Reuzengebergte

25 december 2019
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Leo Paul
Faculteit Geowetenschappen, Universteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie januari 2020
toerisme
Tsjechië
Polen
Opinie
BEELD: DETROIT PUBLISHING CO./LIBRARY OFCONGRESS
Het Reuzengebergte met de Schneekoppe, het observatorium, de 17e eeuwse kapel en de twee hotels. Ansichtkaart uit het laatste decennium van de 19e eeuw.

‘1989’ bracht nieuw elan maar ook concurrentie  

Honderd jaar geleden was het Reuzengebergte een toeristische topbestemming. Het communisme zette daar een streep doorheen. Tegenwoordig is de concurrentie met andere vakantiegebieden hevig. Een reis door verleden en heden op de grens van twee landen. 

 

Het was rond 1900 ’s zomers een drukte van belang op de Schneekoppe, met 1603 m de hoogste berg, niet alleen van het Reuzengebergte, maar van heel toenmalig Duitsland, afgezien van de Alpen. De kale bergtop – de boomgrens ligt op ongeveer 1200 m – daagde velen uit. Al in 1884 bereikten 50 duizend mensen de top, te voet of te paard. Sommigen bleven overnachten om te genieten van de opkomende of ondergaande zon – destijds een hype onder toeristen. Er stonden 2 hotels met samen 160 bedden. Reken niet op een rustige nacht, schreef Meyers Reisebücher Riesengebirge, want de wandjes zijn dun. Dat die reisgids in 1904 al aan de 14e druk toe was, tekent de populariteit van het gebied. 

BEELD: CARL THEODOR MATTIS
Romantische prent van de Schneekoppe 'am Wege von den Grenzbauden' van Carl Theodor Mattis (1815). Veel kunstenaars lieten zich in die tijd inspireren door het Reuzengebergte.

Op de Schneekoppe waren ook een 17e-eeuwse kapel, een weerstation en twee postkantoortjes te vinden. In tweevoud, want over de bergkam liep de grens tussen Duitsland en Oostenrijk. Dus naast het Postambt van het Deutsche Reich had je de k.u.k. (kaiserlich und köninglich) post van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie (zie kader Eeuwenlang grensgebied). Ze bleken een schot in de roos: vanaf de Schneekoppe werden in 1895 maar liefst 80 duizend ansichtkaarten verstuurd en in 1904 al 155 duizend. Ook kon je telegrammen vanaf de bergtop verzenden. Een berglift kwam er pas in 1950, aan Tsjechoslowaakse zijde. Als de herfst inviel, werd het stiller. In de lange winter was de bergtop vaak onbereikbaar. Er lag gemiddeld 185 dagen per jaar sneeuw. 

Romantiek 

Het Reuzengebergte was honderd jaar eerder, in de romantiek, ontdekt door toeristen, zoals zij destijds ook de kust ‘ontdekten’. Bergen en zeekusten werden in de tijd van de verlichting nog gemeden: in zulke woeste gebieden had een verstandig mens niets te zoeken, tenzij je er je brood verdiende. Vooral getemde en geordende landschappen werden gewaardeerd. Maar in de romantiek veranderde dat: voorheen gemeden gebieden als Wales, het Lake District, de Schotse Hooglanden, het Zwarte Woud, het Ertsgebergte en dus ook het Reuzengebergte raakten in trek bij mensen die uit genoegen, niet uit noodzaak, reisden. In het Reuzengebergte, dat de eeuwen daarvoor door vooral Duitse kolonisten – veeboeren, mijnwerkers, glasblazers, houthakkers en herders – was geoccupeerd, verrezen de eerste hotels en villa’s. De spoorwegen brachten vanaf de jaren 1860 stedelingen uit Breslau (nu het Poolse Wrocław), Halle, Leipzig en Dresden naar het berggebied. Welgestelde Berlijners stonden jaarlijks voor de keuze: de zomer door te brengen aan de Oostzee of in het Reuzengebergte. In de 20e eeuw nam ook het wintertoerisme een vlucht: sleeen en skien. De slee was inheems (deze werd gebruikt voor het transport van hout), de ski kwam uit Noorwegen. Een door een paard getrokken wagen bracht de wintersporters naar boven, die vervolgens in een door een dorpeling bestuurde slee, of op ski’s naar beneden suisden. 

