De paradox van kosmopolitisch Cuenca
Dwars door de historische binnenstad van het Ecuadoraanse Cuenca loopt een kilometers lange bouwput. De ooit slaperige provinciestad krijgt een sneltramverbinding. Het project is onderwerp van verhitte discussies, die de ambities én beperkingen van stadsbestuurders en planners in middelgrote steden van Zuid-Amerika pijnlijk duidelijk maken.
In 2012 startte het stadsbestuur een project voor een tramlijn die het industriegebied, de historische binnenstad en het vliegveld met elkaar zou verbinden. Het project liep al gauw vertraging op. Wanprestaties van een internationaal consortium dat het project uitvoerde, leidden er in februari 2017 toe dat de huidige burgemeester het convenant eenzijdig opzegde. Het debacle tekende de organisatorische zwakte van de publiek-private samenwerking. Maar er was meer: eigenaren van monumentale gebouwen langs de route protesteerden vanwege mogelijke schade aan hun panden. Lokale deskundigen vonden het plan niet passen bij de Unesco Werelderfgoed-status van de binnenstad. En veel burgers vonden de kosten van het project, die geraamd worden op ruim 230 miljoen US dollar, buiten proporties.
De tramlijn lijkt het zoveelste slecht ingeschatte megaproject. Toch wil ik hier een ander punt aansnijden. De tramdiscussie raakt namelijk ook aan het spanningsveld waarmee veel middelgrote steden in Zuid-Amerika te maken hebben. Sinds 2013 staan middelgrote steden op de internationale ontwikkelingsagenda van de VN centraal in het streven naar een duurzamere en beter planbare verstedelijking. Maar juist hier voltrekt zich een snelle groei en transformatie. De transportdilemma’s van de gemeente Cuenca illustreren de ambities én beperkingen waarmee stadsbestuurders en planners in Zuid-Amerikaanse middelgrote steden te maken krijgen. In het geval van Cuenca wordt vooral de vraag gesteld of de aanleg van een Rapid Transit-systeem dwars door een monumentale wijk samengaat met een zorgvuldig gecultiveerd stadsimago als werelderfgoed. Slaperige provinciesteden in Zuid-Amerika groeien uit tot kosmopolitische centra; maar welke koers moet het stedelijk beleid daarbij varen?
Regentenstad
De stad, die voluit Santa Ana de los Cuatro Ríos de Cuenca heet, werd in de 16e eeuw gebouwd op de fundamenten van een prekoloniale nederzetting in de zuidelijke hooglanden van Ecuador, ver van de hoofdstad Quito. Vanaf de onafhankelijkheid in 1820 tot diep in de 20e eeuw ontwikkelde Cuenca zich, vanwege de afstand tot Quito, in de luwte van de nationale politieke economie. Het bestuur was in handen van een kleine elite van afstammelingen van Spaans-koloniale families, die de touwtjes stevig in handen hielden. Deze grootgrondbezitters en handelaren hadden inkomsten uit de landbouw en export van lokale producten, waaronder de bekende Panamahoed. De overige stadsbevolking werkte in de bouw, de industrie, als klerk of als huishoudelijk personeel. De elite bestond uit enkele tientallen families, die een gesloten politiekeconomisch regentensysteem creëerden en onderling trouwden. Ze spreidden hun welvaart graag tentoon in de architectuur en stedenbouw. Eerst verbouwden ze in de 19e eeuw hun koloniale patiowoningen tot neoclassicistische en neobarokke stadsvilla’s. Een deel van de monumenten die nu als erfgoed gekoesterd worden, is de culturele nalatenschap van de regentenfamilies. In de 20e eeuw bouwden deze families voor zichzelf ruim opgezette tuinwijken. Met hun vertrek uit de binnenstad verloederden de patiowoningen. Pas in de jaren '80 kreeg het historische erfgoed weer aandacht, mede doordat leden van deze families inmiddels belangrijke posities bekleedden in de stadsplanning en aan de architectuurfaculteit van de universiteit van Cuenca.
