Amsterdam en andere Hollandse steden

1 maart 2019
Auteurs:
Dit artikel is verschenen in: geografie maart 2019
stadsgeografie
Amsterdam
Kennis
brand
FOTO: DEBBIE MOLLE/UNSPLASH

Van 1300 tot 1940

Amsterdam is in feite gebouwd in een moeras. Hoe heeft de stad zich de afgelopen eeuwen ontwikkeld en wijkt ze daarin af van andere steden in de Hollandse delta, zoals Dordrecht, Leiden en Rotterdam? We onderscheiden drie fases in de ruimtelijke transformatie: van 1300-1450, 1580-1680 tot 1870-1940. 

 

Vanaf de 10e eeuw werden grote delen van het veen in het westen van Nederland ontgonnen en geschikt gemaakt voor bewoning en landbouw. Veenstromen voerden het overtollige water af naar de grote rivieren. Op gunstig gelegen kruispunten van land- en waterwegen ontstonden op hoger gelegen delen en langs de veenstromen kleine nederzettingen. Een aantal groeide uit tot regionale marktcentra. 

In de loop van de 13e eeuw werden de diverse veenstromen met elkaar verbonden en was het mogelijk van zuid naar noord te varen. De regio lag gunstig tussen de handelspolen van dat moment: Vlaanderen, de Oostzee, de Duitse Rijnlanden en Engeland. In de 14e eeuw verplaatste een groot deel van de goederenstromen zich naar Holland. In korte tijd groeide een aantal nederzettingen uit tot kleine steden, die zich hoofdzakelijk toelegden op nijverheid en handel. 

1300-1450 

Tussen 1300 en 1450 maakten diverse op kruispunten van landen waterwegen gelegen nederzettingen een krachtige ruimtelijke ontwikkeling door. Er kwamen aanlegplaatsen voor de scheepvaart, er verrezen publieke gebouwen en er vond een forse expansie plaats. Dordrecht profiteerde aanvankelijk het meest van de handelsstromen door Holland. De nederzetting langs de veenstroom de Thuredrith breidde zich snel uit. Er werd systematisch land gewonnen op de Maas en men creëerde havenfaciliteiten. Op het knooppunt van de waterverbindingen kwam in korte tijd een stedelijke kern tot ontwikkeling. Amsterdam bestond eind 13e eeuw uit wat lintbebouwing op terpjes langs de Amstel, een dam (circa 1270) en een parochiekerk. Vanaf het begin van de 14e eeuw rukte de bebouwing op ten koste van de Amstel. De huizen aan de dijk hadden achtererven tot aan de rivier. Die erven werden gaandeweg verlengd, waarna er huizen verrezen. Aan de oostzijde stonden de huizen direct aan het water; aan de westzijde werd een kade aangelegd. De landwinning op de rivieren en veenstromen verliep in Dordrecht, Leiden en Rotterdam min of meer hetzelfde. De Dam groeide in de tweede helft van de 14e eeuw uit tot het economische, religieuze en bestuurlijke centrum van de plaats, met een vishal, waag, gasthuis, stadhuis en de Nieuwe Kerk. De dam werd vergroot en beter ontsloten door de aanleg van straten, stegen en diverse bruggen. Dit proces voltrok zich in alle steden en op vrijwel hetzelfde moment. De stad breidde in schillen uit, daarbij het patroon van de veenontginningen volgend. Waar de stadsplattegronden van Amsterdam, Dordrecht, Leiden en Rotterdam vóór 1300 alle vier een patroon vertoonden van lintbebouwing op terpjes langs het water (kaartjes 1300, pag. 7), was er zo’n 150 jaar later een stedelijke kern tot ontwikkeling gekomen en hadden zich langs het water allerlei havenfaciliteiten ontwikkeld. En terwijl de nederzettingen in de 13e eeuw qua structuur en omvang nog sterk van elkaar verschilden, leken ze in 1450 veel meer op elkaar (kaartjes 1450, pag. 7). 