© 2019 GEOGRAFIE & B.J. KÖBBEN
Het Reuzengebergte

Anders dan bijvoorbeeld de Zwitserse Alpen trok het Reuzengebergte vrijwel alleen Duitse toeristen. Maar die kwamen ook in grote aantallen. Ze arriveerden in het stadje Hirschberg (nu Jelenia Gora), de toegangspoort tot het Reuzengebergte, en reisden van daaruit zuidwaarts, door het Hirschberger Tal, waar rijke Duitsers in de 19e eeuw tientallen buitenplaatsen bouwden, naar Warmbrunn (een kuuroord, nu onderdeel van de agglomeratie van Jelenia Gora) of de echte bergen in. Aan de zuidzijde van het Reuzengebergte waren ook Boheemse vakantiegangers te vinden. Praag lag er maar 130 km vandaan. Het toerisme werd rond 1900 de kurk waarop de regionale economie dreef. Massatoerisme, zeker toen er in de jaren 1920 ook jeugdherbergen kwamen, en in de jaren 30 de nazi-organisatie Kraft durch Freude er groepsvakanties voor het volk organiseerde. Veelzeggend, zo blijkt uit een studie van geograaf Hans Poser uit 1939, is dat agrarische dorpen wegkwijnden en dorpen met veel toeristen in inwonertal en bebouwing groeiden. 

Eeuwenlang grensgebied

Geologisch gezien maakt het Reuzengebergte – 40 km lang, 25 km breed en voornamelijk bestaand uit graniet – deel uit van de Sudeten, een bergketen van ongeveer 300 km, waarvan de kam van oudsher ook een politieke grens vormt. Tot 1919 hielden de Sudeten twee keizerrijken uit elkaar: het Duitse en het Oostenrijkse. Aan de noordkant begon Silezie, in Pruisische (vanaf 1871 Duitse) handen, aan de zuidzijde Bohemen. Duitse toeristen konden probleemloos de grens passeren. Na de Eerste Wereldoorlog werd Bohemen het kernland van Tsjechoslowakije. Voor de Duitstalige inwoners van het Sudetengebied waren de gevolgen te overzien. Ze waren weliswaar een minderheid geworden in een nieuw land, maar konden hun leven voortzetten. Dat veranderde na de Tweede Wereldoorlog. De Sudeten-Duitsers werden met harde hand uit hun woongebied verdreven. Ook in Silezie moesten Duitsers plaatsmaken voor Polen. De regionale geschiedenis werd herschreven, het landschap ontduitst en verpoolst. Silezie gold voortaan als een ‘herwonnen, oer-Poolse’ regio. In het Reuzengebergte werd het Duits vervangen door het Tsjechisch en het Pools. Duizenden topografische namen gingen van tafel. Riesengebirge werd Krkonoše in het Tsjechisch, Schneekoppe Snĕžka; Polen spraken van Karkonosze en Śnieżka. Al waren het allebei communistische landen, de grens tussen Polen en Tsjechoslowakije ging op slot. De spoorlijn die de landen dwars door het Reuzengebergte met elkaar verbond, werd in het grensgebied over honderden meters opgebroken. Wel was er pragmatische samenwerking. Zo richtten beide landen een grensoverschrijdend natuurpark in en was gebiedsruil op kleine schaal mogelijk, bijvoorbeeld om te zorgen dat de trein naar de Tsjechische vakantieplaats Harrachov alleen over Tsjechisch grondgebied reed. Na de omwenteling werd Tsjechoslowakije in tweeen gedeeld: sinds 1993 scheiden de Sudeten de Tsjechische Republiek en Polen. De spoorverbinding is hersteld, grenscontroles ontbreken, want beide landen zijn lid van Schengen.

