Boeken 2024 | 4

1 mei 2024
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie 2024 | 4
Boeken
recensie
Opinie

Pas verschenen

Op het eerste gezicht lijkt Buitenveldert niet echt een wandelomgeving. Zo’n buitenwijk van Amsterdam, wat heb je daar te zoeken als wandelaar? Maar educatiegeograaf Joop van der Schee laat zien dat over het gebied veel interessants te vertellen valt. Hij stippelde twee wandelroutes uit tussen het Amsterdamse Bos en het Amstelpark; beide starten op het Gelderlandplein. Met geografische vragen die je kunt stellen aan meelopende (oudere) kinderen: De Amstel ligt hoger dat het gebied dat er naast ligt. Hoe kan dat?   

  • Steele, W., Handman, J., & McShane, I. Hot Cities. A transdisciplinary agenda. Edward Elgar, 196 p.
  • Keskitalo, E.C.H. Rethinking Nature Relations. Beyond Binaries. Edward Elgar, 98 p.

In de reeks open access beschikbare boeken van Edward Elgar (zie Geografie 2024-1) nog twee recente uitgaven. Hot Cities belicht de gevaren van hete steden die nog heter worden: welkom in het Pyroceen. Veelstemmige reflecties, geen casestudies. Rethinking Nature Relations belicht de wetenschappelijke discussies over hoe we denken over (en handelen met) de natuur. Kunnen we verder komen dan het binaire onderscheid tussen natuur en cultuur? Voor wie graag nadenkt over bijvoorbeeld ‘wildernis’ als cultureel artefact van beschaving.

  • Hospers, G-J., & Amrhein, S. (red.). Coping with Overtourism in Post-Pandemic Europe. Approaches, experiences and challenges. LIT, 183 p., € 34,90 ex verzending; zie vertrieb@lit-verlag.de.

Tijdens de pandemie was het een veel gestelde vraag: zou toerisme na corona er heel anders uitzien? Nee dus. ‘Overtoerisme’ is weer terug, niet alleen in steden als Venetië en Dubrovnik, maar ook in sommige dorpen. De redacteuren noemen Giethoorn, Hallstatt en Cinque Terre. De voordrachten op studiedagen in Kleve en Nijmegen zijn gebundeld. Met aandacht voor onder meer Amsterdam (welke partijen zitten (niet) aan de beleidstafel), Praag (in 2020 kwam de stad met een nieuwe strategie, zie ook Geografie 2024-04), Cittaslow-steden (kan lidmaatschap van Cittaslow tegenwicht bieden aan massatoerisme, zie Geografie 2024-3) en de rol van digitale platforms als Airbnb.

Signalementen

Passie voor wereldhavens

  • Steenhuis, A. & Teunissen, J.J. De grote wilde vaart. Wereldhavens en globalisering. WBooks, 320 p., € 39,95.

Tien jaar geleden raakten Aafke Steenhuis en Jan Joost Teunissen in de ban van grote havens, als knooppunten in het netwerk van mondiale handelsstromen. Ze doen verslag van hun bezoeken aan zeventien havens wereldwijd (Alexandrië, Dubai, Genua, Hamburg, Hongkong, Kaapstad, Los Angeles, Marseille, Moermansk, Mumbai, Piraeus, Rotterdam, Santos, Shanghai, Singapore, Sydney en Valparaíso) op degrotewildevaart.nl. Nu is er ook een boek met voor elke haven en stad een eigen hoofdstuk.

Elk kent min of meer dezelfde compositie: veel aandacht voor de geschiedenis van haven en stad, recente ontwikkelingen (de energietransitie bijvoorbeeld) en de lokale maatschappelijke context (zoals in Alexandrië de Arabische Lente). Lokale deskundigen komen aan het woord. In het hoofdstuk over Rotterdam spreken ze bijvoorbeeld met twee geografen, Bart Kuipers en Victor Schoenmakers, en een stedenbouwkundige, Riek Bakker. Ook eigen reiservaringen klinken door: ‘We varen de Nieuwe Maas op. Het bootje danst op de golven.’ Het boek opent met de geschiedenis en eindigt met de toekomst van havens. Geen foto’s, wel kleurentekeningen van Aafke Steenhuis. De video’s (circa 15 min.) die Teunissen maakte van alle havens, staan op de website.

