Welke invloed heeft kennis op het klimaatdenken van scholieren?

1 mei 2019
Auteurs:
Adwin Bosschaart
Hoofddocent Aardrijkskunde, Hogeschool van Amsterdam
Dit artikel is verschenen in: geografie mei 2019
klimaatverandering
Nederland
Opinie
BEELD: MICHAEL WEHNER/BERKELEY LAB
Weinig leerlingen zien waterdamp in de troposfeer als broeikasgas.

Steeds meer mensen uiten hun bezorgdheid over klimaatverandering. Toch is er geen consensus. Er wordt veel gediscussieerd over de invloed van de mens en over het nut van klimaatmaatregelen. Daarbij draait het echter niet alleen om kennis. Welke factoren beïnvloeden het denken over klimaatverandering van scholieren en wat kun je daarmee als AK-docent?

 

Het aardrijkskundeonderwijs is altijd sterk gericht geweest op kennisoverdracht. Meningsvorming, attitudevorming en gedragsverandering speelden een ondergeschikte rol. Maar meer kennis leidt niet automatisch tot een andere houding. De Noorse psycholoog Stoknes zegt daarover: ‘Facts and beliefs are very different things. If new facts don’t support a person’s beliefs, often the facts bounce off.’ En volgens de Amerikaanse psycholoog Dan Kahan hebben veel mensen de neiging hun overtuigingen te laten bepalen door wat ‘mensen zoals zij’ denken. Nieuwe informatie die mensen krijgen voorgeschoteld, wordt dan vaak beoordeeld op basis van wat ‘mensen zoals zij’ vinden. Voor effectief onderwijs over klimaatverandering is het daarom van belang je als docent bewust te zijn van de factoren die naast kennis het denken van scholieren over klimaatverandering beïnvloeden.

Figuur 1: Hoe scoren de leerlingen op zeven stellingen en een vraag? *
Enquête onder 2200 leerlingen uit de derde klas, verspreid over Nederland.

Kennisniveau

Het onderzoek onder 2200 derdeklassers dat we in de afgelopen twee nummers van Geografie bespraken, wijst uit dat leerlingen weinig weten van klimaatverandering. In een toets met zestien gesloten vragen over broeikasgassen, en de oorzaken en gevolgen van klimaatverandering scoren ze gemiddeld een 5. Figuur 1 laat enkele onderwerpen zien waarover misvattingen bestaan dan wel kennis ontbreekt. Dat leerlingen niet weten dat een toename van het aantal hoosbuien een gevolg is van klimaatverandering, is vooral een leemte in de kennis. Dat het broeikaseffect volledig veroorzaakt zou worden door de mens, is vooral een misvatting. En denken leerlingen dat waterdamp geen broeikasgas is, dan is dat zowel een misconceptie als een leemte in kennis.

Ouders

Leerlingen hebben ook aangegeven hoe hun ouders staan tegenover klimaatverandering en energiebesparing (figuur 2). Slechts 20 procent geeft aan dat de ouders daar wel eens over praten. Geen wonder dat een vrij groot deel van de leerlingen twijfelt of hun ouders klimaatverandering als een probleem ervaren. Bij het concretere onderwerp energiebesparing weten veel leerlingen dat wél.

Verschillende tussen leerlingen

Vergeleken met vmbo’ers en havisten hebben vwo’ers een sterkere risicoperceptie, zijn vwo’ers meer bereid om maatregelen te nemen, weten ze er meer van en geven ze vaker aan dat hun ouders klimaatverandering als een probleem ervaren en dat er thuis over wordt gepraat. Dezelfde verschillen zijn er tussen leerlingen van vmbo en havo, maar kleiner.

landbouwbedrijven
Figuur 2: Hoe ervaren leerlingen de houding van hun ouders? *

* Enquête onder 2200 leerlingen uit de derde klas, verspreid over Nederland.

Uit de deelenquête in Amsterdam blijkt dat vwo-leerlingen in de hoofdstad veel klimaatbewuster en vmbo-leerlingen veel minder klimaatbewust zijn dan landelijk. Dit weerspiegelt de segregeerde Amsterdamse bevolking, waarin leerlingen met een migratieachtergrond veel sterker zijn vertegenwoordigd. Op havo- en vooral vwo-niveau zijn de verschillen tussen leerlingen met en zonder migratieachtergrond fors. De risicoperceptie, de bereidheid om maatregelen te nemen en de kennis zijn beduidend lager bij leerlingen met een migratieachtergrond. Op vmbo-niveau zie je deze verschillen vrijwel niet. Dat hangt waarschijnlijk samen met de sociaaleconomische positie: op vmbo-niveau zijn kinderen uit gezinnen met lagere inkomens en lagere opleidingen oververtegenwoordigd. In deze gezinnen krijgt klimaatverandering veel minder aandacht of wordt als een minder groot probleem gezien.

