1580-1680
Vanaf 1580 nam Amsterdam echter een grote voorsprong op de overige steden in Holland. Amsterdam groeide rond het midden van de 16e eeuw uit tot de belangrijkste markt van Holland voor graan uit het Oostzeegebied, en de Hollandse steden waren georiënteerd op Amsterdam. Kenmerkend voor de algemene stedelijke ontwikkeling in deze periode is de uitbreiding van het havenareaal, de herbestemming van voormalige kloosterterreinen, en de aanleg van nieuwe marktpleinen. Er was sprake van specialisatie van functies binnen de stadsplattegrond, en van specialisatie tussen de steden. Zo ontwikkelde Rotterdam zich tot de havenstad gericht op handel met het zuiden (Franse wijn was een belangrijk product), Dordrecht richtte zich op de handel over de grote rivieren ( vooral hout) en Leiden werd de grootste textielproducent van Europa. Vanaf 1500, maar met name tussen 1580 en 1680 groeide Amsterdam exponentieel. Het havengebied breidde vanaf 1592 fors uit. Eerst kwamen aan de oostzijde Uilenburg, Kattenburg, Rapenburg en Vlooienburg gereed. Daarna volgden aan de westkant het Prinseneiland, Realeneiland en Bickerseiland. De palenrij in het IJ waar de schepen afmeerden, werd verlengd van 600 meter in 1585, tot 3000 meter in 1615. De dam bleef het centrum en in de buurt werden diverse gebouwen voor de overzeese handel betrokken, zoals de wisselbank, de koopmansbeurs, korenbeurs en de kamers van de Vereenigde Oostindische Compagnie en de West-Indische Compagnie. Na de Alteratie in 1578, waarbij de katholieke stadsregering werd afgezet, kregen de voormalige kloosterterreinen een nieuwe bestemming, hoofdzakelijk voor woningen en voor de laken- en linnenindustrie. Er kwamen diverse nieuwe marktpleinen, gespecialiseerd in bepaalde waren, zoals de groenmarkt, de stromarkt en de appelmarkt. De grootschalige en overlast veroorzakende markten zoals die voor vee en turf verhuisden naar de randen van de stad.
In de 17e eeuw voerde het gemeentebestuur een uitbreidingsplan uit dat qua omvang en opzet zijn weerga niet kende in de Nederlanden. Het plan omvatte de aanleg van drie parallel lopende grachten met woningen, nijverheidsgebied de Jordaan en herverkaveling van de Haarlemmerbuurt. Langs de Herengracht en Keizersgracht kwamen luxe woningen, de Prinsengracht werd bestemd voor pakhuizen. Vlak daarna werden de haveneilanden Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg herontwikkeld. In de uitbreidingen werden nieuwe marktpleinen gecreëerd met de Herenmarkt, Noordermarkt en Westermarkt. Op hoofdlijnen waren de ontwikkelingen in de meeste steden hetzelfde, maar de ruimtelijke dynamiek in Amsterdam was onvergelijkbaar met die in de overige steden in het westen van Nederland. Rotterdam kon nog enigszins meekomen en was met de aanleg van de havens en het oprichten van de koopmansbeurs zelfs eerder dan Amsterdam. De omvang van Rotterdam verdubbelde tussen 1580 en 1620. In Dordrecht bleef de ontwikkeling sterk achter, maar ook hier werden nieuwe havens aangelegd. Leiden kende een krachtige groei als industriestad. Naast een sterke verdichting breidde de stad uit.
1870-1940
De derde fase van ruimtelijke dynamiek vond plaats tussen 1870 en 1940. De stapelhandel nam in belang af en maakte plaats voor de snelle overslag van grote hoeveelheden bulkgoederen. De voornaamste handelsstromen verplaatsten zich daarbij in oost-westelijke richting, tussen Engeland en het Duitse Ruhrgebied. Typerend voor deze periode was de ongekende expansie, de aanleg van havens ver van het stedelijk centrum en de opkomst van warenhuizen. Er vond een sterke schaalvergroting plaats, zowel in de bouwblokken als in het stratenpatroon. De aanleg van het spoor had grote invloed op de stadsplattegronden. Waar deze in de 17e eeuw sterk van elkaar waren gaan verschillen, trad in 19e en 20e eeuw nivellering op. Amsterdam investeerde eind 19e eeuw in faciliteiten voor de havens. Aanvankelijk werden aan de oostkant pakhuizen met kades gebouwd. Al snel volgden ontwikkelingen aan de westzijde, zoals de graansilo bij de Oude Houthaven. Vlak bij de havens zetten particuliere ondernemingen goedkope huizen neer. In het zuiden van de stad verrezen luxe woningen. In de ring rond de stad lagen diverse parken. Vanaf circa 1910 vond een schaalvergroting plaats. Ten noorden van het IJ kwam zware industrie tot ontwikkeling en ontwierp men diverse tuindorpen voor de werknemers. In het zuiden werd een nieuw stadsdeel gepland. Tegelijkertijd verschenen rond de Dam kantoorgebouwen en grote warenhuizen als de Bijenkorf, Peek en Cloppenburg en Vroom & Dreesman. De Nieuwendijk, de Kalverstraat en de Leidsestraat waren voorname winkelstraten. De nieuwe stadsdelen werden met het centrum verbonden door radialen zoals de Raadhuisstraat en de Vijzelstraat. Het centraal station werd op de as van het Damrak in het IJ gebouwd.
Rotterdam maakte in deze periode de sterkste ontwikkeling door. Ten zuiden van de Maas kwamen grootschalige havenbekkens voor de overslag van goederen en bracht men een nieuw stadsdeel tot ontwikkeling. In het noorden werd een industriegebied ingericht. Het centraal station kwam ten westen van de stad te liggen en het centrum verschoof in westelijke richting naar de Coolsingel. Dit werd een chique boulevard met imposante gebouwen zoals het postkantoor, het stadhuis en de koopmansbeurs. Ook openden diverse warenhuizen zoals de Bijenkorf hier hun deuren. Diverse doorbraken zoals de Meent verbeterden de relatie tussen het centrum en de nieuwe stadsdelen. Ook in Dordrecht en Leiden werd de industrie naar de stadsranden gedirigeerd. De bouw van het centraal station had in beide steden een grote impact. In Dordrecht verhuisden diverse winkels en warenhuizen naar de route tussen het centraal station en de binnenstad. De ruimtelijke ontwikkeling van Amsterdam liep in de 13e en 14e eeuw in de pas met de overige steden in de Hollandse delta. De groeispurt in de 17e eeuw ten opzichte van de overige steden werd gevolgd door een periode van nivellering in de 19e en 20e eeuw. Amsterdam is momenteel ongekend populair en dient zich te bezinnen op haar ruimtelijke ontwikkeling in de toekomst. Daarover meer in de bijdragen van Maurits de Hoog en Els Corporaal.