Dat het Reuzengebergte zich ontwikkelde tot een toeristische topbestemming was ook te danken aan een regionale actor. In 1880 had Theodor Donat, een boekhouder uit Gorlitz, het initiatief genomen om de (Duitse) Riesengebirgsverein op te richten. Dat bleek een doorslaand succes: in 1900 had de vereniging al 97 Ortsgruppen en 11 duizend leden. De Ortsgruppen bestonden in steden waar liefhebbers van het gebied woonden, zoals in Nederland ook een Alpenvereniging bestaat. De Berlijngroep alleen al had honderden leden. De overkoepelende vereniging promootte de regio, onder meer met een volksverhaal over de reus Rubezahl die in het berggebied zou wonen. De vereniging zette wandelingen en sleebanen uit, onderhield bergpaden, spande zich in om flora en fauna te beschermen en opende in Hirschberg een streekmuseum. In de jaren 1920 bouwde ze tien jeugdherbergen. Elitair was de Riesengebirgsverein niet, wel echt Duits, in een randgebied dat ooit aan Poolse en Oostenrijkse heersers had toebehoord. Dat is terug te zien in de Duits-nationale gotische letters die werden gebruikt in Der Wanderer im Riesengebirge, het tijdschrift dat de vereniging tussen 1881 en 1943 uitgaf. In de nazitijd werd de organisatie samengevoegd met de Oostenrijkse pendant; Joden moesten hun lidmaatschap opzeggen. Na de oorlog is de vereniging in West-Duitsland heropgericht. Ze bestaat nog steeds, al is het ledenaantal tot duizend geslonken. 

Maar meer nog dan het tijdschrift maakten de talloze verstuurde ansichtkaarten het Reuzengebergte wijd en zijd bekend. Dat beroemde Duitse cultuurdragers er hadden gewerkt, zoals de schilder Caspar David Friedrich en de romanschrijver Theodore Fontane, sprak evenzeer tot de verbeelding. 

De Riesengebirgsverein verkocht eigen ansichtkaarten om geld in te verzamelen voor het onderhoud van de wandelpaden.

Groepsvakanties 

Vanaf 1945 kwam het gebied in het communistische deel van Europa te liggen en was het gedaan met ‘bourgeois’ toerisme. De Duitsers moesten vertrekken (de tragiek van de Heimatvertriebenen wordt heel invoelbaar in de familiebiografie van Laura Starink, Duitse wortels. Mijn familie, de oorlog en Silezië, 2013). Hun boerderijen en huizen werden onteigend en toegekend aan Tsjechen en Polen. Veel Poolse nieuwkomers waren zelf uit het oosten van hun land gezet; dat gebied werd geannexeerd door de Sovjet-Unie. In de pensions en hotels konden arbeiders voortaan van een zwaar gesubsidieerde collectieve vakantie genieten. In Polen werden die georganiseerd door de FWP, een staatsinstelling voor volksvakanties. In Nederland schreef het communistische dagblad De Waarheid verzaligd in een artikel met als kop ‘300.000 arbeiders en een half millioen kinderen trekken de bergen in’: ‘Treinen met arbeiders, treinen met kinderen, treinen met zieken vertrekken ’s morgens en ’s avonds, een onafzienbare stroom van vacantiegangers [uit de grote Poolse steden] over honderden kilometers naar de verre bergen vervoerend. […] Van Warschau naar Karpacz (een vakantiedorp in het Reuzengebergte) is even ver als van Amsterdam naar Parijs. Maar het is voor een arbeider uit Enschede moeilijker om naar Zandvoort te komen, dan voor een trambestuurder uit Warschau naar Karpacz. […] Er zijn 20.000 vacantie-gangers in het dorp, voor het merendeel kinderen. De rest? Arbeiders, maar ook intellectuelen, artsen, ingenieurs, beroemde musici (die ’s avonds gratis optreden in de hotels), professoren en studenten’ (24 augustus 1950).

