Wat bomen ons vertellen

15 november 2020
Auteurs:
Tom Wils
Hogeschool Rotterdam, Fontys Hogescholen Tilburg en Swansea University
Dit artikel is verschenen in: geografie november/december 2020
recensie
Opinie
FOTO: IAIN ROBERTSON
Na de ‘moord’ op de Prometheus, de oudste boom ter wereld, in 1964 wordt de locatie van een in 2012 ontdekt exemplaar (5000 jaar oud) ergens in het Inyo National Forest in de White Mountains angstvallig geheimgehouden.

Niet alleen voer voor dendrochronologen

De Vlaamse Valerie Trouet, topwetenschapper aan het leidende boomringlaboratorium van de universiteit van Arizona in Tucson, schreef het boek Wat bomen ons vertellen. Ze neemt ons daarin mee in de fascinerende wereld van jaarringen van bomen en de vaak geografische informatie die daarin opgesloten zit.

 

Valerie begon haar loopbaan in de dendrochronologie, de wetenschap die zich bezighoudt met jaarringen in bomen, in Afrika, ten zuiden van de Sahara. Op die manier leerde ik haar kennen, toen ik zelf in 2005 mijn promotieonderzoek in Ethiopië startte. De wereld van de Afrikaanse dendrochronologie is klein en dat is geen toeval. Bomen vormen in de tropen meestal geen jaarringen. 

Valerie schrijft met treffende ironie over haar eerste reis buiten Europa. Met Kristof Haneca raakt ze verzeild in een door overstromingen ontregeld Tanzania, waar onderweg van Dar es Salaam naar Kigoma hun boomboren worden gestolen. De reis van zo’n 1200 km duurt maar liefst een week, waardoor ze hun enige contactpersoon in Kigoma mislopen. Met handen en voeten en wat hulp van lokale ngo’s ritselen ze bij een lokale houtskoolproducent enkele stamschijven, die er vervolgens meer dan zes maanden over doen om via de post België te bereiken. De paniek slaat meermaals toe, maar paradoxaal genoeg laat de dendrochronologie Valerie en Kristof daarna nooit meer los.

Tucson

Afrikaanse dendrochronologie is ogenschijnlijk een kansloze onderneming. Ik was dan ook verrast over de mildheid waarmee zowel Valerie als Kristof mijn eerste publicaties van feedback voorzag. Ik trof beroemde professoren die mij bezorgd aankeken. Een bos op 3000 meter hoogte in Ethiopië? Fritz Schweingruber, icoon van de Europese dendrochronologie en een van de helden uit Valerie’s boek, begon over nachtvorst, maar slikte halverwege zijn woorden in. Elke dag met vorst een ring, in plaats van elk jaar een ring – een dergelijk horrorscenario durfde hij me toch maar niet te schetsen.

Die bezorgdheid – wat ik deed had een grote kans te mislukken – leidde tot een invitatie van Ramzi Touchan om 2,5 week te komen werken op het lab in Tucson, in de Sonorawoestijn van Zuid-Arizona. Daar staat het eerste en meest beroemde boomringlaboratorium ter wereld, waar Valerie ondertussen al tien jaar werkt. Ze had haar omgeving moeten uitleggen hoe het kon dat het beroemdste boomringlaboratorium in een woestijn stond. Mij had het eigenlijk nooit verbaasd. Ik kende de studies aan bomen in het zuidwesten van de Verenigde Staten en die waren buitengewoon indrukwekkend. Dat de universiteit op een plek ligt waar géén bomen staan, was nooit zo tot me doorgedrongen. Totdat ik in augustus 2007 dus van het vliegveld werd opgehaald door Ramzi. Hij verzuchtte dat ik in de verkeerde tijd was gekomen. De komende week zou de temperatuur de 100 graden passeren. Met mijn van de jetlag vermoeide hoofd had ik een paar minuten nodig om te beseffen dat dit graden Fahrenheit waren, dus zo’n 38 graden Celsius. De hitte was volgens Ramzi niet het ergste, hij kwam uit Syrië, maar de hoge luchtvochtigheid. De zomer in Tucson kenmerkt zich door een moesson, waarvan de regen alleen in de heuvels rondom de stad valt.

Waarom staat het beroemdste boomringlab ter wereld in een woestijn waar geen bomen groeien?