Cuenca groeide snel in de tweede helft van de 20e eeuw, toen er in Ecuador net als in de rest van Zuid-Amerika een massale trek van het platteland naar de stad ontstond. Rond 1950 had de stad ongeveer 40 duizend inwoners. Dat aantal steeg tot 150 duizend in de jaren '80 en tegenwoordig heeft Cuenca bijna een half miljoen inwoners. De eerste hoogbouw verrees in de jaren '70, toen de landelijke boom in de olie-export leidde tot grootschalige investeringen in onroerend goed. Kantoren en hotels schoten in het centrum uit de grond. Terwijl projectontwikkelaars moderne kantoorkolossen lieten bouwen, ontstond er een tegenbeweging in de kringen van de culturele elite die ‘haar’ erfgoed van de ondergang wilde redden. In 1982 werd de historische binnenstad op de nationale erfgoedlijst geplaatst en in 1999 kwam Cuenca op de Werelderfgoedlijst van Unesco te staan. Met het intreden van de 21e eeuw vond er een identiteitsomslag plaats: van een kalme regentenstad werd Cuenca een toeristische trekpleister.
Migratie
Er was een tweede factor die bijdroeg aan het nieuwe internationale imago van de stad: transnationale migratie. Het feit dat Cuenca lang bestuurd werd door een kleine, stabiele oligarchie, betekende voor de groeiende stadsbevolking dat zij voor haar sociale mobiliteit afhankelijk was van de gunsten van de elite en diens gesloten systeem. Veel hulp vanuit Quito viel er niet te verwachten; de regering deed lange tijd weinig aan de ontwikkeling van afgelegen provincies. Eind jaren '90 stortte het Ecuadoraanse financiële systeem door politiek wanbeleid in, de president werd via een staatsgreep afgezet, de Amerikaanse dollar werd de nieuwe munteenheid en het land ging gebukt onder de gevolgen van klimaatverschijnsel El Niño. Miljoenen Ecuadoranen verloren de hoop op een betere toekomst in eigen land. Vooral in het zuidelijke hoogland, waar sinds de jaren '70 door het inzakken van de handel in Panamahoeden een migratiestroom richting de Verenigde Staten op gang was gekomen, ontstond vanaf 1999 een ware uittocht. De netwerken van de hoedenindustrie werden een katalysator voor een exodus vanuit de regio Cuenca naar steden als New York en Chicago. Na de aanslagen op 9 september 2001 en de verscherpte toegangsmaatregelen in de VS verplaatste de uitstroom zich naar Spanje en Italië. Honderdduizenden Ecuadoranen vertrokken. Cuenca werd het centrum van een arbeid exporterende regio.
Via connecties binnen de hoedenindustrie vonden vele Ecuadorianen de weg naar steden als New York en Chicago
De uittocht sloeg een gat in de arbeidsmarkt. Toch bloeide de lokale economie op. Door de dollars en euro’s die migranten naar de achterblijvers stuurden, kregen vooral de bouwsector en de handel in huishoudelijke apparaten een impuls. Maar de sterke vraag naar bouw- en interieurproducten leidde tot inflatie, waardoor Cuenca rond 2005 de duurste stad van het land was. De mondiale financiële crisis van 2009 bracht een nieuwe fase in de lokale ontwikkeling. Een deel van de migranten keerde terug naar Zuid-Ecuador en bracht nieuwe leefstijlen mee. Cuenca werd steeds mondainer. De groei van het internationale toerisme, en de nieuwe leefstijlen van migrantenfamilies werden zichtbaar in de opmars van nieuwe restaurants, koffiebarretjes en winkels met luxe consumptiegoederen.
