Nederlands-Indische oorlogsmonumenten en de jaarlijkse herdenkingen
De Nederlandse herdenking van de Tweede Wereldoorlog ligt vast in tijd (10 mei 1940 – 5 mei 1945) en ruimte (eigen land). Niet alle oorlogsherinneringen passen in dat stramien – zeker niet die van Indische Nederlanders.
In de vroege meidagen denken Nederlanders vaker dan anders aan de Tweede Wereldoorlog en vooral aan de periode van 10 mei 1940 tot 5 mei 1945, toen Duitsland ons land bezet hield. In Geografie mei 2014 staat beschreven hoe de focus van de nationale WOII-herdenking gaandeweg verschoof. Ook de gebeurtenissen in het voormalig rijksdeel Nederlands-Indië kregen in de herdenking geleidelijk een eigen plaats. De oorlogshandelingen begonnen daar pas rond de jaarwisseling 1941/42 en eindigden met de Japanse overgave in augustus 1945. Ook daar vielen militaire en burgerslachtoffers, onder de Europese bevolking die in zware omstandigheden in kampen verbleef én onder dwangarbeiders uit diverse bevolkingsgroepen. Ook daar kleurden specifieke ervaringen de herinnering aan de oorlog. Maar vooral in Nederlands-Indië wijzigde de naoorlogse situatie razendsnel. Er ontbrandde een nieuwe strijd. Op 17 augustus 1945, twee dagen na de Japanse capitulatie, riep de Indonesische vrijheidsbeweging de onafhankelijkheid uit. De dekolonisatie was begonnen. Pas na vier jaar van verzet en wederzijds geweld erkende Nederland eind 1949 Indonesië als onafhankelijke staat. De meeste Europese en Indische Nederlanders verlieten de archipel, evenals de Molukse KNIL-militairen en hun familieleden. Zij bewaarden hun eigen herinnering aan de bezetting en bevrijding tijdens de Tweede Wereldoorlog binnen die langere periode van oorlog, bezetting en ontheemding.
Indisch Monument Den Haag
Sinds 1988 wordt het einde van WOII in Zuidoost-Azië apart herdacht bij het Indisch Monument in Den Haag. Het gedenkteken ligt in de parkachtige omgeving van de Scheveningse Bosjes in het chique deel van de stad. De organisatie van de jaarlijkse bijeenkomst is in handen van de Stichting Nationale Herdenking 15 augustus 1945 (hierna: Stichting 15 augustus). Deze werkt nauw samen met het Nationaal Comité 4 en 5 mei, dat op aandrang van de regering een jaar eerder, in 1987, is opgericht. Stichting 15 augustus wordt op haar beurt ondersteund door een groot aantal verenigingen van Indische Nederlanders en is sinds 2019 ondergebracht in een fraaie 19e-eeuwse Haagse villa, onder het dak van Museum Sophiahof. Daar zit ook het Indisch Herinneringscentrum, dat zich richt op de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië, de Bersiap, de dekolonisatie en de migratie naar Nederland. Verder zijn hier enkele verwante belangenverenigingen en culturele instellingen gehuisvest, onder andere van de Molukkers. Den Haag droeg altijd al een sterk stempel van de kolonie in de Oost, en na de oorlog vestigden zich hier heel veel mensen uit Indië. Het is dus niet vreemd dat een Indisch monument en een herdenking van de Japanse capitulatie terecht kwamen in Den Haag.
De oprichting van het Indische Monument was overigens niet helemaal het werk van organisaties van Indische Nederlanders. De eerste gangmakers waren Ivo Samkalden en Harry Verheij. Zij werkten lang samen als (sociaaldemocratische) burgemeester en (communistische) wethouder in Amsterdam in de jaren 1970. Samkalden had eerder gewerkt in Nederlands-Indië en zat daar in de oorlog geïnterneerd. Verhey was zeer actief geweest in het communistisch verzet in Nederland en maakte zich na de oorlog sterk voor de hulp aan oud-verzetsleden en de herdenking. Toen in de jaren 1980 in regeringskringen werd aangestuurd op een herziening van de herdenkingscultuur rond de Tweede Wereldoorlog, legden Samkalden en Verhey het idee van een nationaal Indisch Monument op tafel.
Ook in de wereld van de Indische Nederlanders werd het idee omarmd. Regelmatig worden bloemstukken van begrafenissen van Indische Nederlanders achteraf bij het Indisch Monument gelegd en velen laten er hun as verstrooien als blijk van verbondenheid. Het monument herinnert hen aan de plek waar ze zich thuis gevoeld hebben en ingrijpende dingen hebben meegemaakt.