Venen als culturele sponzen

  • Paulissen, M. Cultural sponges. Past and present uses, meanings and legacy of raised bogs in the Low Countries. Proefschrift WUR, 197 p., beschikbaar op internet.

In 2017 begon Maurice Paulissen – van origine ecoloog, tegenwoordig werkzaam aan de Open Universiteit – bij de culturele geografiegroep in Wageningen aan een tweede proefschrift: een studie van ‘de geschiedenis van menselijke relaties met hoogvenen in de Lage Landen’. Hij beziet hoogveengebieden niet als natuurlijke sponzen die water vasthouden maar als ‘culturele sponzen’, plekken ‘waar belangrijke menselijke verwikkelingen met de materiële eigenschappen van hoogvenen hebben plaatsgevonden’.

Dat klinkt abstract, maar de vier casestudies in het Bourtangerveen, de Peel en de Hoge Venen (in de Ardennen) maken duidelijk wat hij daarmee bedoelt. Eeuwenlang golden hoogvenen als collectief bezit (‘gemene gronden’ of commons), maar individuele boeren wonnen ook turf voor de verkoop. Zo ontstond er een ‘spanningsveld tussen particuliere en gemeenschappelijke belangen’. De tweede casestudie onderzoekt hoogvenen als natuurlijke barrières en grensgebieden. De barrièrewerking blijkt niet altijd even groot te zijn: tijdens langdurige droogte of strenge vorst konden mensen hoogveenmoerassen oversteken. In de derde casestudie onderzoekt Paulissen de betekenissen die mensen door de tijd gaven aan hoogvenen. Het waren gebieden die een bestaan boden, maar (zeker in het donker) was er ook de associatie met mysterie en gevaar. De laatste casestudie gaat over de nu nog zichtbare overblijfselen van de turfwinning in het landschap: hoe gaan we daarmee om? Cultural sponges is voor veengeografen een onmisbare studie.

Wel en wee van een uniek project

  • Sitalsing, K. Blauwestad. Een dorp in uitvoering en een poging het land naar onze hand te zetten. Atlas Contact, 288 p., € 23.

‘Is Blauwestad gelukt? Het is maar net aan wie je het vraagt.’ Aldus freelance journalist Karin Sitalsing in haar portret van de geschiedenis en huidige situatie van Blauwestad. En niet alleen aan wie, maar ook wanneer je het vraagt, mag je concluderen uit haar boek. Eind 2005 gingen de eerste bouwkavels in de verkoop, maar in de tien jaar daarna was de belangstelling lauw. In 2013-2015 werden welgeteld vier kavels verkocht. De drie projectontwikkelaars trokken zich met ruzie terug uit de publiek-private samenwerking; voortaan mocht de provincie het zelf doen.

De vraag naar de oorzaken van deze tegenvaller kreeg verschillende antwoorden. Economen wezen erop dat in de jaren 2008-2014 sprake was van een economische recessie. De prijs van koopwoningen daalde elk jaar; geen wonder dat er weinig belangstelling was voor een bouwkavel. Geografen (onder wie ikzelf) wezen op de perifere ligging in Noordoost-Nederland en het negatieve beeld van Oost-Groningen. Randstedelingen – op wie destijds gemikt werd – kozen voor nabijheid (liever een huisje aan de Vinkeveense Plassen dan aan het Oldambtmeer) of voor de geneugten van een mediterrane regio als Toscane of de Provence. De stagnatie droeg eraan bij dat er een streep ging door andere grote plannen, bijvoorbeeld om Wieringen te veranderen in een eiland door de Wieringermeer deels te ontpolderen. 