Valerie vertelt in haar boek waarom het lab juist hier gevestigd is. Het heeft niks te maken met bomen, maar met sterren. De grondlegger van de dendrochronologie, Andrew Douglas, was een astronoom, die bomen ging bemonsteren om de 11-jarige zonnevlekcyclus te bestuderen. En ja, voor een astronoom zijn de blauwe luchten van een woestijn uitermate geschikt. Het lab werd in 1937 tijdelijk ondergebracht onder de tribunes van het lokale footballstadion.

In 2007 zat Ramzi nog steeds onder de tribunes. Het waren donkere ruimten, die via een doolhof van gangen buitenom met elkaar verbonden waren. Bij een wedstrijd stonden de supporters te dringen voor deuren met namen van professoren erop. Bij haar aankomst in 2010 werd Valerie ook gehuisvest in het stadion. Ze kwam uit het veilige Zwitserland en werd de eerste week direct geconfronteerd met een politiek gemotiveerde schietpartij in haar nieuwe woonplaats.

Prometheus

Tucson is beroemd om het onderzoek naar de oudste bomen ter wereld, de bristlecone dennen (Pinus longaeva) uit de White Mountains van Californië. Valerie beschrijft de gruwelen die verbonden zijn aan het onderzoek naar deze duizenden jaren oude bomen. Meerdere onderzoekers stierven jong, een van hen zelfs aan een hartaanval direct na een veldcampagne. Het grootste drama is echter voorbehouden aan een den. De boom werd door lokale bergbeklimmers ‘Prometheus’ genoemd, naar de Griekse held die de mens het vuur gaf en daarvoor meedogenloos werd gestraft. De boom Prometheus had evenmin geluk. Om onduidelijke redenen zaagde een student, Don Currey, hem in 1964 om en ontdekte toen dat hij de oudste boom ter wereld had omgelegd. Deze telde maar liefst 4862 jaarringen! Ik kende het verhaal al voordat ik Valerie’s boek las, met de toevoeging dat Currey zo depressief was geworden dat hij uiteindelijk een eind aan zijn leven had gemaakt. Gelukkig ontkrachtte Valerie dat. De moord – ja, dat woord wordt gebruikt – is Currey nooit vergeven, maar hij zou wel buiten de dendrochronologie een academische carrière vervolgen en in 2004 op 70-jarige leeftijd een natuurlijke dood sterven. Helaas zou hij niet meemaken dat Tom Harlan in 2012 een nog oudere boom bemonsterde – nu met een onschuldige boor – van 5062 jaar. De locatie van deze boom wordt angstvallig geheim gehouden.

BEELD: © 2020 GEOGRAFIE & B.J. KÖBBEN
White Mountains in California. Door het droge klimaat wordt het hout van de bristlecone dennen hier uitzonderlijk goed geconserveerd.

De Zwarte Dood

Bristlecone dennen zijn oud, maar met historisch (bijvoorbeeld in gebouwen), archeologisch en sub-fossiel hout kunnen dendrochronologen nog verder terug in de tijd kijken. Doordat bomen uit een zelfde regio een vergelijkbaar patroon van brede en smalle jaarringen hebben – een reflectie van gunstige en ongunstige klimaatomstandigheden – kun je die met elkaar kruisdateren. Een dendrochronoloog herkent een bepaalde opeenvolging van ringbreedtes als typisch voor een specifieke periode. Op die manier kun je enorme tijdreeksen opbouwen. De langste, een eikenchronologie uit Duitsland, bestrijkt meer dan 12 duizend jaar.

Met de opeenvolging van jaarringen kun je tijdreeksen bouwen en daarmee bijvoorbeeld de echtheid van een oude viool natrekken

Dit soort chronologieën kun je gebruiken om houten voorwerpen te dateren, van de beschoeiing van een waterput uit de steentijd tot een beroemde viool waarvan niet zeker is of die origineel is. De bouwfases van veel oude panden zijn aan de hand van hout uit de dakconstructie gereconstrueerd. Het is zelfs mogelijk te traceren waar het hout vandaan kwam en inzicht te verwerven in grootschalige handelsnetwerken. Ondertussen is er al zo veel constructiehout bestudeerd dat de periode van de pestepidemie in Europa van 1346 tot 1353 opvalt als een tijd waarin er weinig bouwactiviteit was. Zouden de bossen nu ook kunnen herstellen tijdens de coronapandemie?