Nederlands-Indische oorlogsmonumenten
Lang voor de oprichting van het nationale Indisch Monument in 1988 waren er al gedenktekens en manifestaties waarin de Japanse bezetting van Nederlands-Indië en het vervolg een rol speelden. En ook na 1988 kwam er nog een aantal bij. Harry Verheij had onder andere ook de hand in de opening van de ‘Laan van het Indisch Verzet’ in Almere (1993) met bamboe, exotische bomen en een tekstbord, waar een jaarlijkse herdenking plaatsvindt. Stichting 15 augustus heeft 36 van deze Nederlands-Indische oorlogsmonumenten op een lijst bijeengezet op haar website: 19 in Nederland, 7 in Indonesië en 10 in de rest van Azië en in Australië. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei noemt er zeker nog één meer, die op de lijst van Stichting 15 augustus ontbreekt. Daarover straks meer.
Figuur 2: Indië-monumenten in Zuidoost-Azië*
* Op de lijst van de Stichting Nationale Herdenking 15 augustus 1945.
De meeste monumenten binnen Nederland zijn verspreid over het land, maar zes bevinden zich in park Bronbeek in Arnhem. In het hoofdgebouw van dit landgoed zijn vanaf de 19e eeuw militaire veteranen gehuisvest, vroeger vooral van het KNIL, nu vanuit alle delen van het Nederlandse leger. Er is ook een museum. Een aantal monumenten hier verwijst puur naar de periode 1941-1945 (vrouwenkampen, jongenskampen, dwangarbeid Birma). Verder is er een anker, overgebleven van een gestrand schip op weg naar de Java-oorlog in 1830, dat naar die oorlog verwijst. Maar hier wordt nu ook de slag op de Javazee tegen de Japanners uit 1942 herdacht. Een ander monument refereert aan het KNIL over de hele bestaansperiode 1830-1950. Op een kazerneterrein elders in Arnhem staat een monument voor de gevallenen van de 7 december-divisie, een legeronderdeel dat bij de politionele acties betrokken was. De naam verwijst naar de radiorede die koningin Wilhelmina vanuit Londen hield over de toekomstige, naoorlogse verhouding met de kolonie. De Arnhemse monumenten laten zich dus niet alle in het tijdslot van 1941-1945 vangen.
De monumenten buiten Nederland zijn bijna allemaal erevelden. In Indonesië bevinden zij zich steeds op Java. Soms met graven van militairen en burgers omgekomen tussen 1941 en 1945; op andere erevelden liggen ook gesneuvelde militairen uit de periode 1945-1949.
De monumenten die exclusief aan de periode 1941-1945 refereren, hebben betrekking op gevechten bij de Japanse verovering (de erevelden), de internering (mannen en vrouwen met kinderen in gescheiden kampen, en enkele aparte jongenskampen) en plekken elders waar vanuit Nederlands-Indië dwangarbeid moest worden verricht (in Birma/Myanmar, Siam/Thailand en Japan). Heel wat van de 36 Nederlands-Indische oorlogsmonumenten hebben echter betrekking op een langere periode dan de Tweede Wereldoorlog. Soms gaat het om een paar jaar tot en met de migratie naar Europees Nederland – zie ook de thematiek van het Indische Herinneringscentrum in Den Haag. Maar enkele monumenten bestrijken de jaren tot en met de overdracht van Nieuw-Guinea in 1962, waarmee Nederland definitief afstand deed van het oude koloniale grondgebied in Azië. De monumenten die alleen de periode na 15 augustus 1945 betreffen, gaan over het optreden van het Nederlandse leger tijdens het dekolonisatieconflict.
Alle monumenten tezamen herdenken de geschiedenis in de eerste plaats vanuit de lotgevallen van het Nederlandse koloniale bestuur, de Europese bevolking en de Indo’s, de pijlers van de koloniale maatschappij en de meest uitgesproken slachtoffers van de Japanse bezetter. Maar recentere monumenten leggen tevens rekenschap af over de honger, onderdrukking en dwangarbeid waarmee ook de inlandse bevolking geconfronteerd werd tijdens de Japanse bezetting. En over de verliezen van verzetsstrijders tegen het Nederlandse bewind onder de Indonesische burgerbevolking tijdens het dekolonisatieconflict.