Amsterdam 1300-1450
Dordrecht 1300-1450
migranten boot
Leiden 1300-1450
Rotterdam 1300-1450

1580-1680 

Vanaf 1580 nam Amsterdam echter een grote voorsprong op de overige steden in Holland. Amsterdam groeide rond het midden van de 16e eeuw uit tot de belangrijkste markt van Holland voor graan uit het Oostzeegebied, en de Hollandse steden waren georiënteerd op Amsterdam. Kenmerkend voor de algemene stedelijke ontwikkeling in deze periode is de uitbreiding van het havenareaal, de herbestemming van voormalige kloosterterreinen, en de aanleg van nieuwe marktpleinen. Er was sprake van specialisatie van functies binnen de stadsplattegrond, en van specialisatie tussen de steden. Zo ontwikkelde Rotterdam zich tot de havenstad gericht op handel met het zuiden (Franse wijn was een belangrijk product), Dordrecht richtte zich op de handel over de grote rivieren ( vooral hout) en Leiden werd de grootste textielproducent van Europa. Vanaf 1500, maar met name tussen 1580 en 1680 groeide Amsterdam exponentieel. Het havengebied breidde vanaf 1592 fors uit. Eerst kwamen aan de oostzijde Uilenburg, Kattenburg, Rapenburg en Vlooienburg gereed. Daarna volgden aan de westkant het Prinseneiland, Realeneiland en Bickerseiland. De palenrij in het IJ waar de schepen afmeerden, werd verlengd van 600 meter in 1585, tot 3000 meter in 1615. De dam bleef het centrum en in de buurt werden diverse gebouwen voor de overzeese handel betrokken, zoals de wisselbank, de koopmansbeurs, korenbeurs en de kamers van de Vereenigde Oostindische Compagnie en de West-Indische Compagnie. Na de Alteratie in 1578, waarbij de katholieke stadsregering werd afgezet, kregen de voormalige kloosterterreinen een nieuwe bestemming, hoofdzakelijk voor woningen en voor de laken- en linnenindustrie. Er kwamen diverse nieuwe marktpleinen, gespecialiseerd in bepaalde waren, zoals de groenmarkt, de stromarkt en de appelmarkt. De grootschalige en overlast veroorzakende markten zoals die voor vee en turf verhuisden naar de randen van de stad. 

In de 17e eeuw voerde het gemeentebestuur een uitbreidingsplan uit dat qua omvang en opzet zijn weerga niet kende in de Nederlanden. Het plan omvatte de aanleg van drie parallel lopende grachten met woningen, nijverheidsgebied de Jordaan en herverkaveling van de Haarlemmerbuurt. Langs de Herengracht en Keizersgracht kwamen luxe woningen, de Prinsengracht werd bestemd voor pakhuizen. Vlak daarna werden de haveneilanden Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg herontwikkeld. In de uitbreidingen werden nieuwe marktpleinen gecreëerd met de Herenmarkt, Noordermarkt en Westermarkt. Op hoofdlijnen waren de ontwikkelingen in de meeste steden hetzelfde, maar de ruimtelijke dynamiek in Amsterdam was onvergelijkbaar met die in de overige steden in het westen van Nederland. Rotterdam kon nog enigszins meekomen en was met de aanleg van de havens en het oprichten van de koopmansbeurs zelfs eerder dan Amsterdam. De omvang van Rotterdam verdubbelde tussen 1580 en 1620. In Dordrecht bleef de ontwikkeling sterk achter, maar ook hier werden nieuwe havens aangelegd. Leiden kende een krachtige groei als industriestad. Naast een sterke verdichting breidde de stad uit. 

