Holland tusschen Maas en IJ

1 maart 2022
Auteurs:
Reinder Storm
broeikaseffect
conservator cartografie UvA
Dit artikel is verschenen in: geografie maart 2022
150 jaar KNAG
KNAG-collectie
Nederland
Nieuws
BRON: ALLARD PIERSON UVA, HB-KZL V 9 V 10; BRUIKLEEN KNAG

KNAG-tentoonstelling in het Stedelijk Museum

Ruim honderd jaar terug, in september en oktober 1921, was er in het Stedelijk Museum in Amsterdam een tentoonstelling van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap. Hierbij verscheen een Catalogus van kaarten, enz. betrekking hebbende op de oudere en tegenwoordige gesteldheid van Holland tusschen Maas en IJ, aanwezig op de tentoonstelling … Daarin staat een uitvoerige verhandeling van meer dan 160 pagina’s(!) over de ‘geschiedenis der natuurlijk gesteldheid van Holland tusschen het IJ en de groote rivieren’, door dr. A.A. Beekman. Over hem straks meer. De catalogus bevat ook een lijst van wel 100 pagina’s met meer dan 900 nummers van kaarten en andere objecten die op de tentoonstelling te zien waren. Voorin staat nóg een lijst, met namen van leden van het ‘Eere-comité’, leden van de Commissie voor de tentoonstelling en inzenders van tentoongestelde stukken.

Het was niet de eerste tentoonstelling van het KNAG in het Stedelijk Museum. Vier jaar eerder, in 1917, wijdde het genootschap een expositie aan het Hollands Noorderkwartier. Deze en volgende exposities waren bedoeld om het publiek warm te maken voor de geografie van Nederland.

Historische kaarten

De reacties op de tentoonstelling in 1921 waren positief. In twee maanden kwamen meer dan 13 duizend mensen kijken naar wat er was tentoongesteld. Ook de begeleidende voordrachten door dr. A.A. Beekman werden goed bezocht, soms door wel meer dan honderd mensen. Beekman was een van de drijvende krachten achter de tentoonstelling in het Stedelijk en een vooraanstaand lid van het KNAG. Hij schreef ook veel in het tijdschrift van het genootschap. Een van zijn talrijke publicaties is de kolossale en in vele delen uitgevoerde Geschiedkundige atlas van Nederland. Een aantal kaarten tekende Beekman zelf. Een ervan is – netjes opgevouwen – bijgesloten in de tentoonstellingscatalogus uit 1921. De kaart is hiernaast afgebeeld en geeft een impressie van ‘Holland tusschen het IJ en de groote rivieren in 1300’. Linksonder Beekmans initialen, klein en gestileerd, als een soort logo: AB.

 

UIT: DE STANDAARD, 12 SEPTEMBER 1921

Rond 1300 kon men zulke kaarten nog niet maken bij gebrek aan vaardigheden en technische middelen. En toen het eenmaal wél kon, was de middeleeuwse werkelijkheid al ruimschoots voorbij. Beekman baseerde zijn historische kaarten wel op solide bronnen. Hij verwijst expliciet naar de ‘Topografische Kaart des Rijks’ van het ministerie van Oorlog. Daarmee bedoelt hij ongetwijfeld de Topographische en militaire kaart van het Koningrijk der Nederlanden (kortweg: TMK). Andere kaarten van vóór de opmetingen en kartering door C.R.T. Kraijenhoff (1758-1840) achtte Beekman voor zijn historische kaarten onbruikbaar, een enkele uitzondering daargelaten, zoals de kaart van het hoogheemraadschap Delfland door Cruquius (1712). Een belangrijk bezwaar van het hergebruik van ouder(re) kaarten was volgens Beekman dat de bewoners voortdurend ingrepen in het landschap. Denk aan wijzigingen in de loop der rivieren, landverliezen, bedijkingen en herdijkingen van gronden. Bij de reconstructie van oever- en kustlijnen ging Beekman uit van hoogwaterlijnen. De inkleuring baseerde hij deels op grondsoorten. De rode streep-punt-lijn markeert de grens tussen de provincies (die tussen Holland en Utrecht uitermate onregelmatig verliep). Voor de spelling van plaatsnamen baseerde Beekman zich zo veel mogelijk op oorspronkelijke bronnen, zonder die overigens te noemen.

Van de periode vóór 1300 beschikte Beekman over onvoldoende gegevens om een betrouwbare reconstructie te maken; daarom nam hij dat jaartal als uitgangspunt. We dienen zijn historische kaarten dus te beschouwen als ‘veronderstellingen, die trachten zooveel mogelijk de werkelijkheid nabij te komen’. Met andere woorden, hoezeer een historische kaart als deze ook gebaseerd is op wetenschappelijk verantwoord bronnenonderzoek, het blijft toch ook een gok. Het belette een verslaggever, ene Wagenaar Jr., niet om er in de Arnhemsche courant van 1 oktober 1921 enthousiast over uit te wijden (zie kader). Hij besloot zijn artikel met een warme aanbeveling. ‘Nergens zult gij den strijd tegen het water en de geschiedenis van uw land “ontwoekerd aan de baren” beter begrijpen dan op deze tentoonstelling, die zeker niet spoedig herhaald zal worden. Straks gaan alle stukken weer terug naar de archieven van Rijk, gemeenten en Heemraadschappen, naar musea en particulier bezit. Nederlanders, gaat dit zien!’

 

‘Beschaving vanuit de hoogere duinstreek’

‘Op die hoogere droge strook en de hoogere klei rondom Leiden hadden de Hollandsche graven, behalve hunne huizen te Haarlem en Leiden, hunne jachthuizen en kasteelen in die Haghe, Vogelsanck en Aelbrechtsberg; daar bouwden ook de talrijke edelen hunne burchten. En mede werden hier in het Westen de beroemde abdijen van Rijnsburg en Leeuwenhorst gesticht. Van deze hoogere duinstreek, en van een reeds in de 9e eeuw afzonderlijk omdijkt gedeelte, waarin Maasland en Vlaardingen lagen, is toen de ontginning van het veen, voornamelijk ten Zuiden van den Rijn, uitgegaan en voltooid tot in de 13e eeuw. En van hieruit is, mag ik er wel aan toevoegen, ook de beschaving over het lager gedeelte van het land uitgegaan.’

Bron: Arnhemsche Courant, 1 oktober 1921.