Zandverstuiving en jeneverbes

1 april 2021
Auteurs:
Dan Assendorp
Fysisch Geograaf bij Hogeschool van Hall Larenstein
Dit artikel is verschenen in: geografie april 2021
In de kantlijn van het landschap
Opinie
FOTO: DAN ASSENDORP
Balingerzand

Van welke kant je Drenthe ook binnenrijdt, om het sinds eind 19e eeuw zo geroemde, arcadische landschap waar te nemen, moet je goed kijken. Het is veelal een rationeel verkaveld agrarisch landschap. Over de ‘beeldkwaliteit’ ervan zal ik niet twisten, maar het kleinschalige esdorpenlandschap is niet in één oogopslag herkenbaar. Als je bij Beilen de A28 af gaat richting Emmen, zijn het vooral bedrijvigheid, intensieve landbouw en jonge bosaanplant die je doorkruist. Pas bij Westerbork word je getrakteerd op een echt Drents heideveld. En rijd je in zuidoostelijke richting, dan kom je in mooie kleine esdorpen als Garminge, Balinge en Mantinge. De hooilanden zijn goed herkenbaar en ook de essen kun je met behulp van de bodemkaart nog traceren. Zo lijkt het esdorpenlandschap compleet met heide, brinkdorp, es en hooiland – allemaal min of meer cultuurhistorische fenomenen. Voor de actieve aardkundige processen moet je wat verder zoeken. Door overbegrazing en plaggen zijn lokaal zandverstuivingen ontstaan en ook die zijn integraal onderdeel van het Drentse landschap. De verstuivingen zijn hier op veel plekken door de bosbouwers en cultuurtechneuten echter omgevormd tot bossen. Met hun smalle fietspaden langs de zandwegen en witte stenen op de hoekpunten van de percelen horen de bossen nu bij het klassieke beeld van het Drentse landschap. Maar dit is eigenlijk een zeer jonge toevoeging.

We gaan verder op zoek naar de zandverstuiving. Vanaf Mantinge, nog achter de Achterste Esch, is een klein gebiedje de dans ontsprongen: het Balingerzand is een mooie, gave, kleinschalige zandverstuiving. Zand, mos, heide en struweel vormen een aantrekkelijk patroon, een ecologisch eldorado door de hoge mate van diversiteit. Voor veel plant- en diersoorten is hier ergens wel een plekje. Een bijzonder beeldbepalend onderdeel zijn de jeneverbessen. In het Duits heten ze Wacholder. Het is net of ze met hun meestal hoge ouderdom de wacht houden over dit bijzondere stukje natuur. De kleinschaligheid is ook direct het probleem voor dit gebied: het stuift eigenlijk niet meer en zonder uitgekiend beheer zal het dichtgroeien en hebben de jeneverbessen weinig meer om over te waken. Eigenlijk zouden we dit gebiedje veel meer moeten bezoeken om zo, buiten de gebaande paden lopend, het actieve proces van zandverstuiving op gang te houden.

Buiten de gebaande paden lopend zou je de zandverstuiving op gang kunnen houden