Boeken 2025 | 5

13 juni 2025
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie 2025 | 5
Boeken
Opinie

Pas verschenen

Versteende zeeschelpen hoog in de bergen: bewezen zij dat er ooit een zondvloed was geweest? Of waren ze ‘spelingen der natuur’ of ‘grapjes van de schepper’? Algemener: hoe keken onderzoekers en anderen in de afgelopen eeuwen naar fossielen? Jelle Reumer vertelt aanstekelijk over de geschiedenis van de paleontologie, met als rode draad de fossielen die in het Teylers Museum te vinden zijn. 

 Arita Baaijens, onder meer bekend van haar trektochten per kameel door de woestijnen, opent haar nieuwe boek met een sollicitatiebrief aan de Noordzee. Mag zij de functie van ‘Spreker voor al het leven in zee’ vervullen? Namens de zee en de flora en fauna daarin optreden als zaakwaarnemer? Baaijens pleit voor een heel andere benadering dan de gangbare, die zij bijvoorbeeld ziet in het Nationaal Water Programma 2022-2027. Termen hieruit als ‘afwegingskader’ en ‘ruimtebeslag’, zegt ze, ‘veronderstellen dat de zee niets te willen heeft’. Je spreekt dan, bazig, over en niet met de Noordzee. Dat het anders kan, laat haar boek zien.

Op 13 juli 2022 vaart de Ortelius Longyearbyen uit. Aan boord zijn vijftig wetenschappers (onder wie ook fysisch geografen) om gedurende tien dagen op Spitsbergen de gevolgen van klimaatverandering te onderzoeken. Er reizen ook journalisten en anderen mee, onder wie Frank von Hebel, werkzaam bij het Dagblad van het Noorden. In zijn met kleurenfoto’s geïllustreerde boek doet hij lichtvoetig verslag van deze tweede SEES-expeditie en zijn persoonlijke belevenissen (zeeziek!). Veel aandacht voor ijsberen, gletsjers, walvisvaarders en plastic afval. Ook onderzoekers komen aan het woord. Wie meer diepgaand geïnformeerd wil worden over ijs en klimaat, kan beter terecht in Alles smelt van Peter Kuipers Munneke en Martijn van Calmhout.

Signalementen

Een geplunderde planeet

Ken Saro-Wiwa moest zijn verzet tegen de vervuiling van Ogoniland door de oliewinning van Shell met de dood bekopen. In 1996 hingen de Nigeriaanse rechters hem op, ondanks wereldwijde protesten van mensenrechtenorganisaties. Shell beschouwde zichzelf onschuldig aan de executie, maar betaalde uiteindelijk wel een vergoeding. Het is een van de vele voorbeelden uit De brandende aarde, een mondiale milieugeschiedenis van 1200 tot 2025, geschreven door Sunil Amrith, hoogleraar geschiedenis in Yale. 

Hij laat aan de hand van een lange reeks voorbeelden zien hoe ecosystemen keer op keer het slachtoffer werden van de ‘vooruitgang’. Neem Madeira in de 17e eeuw: Portugese kolonisten, gesteund met kapitaal uit Vlaanderen en Genua en met inzet van talloze Afrikaanse slaafgemaakten, veranderden het eiland in een grote suikerplantage. De ecologische schade was immens. Het eiland werd ontbost, niet alleen om ruimte te maken voor het suikerriet maar ook voor hout om de ketels te stoken die het sap moesten indikken tot suiker. Kale, erosiegevoelige hellingen waren het gevolg. Neem Bakoe: rond 1900 waren daar bijna tweeduizend oliebronnen in bedrijf. Het resulteerde in een kapot, ‘oliedoorweekt landschap’, vol pijpleidingen, petroleumkanalen en olievijvers. Neem Caterpillar, die in de jaren 1950 immense grondverzetmachines ontwierp waarmee bijvoorbeeld in de Amazone wegen werden aangelegd. Neem de environcide of ecocide, bewerkstelligd door Agent Orange, dat Amerikaanse vliegtuigen uitsproeiden over Vietnam. Bomen werden ontbladerd, akkers vernietigd en mensen ziek gemaakt. Die oorlog is voorbij, maar nu bedreigen palmolieplantages de tropische bossen in Zuidoost-Azië. En neem tot slot uithongering van de tegenstander in oorlogen door diens bestaansmiddelen te vernietigen; een strategie die tot de dag van vandaag wordt toegepast.

