuwwalletjes in Duitsland. Onder deze stroom bevond zich ook een subglaciaal dal. Het smeltwater onder het ijs transporteerde grind en zand en er was sedimentatie onder het ijs. Toen alles was weggesmolten, bleef er een langgerekte rug over, een esker. In Scandinavië liggen nog mooie exemplaren, maar die stammen uit de laatste ijstijd, die 12.000 jaar geleden ten einde liep. Hoewel het voor de gemiddelde geoloog allemaal zeer recent lijkt, is 130.000 jaar toch een erg lange tijd. De esker is in die tijd sterk verspoeld en geërodeerd. Dit is zelfs al vóór de laatste ijstijd gebeurd, want rondom de heuveltjes die de restanten vormen van de esker, bevinden zich gordeldekzandruggen uit de laatste ijstijd. Daarover een volgende keer wellicht meer.

Is het een idee om een bordje te plaatsen met ‘Pas op u nadert een esker’?

De Esker van Twente is nu dus niets meer dan een aantal heuveltjes in het landschap en naar het noorden een iets hoger gelegen gebied met wat grind in de ondergrond. Het valt wel op dat op de topografische kaart een aantal gebieden die tot de esker behoren, is aangeduid met het toponiem ‘veld’. De historische topografische kaart laat hier ook heide zien: het veld waar de schapen gingen grazen. Deze heide is met uitzondering van een klein stukje ten noorden van Langeveen in cultuur gebracht en het landschap tussen Geesteren en Vriezenveen lijkt nu allemaal meer van hetzelfde. Is het een idee om langs de N-wegen die deze esker kruisen, een bordje ‘Pas op, u nadert een esker’ te plaatsen?

BEELD: AHN
Het Actueel Hoogtebestand Nederland toont even ten westen van Geesteren hoogteverschillen tot 5 meter.