En al die vakantiegangers konden terecht in villa’s waar ooit ‘rijke lui’ leefden en waarop nu ‘de magische letters F.W.P. prijken’. Maar zo’n paradijs als De Waarheid suggereerde, was het niet, aldus een studie van Mateusz Hartwich, en ook de aantallen arbeiders en kinderen die erheen gingen, lagen veel lager dan de kop vermeldde. Je moest van groepsvakanties houden, accepteren dat je niet vrij kon wandelen (want het ging per slot van rekening om een grensgebied; je kon alleen onder begeleiding de bergen in, op aangewezen paden). Zelf foto’s nemen was verboden, er waren officiele fotografen die groepsbeelden maakten. Vooroorlogse souvenirs kopen die herinnerden aan de regionale geschiedenis, zoals Rubezahl-beeldjes, was zowel illegaal als onverstandig. Het maakte duidelijk dat je nog niet de juiste mentaliteit bezat. Vanaf omstreeks 1960 werd het staatstoezicht vanuit Warschau wat minder rigide. Er kwam meer ruimte voor regionale initiatieven, en particulieren mochten beperkt kamers verhuren. Bijvoorbeeld aan DDR-burgers, die mondjesmaat werden toegelaten nadat ze door een bureaucratische molen waren gegaan. Zij waren weliswaar communistische broeders en zusters, maar toch ook Duitsers met wellicht Heimat-sentimenten. Ook kleine aantallen West-Duitsers kwamen op bezoek, vooral Heimatvertriebenen die hun oude regio wilden zien. Hun D-marken waren niet te versmaden, maar de Poolse overheid hield hen goed in de gaten. Soms, vertelt Hartwich, kwam het tot ontroerende ontmoetingen op de Schneekoppe: vanuit de noordkant liepen DDR-burgers naar de top, vanuit de Tsjechische kant hun West-Duitse familieleden. Maar zo’n ontmoeting was alleen mogelijk in tijden van ontspanning; restricties kwamen en gingen. Het communisme bracht behalve arbeiders ook verval naar het Reuzengebergte. Een dwingende reden om bouwkundig onderhoud te plegen ontbrak. Investeringen in de industrie en won bouw hadden prioriteit. Vakantiegangers kwamen toch wel: Polen en Tsjechoslowaken hadden weinig keuze, concurrentie van elders ontbrak. 

Het tijdschrift dat de zeer Duits georiënteerde RGV tussen 1881 en 1943 uitgaf.

Na de omwenteling 

Na de val van het communisme in 1989 ging het lange tijd niet goed met het toerisme. Voor West-Europeanen waren de lage prijzen weliswaar aantrekkelijk, maar de vervallen voorzieningen waren dat allerminst. De Polen en Tsjechen hadden door de moeizame economische transformatie weinig te besteden. De eerste jaren kwamen er wel wat meer Heimatvertriebenen, maar die stroom is gaandeweg opgedroogd. 

Het Tsjechische deel krabbelde als eerste op en wist zich te profileren als budgetbestemming voor de wintersport: eenvoudig en kleinschalig. De revitalisatie van Poolse skioorden verliep minder soepel. Onderzoeker Michał Żemła inventariseerde in 2008 hun problemen. De liften waren verouderd, skigebieden sloten niet op elkaar aan, er vormden zich lange wachtrijen bij de liften, de wegen waren te smal, parkeerterreinen te klein, en het vermaak in skiplaatsen was beperkt. De modernisering kwam om meerdere redenen niet van de grond. Zo was er een conflict tussen de eigenaren van skivoorzieningen en grondbezitters die groei van het toerisme niet in hun belang achtten. Immers: ongeveer de helft van de bezoekers betrof dagjesmensen, die alleen geld uitgaven aan skiliften. De plaatselijke bevolking profiteerde daarvan maar mondjesmaat. Ook ontbrak het aan samenwerking tussen skigebieden en -liften, waardoor toeristen te maken hadden met verschillende skipassen en busondernemingen. Lokale en regionale besturen waren te zwak om samenwerking af te dwingen. Ook waren (en zijn) er ecologische restricties: de belangrijkste skiplaatsen liggen in nationale parken. Daar mogen geen nieuwe pistes en liften worden ontwikkeld. 