1870-1940 

De derde fase van ruimtelijke dynamiek vond plaats tussen 1870 en 1940. De stapelhandel nam in belang af en maakte plaats voor de snelle overslag van grote hoeveelheden bulkgoederen. De voornaamste handelsstromen verplaatsten zich daarbij in oost-westelijke richting, tussen Engeland en het Duitse Ruhrgebied. Typerend voor deze periode was de ongekende expansie, de aanleg van havens ver van het stedelijk centrum en de opkomst van warenhuizen. Er vond een sterke schaalvergroting plaats, zowel in de bouwblokken als in het stratenpatroon. De aanleg van het spoor had grote invloed op de stadsplattegronden. Waar deze in de 17e eeuw sterk van elkaar waren gaan verschillen, trad in 19e en 20e eeuw nivellering op. Amsterdam investeerde eind 19e eeuw in faciliteiten voor de havens. Aanvankelijk werden aan de oostkant pakhuizen met kades gebouwd. Al snel volgden ontwikkelingen aan de westzijde, zoals de graansilo bij de Oude Houthaven. Vlak bij de havens zetten particuliere ondernemingen goedkope huizen neer. In het zuiden van de stad verrezen luxe woningen. In de ring rond de stad lagen diverse parken. Vanaf circa 1910 vond een schaalvergroting plaats. Ten noorden van het IJ kwam zware industrie tot ontwikkeling en ontwierp men diverse tuindorpen voor de werknemers. In het zuiden werd een nieuw stadsdeel gepland. Tegelijkertijd verschenen rond de Dam kantoorgebouwen en grote warenhuizen als de Bijenkorf, Peek en Cloppenburg en Vroom & Dreesman. De Nieuwendijk, de Kalverstraat en de Leidsestraat waren voorname winkelstraten. De nieuwe stadsdelen werden met het centrum verbonden door radialen zoals de Raadhuisstraat en de Vijzelstraat. Het centraal station werd op de as van het Damrak in het IJ gebouwd. 

Rotterdam maakte in deze periode de sterkste ontwikkeling door. Ten zuiden van de Maas kwamen grootschalige havenbekkens voor de overslag van goederen en bracht men een nieuw stadsdeel tot ontwikkeling. In het noorden werd een industriegebied ingericht. Het centraal station kwam ten westen van de stad te liggen en het centrum verschoof in westelijke richting naar de Coolsingel. Dit werd een chique boulevard met imposante gebouwen zoals het postkantoor, het stadhuis en de koopmansbeurs. Ook openden diverse warenhuizen zoals de Bijenkorf hier hun deuren. Diverse doorbraken zoals de Meent verbeterden de relatie tussen het centrum en de nieuwe stadsdelen. Ook in Dordrecht en Leiden werd de industrie naar de stadsranden gedirigeerd. De bouw van het centraal station had in beide steden een grote impact. In Dordrecht verhuisden diverse winkels en warenhuizen naar de route tussen het centraal station en de binnenstad. De ruimtelijke ontwikkeling van Amsterdam liep in de 13e en 14e eeuw in de pas met de overige steden in de Hollandse delta. De groeispurt in de 17e eeuw ten opzichte van de overige steden werd gevolgd door een periode van nivellering in de 19e en 20e eeuw. Amsterdam is momenteel ongekend populair en dient zich te bezinnen op haar ruimtelijke ontwikkeling in de toekomst. Daarover meer in de bijdragen van Maurits de Hoog en Els Corporaal.

Amsterdam 1680-1940
Vinex
Dordrecht 1680-1940
Leiden 1680-1940
Rotterdam 1680-1940
Naar een duurzame toekomst

Amsterdam groeit in rap tempo. Voor de komende zes jaar alleen al zijn 52.500 nieuwe woningen ingepland. En dat op een ondergrond die alsmaar daalt, terwijl de zeespiegel stijgt. Tijdens een symposium van alumnivereniging Lulofs van de UvA eind 2017 schenen drie sprekers hun licht over een duurzame stedelijke ontwikkeling. Kim Zweerink, zojuist gepromoveerd aan de TU-Delft, belichtte de ruimtelijke transformaties van Amsterdam en vier andere steden in de Hollandse delta door de eeuwen heen. Immers, een goed stedelijk ontwerp voor de toekomst moet voortbouwen op de historische stadsontwikkeling. Maurits de Hoog, projectleider bij de Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling (DRO), brak een lans voor verdichting binnen de stelling van Amsterdam waardoor het landelijke buitengebied vooralsnog niet verstedelijkt. Els Corporaal, stadsecoloog bij DRO, sprak over manieren waarop Amsterdam zich straks kan profileren als ecologische hoofdstad. Hun verhalen geven inzicht in de aard van geo-ecologisch onderzoek in urbane gebieden waarbij ook fysisch geografen betrokken zullen zijn. Vandaar dat ze hun ideeën met ons willen delen in deze Geografie.

Jan van Mourik,
voorzitter Lulofs

BRON 

  • Zweerink, K. A. 2017. Ruimtelijke transformaties van de steden in het Randstadgebied (12e-20e eeuw). Een vergelijkende analyse van de stadsplattegronden. Zie https://doi.org/10.7480/abe.2017.10