De hoofdstad van het surrealisme

15 juni 2017
Auteurs:
Manuel Aalbers
geografie en toerisme, KU Leuven
Dit artikel is verschenen in: geografie juni 2017
Blog: Brussels Lof
Opinie
surrealisme

Brussel is de hoofdstad van het surrealisme. Van Paul Nougé, Louis Scutenaire, Irène Hamoir, E. L. T. Mesens, Marcel Mariën, maar vooral René Magritte. Op 15 augustus is het precies 50 jaar geleden dat de surrealistische meester overleed. Daarom hebben het Brussels Stadsgewest en de Brusselse gemeente Jette, waar hij van 1930 tot 1954 woonde, 2017 uitgeroepen tot Magrittejaar. Dat begint op 11 maart en eindigt op 9 september. Nog net geen half jaar dus. Omdat 50 jaar een halve eeuw is? Of om het surrealisme te vieren? Een van de exposities, in het Atomium – die andere Brusselse icoon, begint pas als het Magrittejaar alweer over is. De Vlaamse Metro schreef zelfs: ‘Op 15 augustus 1967 is het 50 jaar geleden dat René Magritte overleed.’ Dat vind ik nou surrealisme: niet weten of de redactie heeft zitten slapen of een grapje wilde maken.

Een Magrittewandeling heeft als naam ‘Dit is geen surrealistische route’ meegekregen. Het zijn er namelijk twee. Zo zitten de aankondigingen voor de verschillende activiteiten vol met woordspelingen en andere taalgrapjes. Surrealistisch bier is ook in de maak. En toen de Brusselaars op verzoek van de politie tijdens de lock-down in 2015 geen informatie op internet postten over de terroristenjacht, reageerden ze door massaal kattenfilmpjes te uploaden. Uiteraard werd ook hier een surrealistische draai aan gegeven in een promotiefilmpje dat bijvoorbeeld op de website van De Standaard nog te bekijken is.

In Brussels Lof (2) liet ik de lezer reeds kennismaken met de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, ofwel La Commission Communautaire Commune. Volgens veel Brusselaars en andere Belgen hebben de hoofdstedelijke en de federale politiek ook veel weg van het surrealisme. Anderen gaan nog verder en beweren dat het leven zelf in Brussel surrealistische trekjes heeft.

In mijn eerste jaar in Brussel keek ik graag naar TV Brussel. Na het dagelijks nieuws was er telkens een portretje van een Brusselaar (m/v), soms een BB’er, een bekende Brusselaar, maar meestal een niet-zo-bekende. Op een zeker ogenblik was er een schrijver uit Schaarbeek, tenminste zo heb ik ’t onthouden, die tweetalig was opgevoed. Bij de lokale bakker, een Marokkaanse Brusselaar vermoedde hij, was het altijd druk waardoor er zelden tijd was voor een praatje. Toen het eens wat rustiger was, besloot de schrijver te vragen naar de roots van de bakker. Die bleek inderdaad in Marokko geboren te zijn en al wat jaren in Brussel te wonen. Daarop vroeg de bakker de schrijver in het Frans: ‘Maar u meneer, u heeft zo’n apart accent, waar komt u vandaan?’ De schrijver eindigde met de opgetogen vaststelling: ‘Brussel, dat is de stad waar je als geboren Brusselaar voor apart wordt aangezien. Dat is pas surrealisme.’

www.standaard.be