Dendroklimatologie

Na haar promotieonderzoek in Tervuren (België) werkte Valerie twee jaar aan een kleine state university in de Verenigde Staten. Ik herinner me nog mijn bewondering toen ze in 2007 de overstap maakte naar Wald, Schnee und Landschaft (WSL) in Zürich (Zwitserland) – zeg maar de Europese pendant van het lab in Tucson. Ze schrijft in haar boek over haar onzekerheid toen ze ineens moest samenwerken met de grootste namen uit de dendroklimatologie, de tak van de dendrochronologie die klimaatgegevens uit jaarringen probeert af te leiden. Jan Esper, hoofd van de Zwitserse groep waar Valerie nu deel van uitmaakte, had de plaats ingenomen van de gepensioneerde Fritz Schweingruber en publiceerde het ene na het andere artikel in wetenschappelijke toptijdschriften. Valerie verklapt in haar boek zijn geheim: de magistrale bomenkennis van Fritz! Als Valerie vroeg waarom er bepaalde bomen werden bemonsterd, zei Jan dat Fritz dit geadviseerd had.

Toch moet ik bekennen dat mijn bewondering voor Jan alleen maar toenam bij het lezen van Valerie’s boek. Als promovendus zei ik tijdens conferenties soms dingen die op het randje van briljant en belachelijk balanceerden. Zijn blik leek dan te verraden dat hij als een van de weinigen de paradox daarvan inzag. Valerie beschrijft een vergelijkbare ervaring bij haar onderzoek naar droogte in Europa, waarin ze met heel weinig data een werkelijk briljante vondst doet. In eerste instantie is Jan bijzonder sceptisch, totdat in volle omvang tot hem doordringt wat ze gevonden heeft: het middeleeuws klimaatoptimum is veroorzaakt door een langdurig sterk luchtdrukverschil boven de noordelijke Atlantische Oceaan. Valerie heeft een hardnekkig langdurige positieve fase van de Noord-Atlantische Oscillatie (NAO) in de tweede helft van de middeleeuwen gevonden! Daarmee haalt ze haar eerste publicatie in Science binnen, ondanks haar weigering de creatieve titel Wind of change over te nemen die Jan, blijkbaar een fan van de Duitse rockband Scorpions, voorstelt. Ik besef dat Valerie en ik die rare ideeën in Afrika hebben opgedaan. Hoe maak je van niks toch iets? Wij hadden de beschikking over een paar bomen en een allegaartje van halve reconstructies van andere onderzoekers. Dat is nogal wat anders dan de 200 duizend(!) klimaatreconstructies die haar collega, rekenwonder David Frank, genereerde om de beruchte hockeystickgrafiek in perspectief te plaatsen.

De hockeystick

Valerie bespreekt ook de affaire rond de hockeystick-grafiek – die op spectaculaire wijze laat zien dat de temperaturen de afgelopen eeuw ongekend zijn gestegen, maar is gebaseerd op jaarringgegevens waaruit op discutabel grondige wijze nietklimatologische ruis verwijderd is. Twintig jaar na dato en geholpen door het perspectief van een dendroklimatologe, besef ik pas echt de hysterie die enkel verliezers heeft gekend. Het geeft troost te zien dat hysterie niet uniek verbonden is aan ons tijdperk van sociale media. Maar ik huiver ook in het besef dat waar het echt om gaat in de hockeystickaffaire nog steeds niet is komen bovendrijven op maatschappelijk niveau. De coronapandemie volgde ook een hockeystick en ontketende een hysterische roep om extreme maatregelen. Maar toen de curve enigszins begon af te vlakken brak de hel pas echt los. Ineens moesten alle maatregelen zo snel mogelijk van tafel. Valerie vervolgt met meer bizarre verhalen. Over piraten en orkanen, aardbevingen en spookbossen, Tsjernobyl en natuurbranden. Aan het eind beveelt ze Nooit meer slapen aan, het existentialistische meesterwerk waarin Neerlands roemruchte schrijver en fysisch geograaf W.F. Hermans zijn ervaringen rond zijn promotieonderzoek beschreef. Net als zijn tijdgenoot Albert Camus in de roman De Pest, die akelige parallellen met de coronacrisis vertoont, schetst Hermans een absurd beeld van de wereld. Een wereld waar we geen vat op krijgen, een wereld vol paradoxen. Camus slaagt erin die wereld te omarmen, en Valerie ook. Haar verhalen geven kleur aan het ‘wees verbaasd’ uit haar motto. Ze laten zien dat met jaarringen als vast punt de onbeheersbare en paradoxale wereld een paradijs van verwondering en hoop kan zijn. •

 

  • Trouet, V. 2020. Wat bomen ons vertellen. Een geschiedenis van de wereld in jaarringen. Lannoo, Tielt.