De enquête onder de scholieren bevatte 63 stellingen en vragen. We voerden een statistische analyse uit op de resultaten om te bepalen welke factoren vooral van invloed zijn op (a) de risicoperceptie van de leerlingen en (b) hun bereidheid maatregelen te nemen (figuur 3). Daaruit blijkt dat kennis wel een rol speelt, maar alleen kennis van de gevolgen en van het nut van maatregelen. Kennis van fysische eigenschappen en oorzaken heeft nauwelijks effect.

De rol van ouders is duidelijk zichtbaar. Dat vmbo’ers en havisten een lagere risicoperceptie hebben dan vwo’ers, ligt niet aan het schooltype, maar aan het feit dat die leerlingen minder kennis hebben of dat hun ouders een andere houding hebben. De migratieachtergrond speelt wél een directe rol. Los van andere factoren draagt deze eraan bij dat leerlingen anders over klimaatverandering denken. Hoe dat precies komt, is lastig te zeggen. We mogen er niet zomaar vanuit gaan dat er een oorzakelijke verband is en dat we hiermee ook direct de sleutel hebben tot beïnvloeding, als we dat al zouden willen.

Figuur 3: Welke factoren verklaren de risicoperceptie en de bereidheid om maatregelen te nemen?**

De risicoperceptie is groter naarmate: (in volgorde van belang)

1. de angstgevoelens van leerlingen t.a.v. klimaatverandering sterker zijn;

2. leerlingen meer weten van de gevolgen van klimaatverandering en van het nut van klimaatmaatregelen;

3. er thuis meer gepraat wordt over klimaatverandering en ouders KV meer als een probleem zien;

4. leerlingen het gevoel hebben dat ze weten wat ze kunnen bijdragen aan het tegengaan van klimaatverandering;

5. leerlingen zich solidair verklaren met anderen en denken aan de toekomst;

6. Verder hebben leerlingen met een migratieachtergrond een minder sterke risicoperceptie dan anderen.

De bereidheid klimaatmaatregelen te nemen is hoger naarmate: (in volgorde van belang)

1. leerlingen meer weten van het nut van klimaatmaatregelen;

2. er thuis meer gepraat wordt over klimaatverandering en ouders KV meer als een probleem zien;

3. de risicoperceptie van leerlingen hoger is;

4. de angstgevoelens t.a.v. klimaatverandering groter zijn;

5. leerlingen zich solidair verklaren met anderen en denken aan de toekomst.

6. Verder zijn meisjes meer bereid klimaatmatregelen te nemen dan jongens; en

7. zijn leerlingen met een migratieachtergrond daartoe minder bereid dan de anderen.

** Hoe dikker de pijl, des te sterker de relatie. Doorlopende pijlen geven een positieve relatie

en gestippelde pijlen een negatieve relatie weer.

Klimaatverandering in de les

Wat betekent dit nu voor de aardrijkskundelessen? Wil je leerlingen risicobewust maken, dan speelt kennis van de gevolgen een veel grotere rol dan kennis van de oorzaken, denk daarbij vooral aan gevolgen in de eigen omgeving. Gaat het erom leerlingen te laten nadenken over het nemen van maatregelen, dan is het cruciaal dat ze kennis hebben van die maatregelen. Dat klinkt natuurlijk logisch maar waarom besteden we dan vooral aandacht aan kennis van oorzaken? Overigens ben je er nog niet met kennisverwerving. Bewustwording van en meningsvorming over klimaatverandering kan alleen op gang komen wanneer leerlingen ook doordrongen zijn van de kwetsbaarheden van systeem aarde op mondiaal en lokaal niveau. Ook de invloed van ouders is groot. Het kan daarom zinvol zijn het gesprek tussen ouders en leerlingen te stimuleren, bijvoorbeeld door leerlingen thuis kleine enquêtes te laten afnemen. Dit leidt vanzelf tot een gesprek. En in zo’n informele sfeer kunnen leer- en denkprocessen op gang komen die in een klassensituatie nog wel eens ontbreken. Als je vervolgens de enquêteresultaten in de klas samenvoegt, kan dat een prima uitgangspunt vormen voor een klassikale discussie. Dat leerlingen met een migratieachtergrond minder klimaatbewust zijn, betekent dat je hier in je lessen ook rekening mee moet houden. Hoe dat moet, is het komend jaar een belangrijk onderzoeksthema aan de lerarenopleiding van de Hogeschool van Amsterdam.

 

BRONNEN:

  • Stoknes, P. 2015. What we think about when we try not to think about global warming. River Junction VT: Chelsea Green Publishing.
  • Bosschaart, A. 2019. Ecorexia of klimaatapathie? Hoe denken Amsterdamse leerlingen over klimaatverandering? Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam