Boeken Geografie april 2021

1 april 2021
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie april 2021
Boeken
recensie
Opinie

Pas verschenen

  • Rietbergen, T. van. Globalisering: ramp of redding? Een speurtocht naar de oorzaken van milieuproblemen en ongelijkheid. Boekscout, 196 p., € 22,50 (incl. verzending), bestellen Boekscout.nl.

Jarenlang gaf economisch geograaf Ton van Rietbergen samen met collega’s van de Utrechtse faculteit geowetenschappen de HOVO-cursus ‘Globalisering en de gevolgen voor het milieu’. Die colleges vormen de basis voor dit boek, maar Van Rietbergen voegt er zelf veel informatie aan toe, mede op basis van artikelen uit kwaliteitskranten (‘Dit boek is een ode aan de serieuze journalistiek’). Globalisering biedt een overzicht van (het denken over) globalisering, het functioneren van markten, milieu, demografische vraagstukken, klimaat, biodiversiteit en technologie. Korte samenvattingen van standpunten worden afgewisseld met grafieken en anekdotes: die geven het boek ook een empirische grondslag en maken het niet al te zwaar. Veel namen passeren de revue; in de paragraaf over cultuur bijvoorbeeld Hofstede, McSweeny, Barber, Van Tubergen, Fukuyama en Claassen. Het antwoord op de vraag uit de titel Globalisering: ramp of redding? komt op de slotpagina: ‘Beide is even waar als onbevredigend’. Zie ook Geografie maart.

Signalementen

Antropoceen gesteente: plastiglomeraat

  • Farrier, D. Voetafdrukken. Op zoek naar fossielen van de toekomst. Vertaling Gerrit Jan Zwier. Atlas Contact, 335 p., € 25.

In 2013 maakte een voorjaarsstorm tijdelijk de voetafdrukken zichtbaar van enkele mensachtigen die 850 duizend jaar geleden op het strand van Happisburgh hadden gelopen. Welke (veel minder onschuldige) voetafdrukken laat de hedendaagse mens achter, die over honderdduizenden of miljoenen jaren nog bestaan? Aan deze vraag heeft David Farrier zijn nieuwe boek gewijd. Van de infrastructuur zullen tunnels het langer uithouden dan bruggen. Aan de kust gelegen steden zullen fossielen zijn geworden, koraalriffen zullen zijn veranderd in bergen dode steen, zeeën in zuurstofloze dode zones. En overal zal plastiglomeraat present zijn: in het Antropoceen gevormd gesteente van met elkaar versmolten plastic, zand, grind en andere natuurlijke materialen. Zelfs op microniveau zal de wereld anders zijn: microben dragen nu al het stempel van de mens.
Farrier bezoekt ook opslagplaatsen die diep onder de grond worden aangelegd voor radioactief afval. In New Mexico wordt de Waste Isolation Pilot Plant sinds 1999 gevuld met dit afval. Tot 2030 blijft de WIPP in gebruik. Daarna wordt de opslag minimaal tienduizend jaar afgesloten van de buitenwereld. Er komt een extreme beveiliging rondom het terrein. Een heel andere strategie volgen de Finnen in Onkalo, op een eiland voor de Finse kust. Daar worden op 450 meter diepte kilometerslange tunnels geboord voor de opslag van radioactief afval in de komende honderd jaar. Vervolgens zullen de tunnels hermetisch afgesloten en vergeten worden. Misschien wel een verstandige strategie, want hoe houd je tienduizend jaar of langer een bewakingssysteem in stand? Farrier is op zijn best als hij ter plekke observeert, als hij met zijn studenten langs de Schotse kust loopt, of met zijn gezin de Great Barrier Reef bezoekt. Hij is docent Engelse literatuur aan de universiteit van Edinburgh en dat zal de lezer weten ook. Reisindrukken wisselt hij af met literaire intermezzo’s. Bij Tsjernobyl komt koning Oedipus van Sophocles te pas, bij steden overpeinzingen van Walter Benjamin en Italo Calvino. Dat leidt tot erudiete beschouwingen, maar ook tot verlies aan eenheid en focus. Hoofdstukken lijden soms aan hak-op-de-tak sprongen. Het maakt het lezen, in elk geval voor geografen, hier en daar tot een licht corvee.

Zoeken naar de ideale wijk

  • Hajer, M., Pelzer, P. e.a. Neighbourhoods for the Future. A Plea for a Social and Ecological Urbanism. Trancity valiz, 222 p., € 27,50.