Verschillen in verlies
Hoe scherp herinneringen, manieren van herdenken en monumenten binnen de huidige Nationale Herdenking kunnen verschillen, óók als het gaat om Nederlands-Indië, komt pregnant tot uiting in Den Haag. Op nog geen 200 meter van het eerder genoemde Indische Monument staat het Indië-monument, een donkergrijze natuurstenen gedenkmuur met de namen van 161 Nederlandse militairen afkomstig uit Den Haag en gesneuveld in de periode 1945-1949 tussen de onafhankelijkheidsverklaring en de soevereiniteitsoverdracht. Het monument is daar in 2002 gekomen op initiatief van Vomi-Nederland (Vereniging Oud Militairen Indië- en Nieuw-Guinea-gangers). Later kwamen er nog vier namen bij van gevallen militairen bij schermutselingen rond Nieuw-Guinea. Beide monumenten maken deel uit van het beeldenarchief van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, maar het Indië-monument uit 2002 ontbreekt in de lijst van Stichting 15 augustus.
De twee monumenten zijn allebei geruime tijd na de oorlogsperiode geplaatst (1988 en 2002), maar verschillen sterk in stijl en vorm. Het Indisch Monument is een bronzen beeldengroep. In het midden ligt de dood omringd door rouwende vrouwenfiguren. Aan de buitenkanten trekken mannen, vrouwen en kinderen na de bevrijding de toekomst tegemoet. Het hekwerk erachter symboliseert de samenhorigheid van alle slachtoffers en tevens de omheining waarbinnen men gevangen zat. Op het witte marmeren voetstuk staat: ‘8 dec. 1941 – 15 aug. 1945. De geest overwint. Tweede Wereldoorlog, Nederlands-Indië’.
Het veertien jaar later geplaatste Indië-monument steekt daar sober bij af. Naast de namen van de gesneuvelde Haagse militairen staat er ‘Op welke grond werden ze gelegd in vreemde aarde’, een tekst van dichter en mede-Indiëganger Jan Eijkelboom. De woorden zijn aan de achterzijde ook in het Indonesisch vertaald. Op een aparte steen met uitleg vóór de gedenkmuur staan een kaart van Indonesië en de tekst: ‘Langer dan een mensenleven duurt de herinnering aan hun vergeefse dood’. De aangegeven tijdspanne is hier 1945-1962.
Het Indische Monument van Stichting 15 augustus trekt de meeste officiële aandacht. Jaarlijks maakt de ambassadeur van Indonesië hier op 15 augustus zijn opwachting. Het monument wordt ook breed gedragen door de wijde kring van Indische Nederlanders en hun nazaten. Voor hen is 15 augustus een belangrijke datum in een veel langere periode met verschillende fasen van lijden en verwarring.
Het Indië-monument uit 2002 gaat over de jaren 1945-1950, waarin het Nederlandse leger vanuit Europees Nederland actief was in het dekolonisatieconflict, met nog een staartje tijdens het naspel rond Nieuw-Guinea. Hier wordt niet het hele leger gememoreerd maar de groep gesneuvelden afkomstig uit de buurt van het monument. Terwijl de herdenking bij het Indisch Monument vooral in het teken staat van de hardheid van het bestaan in de nadagen van de oude kolonie, gaat het bij het Indiëmonument om het verlies van Nederlandse familieleden elders. De jaarlijkse herdenkingen bij beide monumenten spelen zich af in zowel het Nederlandse herdenkingsritme van 4 mei, als op 15 augustus. In 2020, tijdens de pandemie, was er alleen een heel beperkte bijeenkomst bij het Indische Monument mogelijk op 15 augustus. Wel waren er dat jaar vele elektronische blijken van medeleven (een digitale bloem op de website van de monumenten). Bij het Indië-monument bijna uitsluitend rond 4 mei, bij het Indische Monument vooral rond 4 mei maar ook rond 15 augustus. De beide monumenten en de herdenkingen eromheen voegen zich dus niet gemakkelijk bijeen.
De herdenkingscultuur van de Indische Nederlanders schuurt op zijn beurt met het oorspronkelijke Europees-Nederlandse kader, maar daar is in de praktijk een oplossing voor gevonden. Hoe dan ook hanteert het Nationaal Comité 4 en 5 mei al heel lang een breder herdenkingskader dan de naam van het comité suggereert. Alle Nederlandse militairen gesneuveld na WOII horen immers tot de herdachten. De twee monumenten in Den Haag laten nog eens zien hoe ingewikkeld dat allemaal eigenlijk is.