Er speelde nog een derde factor. Door de crisis van 2009 kwamen niet alleen migranten terug naar Ecuador. In hun kielzog volgden Noord-Amerikanen, op zoek naar een plek waar ze met een bescheiden pensioen een goede oude dag konden hebben. Toen het tijdschrift voor expats, International Living, in 2009 Cuenca verkoos als de nummer 1 retirement heaven in de wereld, was er geen houden meer aan. Binnen enkele jaren vestigden zich duizenden Amerikanen en Canadezen in de fraaiste wijken van Cuenca. Opnieuw schoten de huizenprijzen omhoog. Jonge gezinnen klaagden dat er voor starters nauwelijks aanbod was, en zelfs regentenfamilies konden de hoge huizenprijzen niet meer opbrengen. Tegenwoordig bedraagt de vierkantemeterprijs van een luxe appartement tussen 975 en 1250 US dollar, terwijl een eengezinswoning in het centrum gemiddeld 275.000 dollar kost. Elite en middenklasse families vestigden zich – soms noodgedwongen – buiten het centrum. Zij verplaatsen zich massaal met de auto. Lage inkomensgroepen uit de zelfbouwwijken aan de rand van de stad nemen doorgaans de bus. Door al deze verschuivingen is de historische binnenstad langzaam veranderd in wat Saskia Sassen de Glamourzone noemt: het steeds drukker, commerciëler en homogener wordende centrum van een echte Global City.
Paradox
In november 2015 was Cuenca gaststad voor een themabijeenkomst ter voorbereiding van de grote Habitat III-conferentie, die in 2016 in Quito plaatsvond. Het thema van de bijeenkomst was de rol van middelgrote steden in een duurzame verstedelijking. Cuenca wilde de deelnemers laten zien hoe lokale projecten ‘de planning van mobiliteit en grondgebied bevorderen’ en hoe ‘de bescherming van het landschap en erfgoedbehoud’ de wereld tonen ‘dat het mogelijk is de juiste richting op te gaan’. De moeizame voltooiing van de trambaan maakt de wereld echter juist duidelijk dat het ontwikkelen van een goed bereikbare, geordende, maar ook karakteristieke binnenstad niet altijd haalbaar is. De historie van deze sociaal ongelijke, maar ruimtelijk goed geplande, stabiele regentenstad, die zich door de eb- en vloedbewegingen van transnationale migratie ontwikkelde tot een kosmopolitisch centrum, toont de paradox van de stedelijke identiteit.
Vanaf 2009 kochten duizenden Amerikaanse en Canadese pensionados huizen in de mooiste wijken van Cuenca
Cuenca bloeide op doordat de gemeente het gestolde verleden inzette om internationaal op de kaart te komen. Nu lijkt de wal het schip te keren. Het succes van Cuenca’s erfgoedimago én het succes van de transnationale families hebben de dominantie van de Glamourzone bevorderd. De acceptatie van kosmopolitische leefstijlen en de toename van de bevolking en haar mobiliteit – een half miljoen inwoners en ruim 100 duizend privéauto’s – vragen niet alleen om een effectief stadsbestuur, betaalbare huisvesting en goed openbaar vervoer, maar ook om een nieuw, gedeeld verhaal over La Cuencanidad, de identiteit van Cuenca. De stad die dit jaar haar 460-jarige bestaan viert, zal op zoek moeten naar een nieuw evenwicht waarin de gemeente enerzijds kan bogen op een lange traditie van gecontroleerde ruimtelijke ontwikkeling en anderzijds haar culturele tradities zal moeten oprekken, zodat ook transnationale families die Quishpe of Johnson heten, zich ermee verbonden voelen. De spreekwoordelijke hobbels in de aanleg van de sneltramverbinding hebben het stadsbestuur in elk geval geleerd dat ‘even pas op de plaats maken’ daarbij soms nodig kan zijn.
BRONNEN
- Klaufus, C. 2012. Urban Residence: Housing and Social Transformations in Globalizing Ecuador. Berghahn Books, Oxford, New York.
- Lowder, S. 1990. Cuenca, Ecuador: planner’s dream or speculator’s delight? Third World Planning Review 12(2): 109-130.
- Miles, A. 2004. From Cuenca to Queens: An Anthropological Story of Transnational Migration. University of Texas Press, Austin.
- Roberts, B. 2014. Managing Systems of Secondary Cities: Policy Responses in International Development. Cities Alliance, Brussel.