De brandende aarde biedt geen nieuwe informatie of een origineel perspectief, maar schudt de lezer door de vele voorbeelden wakker. We kunnen niet doorgaan met uitbuiting van de planeet. ‘Waarom’, vroeg zijn dochtertje aan Sunil Amrith, ‘vernietigen mensen de aarde als ze alleen daar kunnen wonen?’ Door haar aangespoord zoekt hij aan het einde van zijn boek naar voorbeelden van hoe het ook kan, zoals het project waarmee Indonesië 6000 km² mangrovebos wil herstellen. Aanbevolen aan mensen die vergelijkbare boeken van Charles Mann (onder meer 1491 en 1493) met interesse hebben gelezen.

Engels eiken voor Engelse schepen 

Vijf mannen poseren voldaan, om niet te zeggen trots, aan de voet van een sequoia. Met een meterslange handzaag hebben ze de kolos omgezaagd. De foto uit 1890 op de omslag illustreert perfect het belangrijkste thema van Onder het bladerdak: de wereldwijde eeuwenlange ontbossing. Jerker Spits, van origine germanist, begint zijn boek over ‘tweeduizend jaar woudgeschiedenis’ in Engeland, waar in de 16e-17e eeuw New Forest en Forest of Dean te maken kregen met overmatige houtkap. Engelse oorlogsschepen moesten van eikenhout worden gebouwd, liefst uit Engeland, want dat was het beste, Engelse eiken waren stoer en sterk, net als Engelse mannen. Maar New Forest leed onder de kap van de mooiste eikenbomen. En Forest of Dean takelde af, doordat veel brandhout nodig was in de ijzersmederijen. Kind van de rekening was ook de lokale bevolking die geen hout meer mocht kappen. Dat betekende ellende in het ‘houten tijdperk’, dat duurde tot de steenkool in de 19e eeuw hout als brandstof verdrong.

Behalve als natuurlijke hulpbron heeft bos ook symbolische waarde. De wieg van de Duitse natie staat in het Teutoburgerwald, waar Arminius de Romeinen versloeg. Tacitus schreef over de slag in De Germanen, een titel die eenheid bood aan een bonte stoet van stammen. Het idee van het bos als het meest Duitse van alle landschappen floreerde ook bij de nazi’s. Heinrich Himmler verbouwde de Wewelsburg in het Teutoburgerwald tot het spirituele centrum van de SS, Hermann Göring was trots op zijn functie van Reichsforstmeister; deze gaf hem een vrijbrief om het Białowieżawoud te ontdoen van bewoners, onder het mom van natuurbescherming, maar in feite om er een uitgestrekt jachtgebied van te maken. 

Dat bossen ook eerder al tot de verbeelding spraken, bewijzen de sprookjes van de gebroeders Grimm: 116 van de 210 verhalen spelen zich af in bossen. Spits: ‘Wie het bos ingaat, wordt volgens de sprookjes beproefd en getest. Kom je er heelhuids uit, dan ben je gelouterd.’

Spits beperkt zich niet tot bossen in Europa. Hij vertelt ook over de Amerikaanse bossen waarin Alexis de Tocqueville rondreisde, waar Thoreau zijn Walden stichtte en John Muir pleitte voor de bescherming van de nog resterende sequoia’s. Veel minder bekend is de Zwitserse schaapsherder Bruno Manser, die in het regenwoud van Borneo leefde met de Penan (en daar spoorloos verdween in 2000) en veel minder bekend is ook de Amerikaanse antropoloog Napoleon Chagnon, die zich in het Amazonewoud voegde bij de Yanomani. Beide gebieden en hun inheemse bewoners lijden onder ontbossing.