Inmiddels zijn bestaande liften wel gemoderniseerd. Een Oostenrijkse firma deed dat bijvoorbeeld in Szklarska Poręba, de drukst bezochte toeristische plaats aan Poolse zijde. En er zijn kolossale betonnen hotelcomplexen verrezen. Zo is Gołębiewski in Karpacz een van de grootste hotels van Polen. De inspanningen leiden in combinatie met de groeiende welvaart in Polen tot een toename van het aantal toeristen: in 2017 zo’n 600 duizend in de 3 belangrijkste toeristische centra, tegen 400 duizend in 2011. Dit zijn cijfers op jaarbasis, dus inclusief het (kleinere) zomertoerisme. Wel een stuk minder dan het niet-onderbouwde aantal van 2,5 miljoen waarmee de voorzitster van de regio Jeleniogorski (exclusief de stad Jelenia Gora) graag schermt. Maar zij is er dan ook voorstander van om de Olympische Winterspelen naar het Reuzengebergte te halen. Het aandeel buitenlandse bezoekers is aan Poolse zijde overigens maar zo’n 4%. 

In het Tsjechische deel van het Reuzengebergte zijn de toeristische voorzieningen over meerdere stadjes verspreid en kleinschaliger. Ze trekken meer buitenlanders. In skioorden als Špindlerův Mlyn en Harrachov is hun aandeel zo’n 40%. Over de hele regio bezien ligt het percentage lager. Volgens cijfers van het Tsjechische bureau voor de statistiek boekten de twee bestuurlijke regio’s waarin het Tsjechische Reuzengebergte ligt, in 2017 7 miljoen toeristische overnachtingen. Daarvan waren er 1,6 miljoen van buitenlanders. Ter vergelijking: de toeristische topbestemming Praag telde 18,1 miljoen overnachtingen, waarvan 16,1 miljoen van buitenlanders. 

FOTO: MAGDA/PROJEKT-CHEMIN
Binnen de levenscyclus van toeristische gebieden bevindt het Reuzengebergte zich in een latere fase van stagnatie/neergang en mogelijk verval. Het voormalig Hotel Sanssouci in Karpacz staat op de foto te huur als vakantiehuis Urocza (2018).

Levenscyclus 

Ondanks de verbeteringen is niet te verwachten dat het skitoerisme in het Reuzengebergte nog spectaculair zal groeien. Door de opwarming van de aarde neemt de sneeuwzekerheid af. Sneeuwkanonnen zijn onmisbaar geworden, maar het benodigde water is schaars. En het Reuzengebergte krijgt steeds meer concurrentie van goedkope vakantiegebieden elders, veelal goed bereikbaar met prijsvechters als easyJet. Bulgarije en Georgie zijn in opkomst als wintersportland. Zon-zeebestemmingen zijn er in overvloed. Binnen Polen is het hogere Tatragebergte (met als bekendste plaatsen Zakopane en Szczyrk) een concurrent. Bovendien: wie hooggebergten als de Alpen heeft gezien (na 1989 werd dat mogelijk voor Polen en Tsjechen), is niet meer zo onder de indruk van een middelgebergte. Het Reuzengebergte is goed voor een dagje of een weekend, desnoods een week, maar voor langere vakanties? Andere middelgebergten zoals het Zwarte Woud (zie Geografie, maart 2003), en in Nederland de Veluwe kampen met hetzelfde dilemma. In termen van het tourist area cycle of evolution-model van de Canadese geograaf Richard Butler: binnen de levenscyclus van toeristische gebieden (ontstaan-groei-bloei-stagnatie/consolidatie-neergang-revitalisatie of verder verval) bevindt het Reuzengebergte zich in een latere fase. Nieuwe initiatieven zijn welkom. Die bestaan wel en zijn soms tamelijk succesvol, zoals de glasblazerij in het Tsjechische Harrachov (zie kader Toeristische hotspot). Voor de zomertoeristen worden nieuwe wandelpaden en mountainbike tracks aangelegd. Er kunnen meer wintersporters worden geworven die juist op zoek zijn naar relatief goedkope kleinschalige voorzieningen, zoals jonge gezinnen. Ook voor langlaufers is het een ideaal gebied. Maar in de toeristische voorhoede, zoals rond 1900, bevindt het Reuzengebergte zich niet meer.