Tijdens een studentenexcursie naar Zwitserland behoort een stop in Freiburg aan de rand van het Zwarte Woud tot de vaste onderdelen. De binnenstad is prachtig hersteld van de Tweede Wereldoorlog, maar de echte reden voor het bezoek is de nieuwbouwwijk Vauban op een voormalig kazerneterrein. In de jaren 1990 verlieten de Franse soldaten de barakken en was herontwikkeling mogelijk. Uit initiatieven van burgers voortgekomen Baugruppen bedachten samen met experts een kleurrijke wijk vol ecologische woningen, tramlijnen, fietspaden, groen, ontmoetingspunten en lokale winkels. Auto’s zijn verbannen naar parkeergarages aan de randen van de wijk, waar overigens ook een Aldi te vinden is. Een parkeerplek kost 22.500 euro. Met dat geld bekostigen de autobezitters de bouw van de parkeergarage, uiteraard met zonnepanelen. Vauban is een van de dertien wijken die in Neighbourhoods for the Future in een paar pagina’s worden geportretteerd als inspirerende voorbeelden voor wie een ecologisch duurzame en sociaal samenhangende wijk wil ontwerpen. Maarten Hajer en de vier overige auteurs, allen verbonden aan de Urban Futures Studio van de Universiteit Utrecht, betogen dat de neiging bestaat te veel te denken over verstedelijking in termen van metropolen en aantallen woningen in plaats van wijken. Of zoals Peter Pelzer zei bij de boekpresentatie: denk niet in termen van 1 miljoen woningen die de komende tien jaar in Nederland moeten worden gebouwd, maar denk aan honderd wijken. Drie woonwijken krijgen uitgebreid aandacht, in tekst én beeld (het hele boek is overvloedig geïllustreerd). Bo01 in Malmö is een buurt voor 2300 inwoners die verrees op het terrein van een failliete scheepswerf. Regent Park is een Bijlmerachtige wijk in Toronto, die tussen 2006 en 2023 wordt herontwikkeld. Daar is een typisch Amerikaanse constructie bedacht voor de financiering van een zwembad: een projectontwikkelaar subsidieert de aanleg in ruil voor toestemming om elders extra verdiepingen te mogen bouwen.
Ten derde de jaren 60-wijk Overvecht in Utrecht, die in 2030 van het aardgas af moet zijn. Het boek besluit met negen aanbevelingen, waaronder: zorg ervoor dat buurtbewoners een soort van collectief eigendom over de publieke ruimte krijgen.

Waterwolf sloopt dam

  • Nijenhuis, C. Waddenwolf. De opzienbarende geschiedenis van een jonkheer die de Waddenzee wilde droogleggen. Brandt, 358 p., € 22,50.

In de eerste editie van De Bosatlas (1877) stond de Amelanderdam al ingetekend. Wat voorbarig, want pas in 1879 was die min of meer klaar. En pas in de 18e editie (1908) was de dam weer van de kaart verdwenen, terwijl die in werkelijkheid al veel eerder grotendeels weg was.
Dat er een poging is ondernomen een dam te bouwen van Holwerd naar Nes, was te danken aan één man: jonkheer Pieter Jan Teding van Berkhout (1825-1895). Het was zijn levenswerk én obsessie. In 1867 verscheen zijn De landaanwinning op de Friesche Wadden (onlangs heruitgegeven in de Historische Waddenreeks, 156 p., € 19,95). Zijn pleidooi vond gehoor: na volhardend lobbywerk kreeg de door hem opgerichte Maatschappij tot Landaanwinning op de Friesche Wadden in 1869 een concessie én subsidie. Tien jaar later was de dam klaar. Althans: er lag een lage en smalle versie van het oorspronkelijke plan, want het project kampte met een aanhoudend gebrek aan geld. De ‘waterwolf’ wist wel raad met het fragiele bouwwerk: in 1881 en 1882 sloegen stormen grote gaten in de dijk. Het probleem was overstorting: aan de westzijde stond het water veel hoger dan aan de oostzijde, waardoor de dam een waterval werd. In 1884 stelde de regering voor om het project over te nemen, maar de Tweede Kamer lag dwars. Geen geld meer voor een project waarvan de baten twijfelachtig waren, ondanks alle mooie verhalen over tienduizenden hectaren landwinst. De zee kreeg vrij spel voor haar sloopwerk.
Corine Nijenhuis schreef een historische roman (of eigenlijk een historisch-geografische roman) over Teding van Berkhout en zijn dam. Waddenwolf is, schrijft ze in haar verantwoording, ‘een op waarheid gebaseerde geschiedenis. Het is een samensmelting van historische feiten en mijn interpretatie van hoe het leven van een gedreven man heeft kúnnen zijn’. Een vergelijkbaar procedé volgde ze in haar biografie van het binnenschip waarop ze woont, Een vrouw van staal (besproken in Geografie, januari 2017). In haar nieuwe boek is het fictiegehalte groter, want veel is over Teding van Berkhout niet bekend. Meer dan haar vorige boek is Waddenwolf dus een roman, compleet met een tot mislukken gedoemde liefde tussen de jonkheer van het vasteland en een waardin op het eiland. Knap schetst zij de spanning tussen enerzijds de elite in Deventer en op havezate Hoenlo in Olst, waartoe Teding van Berkhout door geboorte behoort, en anderzijds Ameland, waar hij zich tussen het gewone volk op zijn gemak voelt. Jarenlang woont hij in een keet op het eiland om daadwerkelijk leiding te geven aan het project. Af en toe moet hij terug naar de wal, bijvoorbeeld om met zijn broer te strijden wie zich na het overlijden van hun vader de Heer van Hoenlo mag noemen, om Rijkswaterstaat te overtuigen van zijn visie (hij was in de ogen van de waterbouwkundigen een amateur) en om potentiële aandeelhouders te vermurwen nóg een keer te investeren. De ‘Wadden-Piet’ of de ‘Waddenwolf’ is altijd blij weer terug te zijn op het eiland, weg van standsbewustzijn en huichelarij. De lezer leeft mee met zijn teleurstellingen: als de aanslibbing minder snel gaat dan gehoopt, als grondmonsters laten zien dat de bodem vooral bestaat uit grof zand. Nijenhuis wilde schrijven over een groots mislukt project, waarin de mens het onderspit delft tegen het water. De Amelanderdam was zo’n project – overigens minder vergeten dan zij suggereert in haar verantwoording. Ik kan me voorstellen dat neerlandici de stijl van haar roman erg conventioneel zullen vinden, maar inhoudelijk is het boek voor geografen die van lezen houden een aanrader.