Onder het bladerdak is een levendig geschreven cultuurgeschiedenis van het bos, met veel aandacht voor illustere mannen als Robin Hood en Alexander von Humboldt en omstreden figuren als stroper Gerrit Staal en dierenopzetter Johan Roeleveld op de Veluwe. Vrouwen komen er bekaaid van af – met uitzondering van wolfskind Anna Maria Jennaert dat zeventien jaar leefde in het Cranenberger Bos en nooit leerde spreken.   

Sprekende stenen

Voor Marcia Bjornerud zijn gesteenten ‘vertellers, metgezellen, gidsen, orakels en bronnen van existentiële geruststelling’. In de loop der jaren heeft zij als geoloog ‘een gevoel van kameraadschap’ ontwikkeld met stenen; in tijden van persoonlijke tegenslag bieden ze troost. Ze hebben net als mensen een ‘eigen persoonlijkheid’; sommige zijn bijvoorbeeld extravert, andere introvert. In haar nieuwe boek leer je ‘de taal van gesteenten’ kennen, stenen die haar hebben geholpen ‘te begrijpen wat het betekent om aardbewoner te zijn’.

Bjornerud is hoogleraar structurele geologie aan de Lawrence University in Wisconsin en auteur van verscheidene publieksboeken. Vorig jaar publiceerde ze Turning to Stone, dat in vertaling verscheen als Het verborgen leven van stenen. Gelet op de proloog, waaruit ik hierboven citeerde, verwacht je een nogal extatisch, spiritueel boek over stenen, maar het blijkt een verrassend nuchtere ‘geologische biografie van de aarde’, die vakjargon en -disussies niet schuwt. Het gaat bijvoorbeeld over ‘sponsachtige vesiculaire basaltsoorten die het grondwater transformeren in amygdaloïden’, slickenslides en de granitisatietheorie over de vorming van graniet – die uiteindelijk eind jaren 1960 sneuvelde door de opkomst van het paradigma van de platentektoniek. Over basalt: ‘een planeet kan basalt hebben zonder platentektoniek, maar geen platentektoniek zonder basalt.’

Dat het boek ook voor niet-ingewijden interessant is, komt door de originele opzet. Het verborgen leven is namelijk tevens een autobiografie. Marcia Bjornerud schrijft openhartig over haar leven: bijvoorbeeld over haar studententijd, mislukte huwelijken, de strijd haar rol als moeder (van uiteindelijk drie zonen) te combineren met een academische carrière, de conflicten én vriendschappen op de universiteit, haar ontmoetingen met studenten. Heel herkenbaar voor mij is haar voldaanheid als studenten op excursie uiteindelijk hun mobieltjes vergeten en echt in de ban raken van het landschap. Elke fase van haar leven verbindt ze met een bepaald gesteente, achtereenvolgens zandsteen, basalt, tufsteen, diamictiet, turbidiet, dolomiet, graniet, eclogiet, glas & vuursteen en tenslotte kwartsiet. Veel aandacht heeft ze voor haar veldwerken in noordelijke streken – slechts één hoofdstuk speelt zich elders (namelijk in Italië en Nieuw-Zeeland) af. Tevens laat ze zien hoe de geologische wetenschap en opleiding veranderden van een optelsom van losse deelgebieden als mineralogie en petrologie in de studie van het systeem aarde. En is het aloude principe van het actualisme – wie het verleden wil begrijpen moet hedendaagse geologische processen bezien – nog steeds geldig? Erosie bijvoorbeeld is van alle tijden, maar bestond subductie ook toen de aarde nog jong en heet was? 

Het verborgen leven is een lezenswaardig boek voor geografen met belangstelling voor de geologie van de aarde en de geologie als wetenschappelijke discipline. Jammer dat kaartjes, figuren en foto’s ontbreken, op een handjevol tekeningen na.