Toeristische hotspot: de glasblazerij
Glasblazerij

Het Tsjechische wintersportdorp Harrachov, op ongeveer 700 m hoogte, is een klassieke vakantiebestemming. Rond 1900 had Harrachsdorf- Neuwelt al een handvol hotels, destijds vooral voor zomertoeristen. De voertaal was Duits, hoewel er een Tsjechisch sprekende minderheid van 300 mensen leefde. Duitstalige reisgidsen waarschuwden voor Tsjechische enclaves: reageer niet op ‘onvriendelijkheden en provocaties’. Sinds de verdrijving van  de Sudeten-Duitsers is Tsjechisch de voertaal. Gebleven is de glasblazerij. Harrachov is sinds de 18e eeuw een centrum van het befaamde Boheemse glas. In de 19e eeuw won glaswerk uit Harrachov regelmatig prijzen op wereldtentoonstellingen. Het was te koop in chique winkels in Parijs en andere wereldsteden. Hoewel met ups en downs, afhankelijk van de conjunctuur, oorlog en de kwaliteit van de directie, floreerde de glasblazerij. Het was het grootste bedrijf in het dorp; in hoogtijdagen werkten er enkele honderden mensen. Toeristen konden zich bij de directeur aanmelden voor een rondleiding. In de communistische tijd kwam de klad erin. Het bedrijf, eeuwenlang in adellijke handen, werd genationaliseerd; het glas mocht niet meer als (hoog aangeschreven) Harrachov-glas verkocht worden. Nieuwe kansen kwamen na de omwenteling. In 1993 kocht František Novosad, jurist en glasblazer, het verlopen bedrijf en investeerde in vernieuwing. Tegenwoordig wordt op traditionele wijze weer luxueus glaswerk gemaakt. Toeristen krijgen een rondleiding om de glasblazers en   polijsters aan het werk te zien en bezoeken vervolgens het glasmuseum en de winkel. Uiteraard is er een restaurant en een biertuin. Het hele complex geldt als een all weather toeristische voorziening, die toeristen in het dorp moet vasthouden op een regendag. Petr Bůžek, woordvoerder van de glasblazerij: ‘We ontvangen jaarlijks ongeveer 60 duizend bezoekers, uit eigen land en omringende landen, maar bijvoorbeeld ook uit Rusland en Israel. Het hoogseizoen is de zomer’. De hitte van de glasoven bestrijden de glasblazers met water en bier. Dat bier komt sinds 2002 uit een eigen brouwerij; Novosad doet volop aan diversificatie om de onderneming minder kwetsbaar te maken voor schommelingen in de vraag naar decoratief glaswerk. Inmiddels kunnen bezoekers ook een bierbad nemen: baden in bier vermengd met mineraalwater. Je schijnt er geweldig van op te knappen.

Een bezoek aan het Reuzengebergte is sinds jaar en dag een onderdeel van de Oost-Duitsland-Tsjechie-Polen-excursie voor studenten sociale geografie en planologie aan de Universiteit Utrecht, onder leiding van de auteurs.

 

BRONNEN

  • Butler, R.W. 1980. The concept of a tourist area cycle of evolution. The Canadian Geographer 24, 5-12.
  • Güring, G. 1900. Geologische Führer in das Riesengebirge. Gebr. Borntraeger
  • Hartwich, M.J. 2012. Das Schlesische Riesengebirge. Die Polonisierung einer Landschaft. Böhlau, Keulen.
  • Meyers Reisebücher 1904. Riesengebirge und die Grafschaft Glatz, Vierzehnte Auflage. Bibliographisches Institut, Leipzig. 
  • Poser. H. 1939. Geographische Studien über den Fremdenverkehr im Riesengebirge. Vandenhoeck + Ruprecht.
  • Twardowski, D. 2017. Tourism in Poland and the Czech Republic based on selected tourist centers in the Karkonosze mountains. Prace Naukowe 3, 107-125.
  • www.sklarnaharrachov.cz
  • Żemła M.2008. Failures in building partnerships for success in the competitive market: the case of Polish ski resorts. Managing Global Transitions 6, 421-444.