Vanaf 2016 trok de verkoop van kavels echter aan, met als hoogtepunt 2021-2022, toen er 277 van de hand gingen. In coronatijd zouden mensen weer het eigen land gaan waarderen en raakte thuiswerken ingeburgerd. Een huis in Blauwstad werd aantrekkelijk. De Randstedelingen bleven op een enkele uitzondering na weg; de kopers zijn overwegend noordelingen. De vraag is ook of de toegenomen belangstelling blijft: in 2023 zakte de verkoop weer tot ver beneden de 100, het niveau uit de jaren 2016-2020. Maar voorlopig geniet Blauwestad van het succes.

Blauwestad is een aanstekelijk geschreven verslag van een journalistiek onderzoek naar de lotgevallen en sleutelpersonen van een uniek project, waarvoor zelfs The New York Times belangstelling had. Karin Sitalsing interviewde tientallen betrokkenen en werd een paar maanden schriever op stee door in het havenkantoor –  en bij goed weer buiten – een tafel neer te zetten met koffie en koek om voorbijgangers te verleiden hun verhalen te vertellen. Zij interviewde ook ruraal geografen (Tialda Haartsen, Frank van Dam, Frans Thissen) over de vraag wat een dorp, een verzameling huizen, tot een echt dorp, een gemeenschap, maakt. Is of wordt Blauwestad, met 1111 inwoners begin 2023, zo’n dorp? Wederom is het antwoord afhankelijk van wie je het vraagt.

Een geograaf die minister werd

  • Bootsma, P. ‘Als het niet kan zoals het moet...’.  Jan de Koning. Een biografie. Boom, 303 p. + 16 p. foto’s, € 29,90.

‘Het voornaamste nut van de studie’, zei Jan de Koning (1926-1994) ooit, ‘is geweest dat ik er in de collegebanken mijn vrouw heb ontmoet.’ De studie was sociale geografie in Utrecht, waarmee hij begon in 1949, en zijn vrouw was studiegenoot Molly Rellum, met wie hij in 1956 trouwde. Door een erehaag van geografen liep het bruidspaar het Utrechtse stadshuis binnen. Hij had toen al een serieuze baan, maar zou pas in 1958 zijn doctoraal halen, ‘met veel genoegen’.

De studie zelf vond De Koning maar zozo. Met zijn verleden als verzetsman in de oorlog en pelotonscommandant tijdens de politionele acties in Indonesië, was hij geen doorsneestudent. Geschiedenis en sociologie vond hij eigenlijk interessanter; die kon hij gelukkig als bijvakken doen. Over zijn kandidaatsscriptie kon hij evenmin juichen: hij moest thuiswonende jongeren in Castricum en Uitgeest enquêteren die buiten hun woonplaats werkten. Van zulke forensismestudies had professor De Vooys hoge verwachtingen, die De Koning niet deelde. Voordeel was wel dat het vak je met je neus op de feiten drukte, bijvoorbeeld over bevolkingsgroei en welvaart. Als latere minister had hij daar profijt van, want ‘de sociaal geograaf in Jan was nooit ver weg’.

Ik ontleen bovenstaande aan de lezenswaardige biografie die Peter Bootsma over hem schreef. De Koning was in de jaren 1970-1980 een vooraanstaand politicus. Bootsma memoreert hoe hij als kersvers ARP-Kamerlid in 1971 bekend raakte door zijn vragen aan de minister over de taakopvatting van W.F. Hermans, fysisch geograaf aan de Rijksuniversiteit Groningen. Dit tot woede van Hermans, die hem een ‘gereformeerde glimpieper’ noemde. De Koning was twaalf jaar minister onder Van Agt en zijn vriend Lubbers; hij gold als kandidaat voor het premierschap, maar dat ambieerde hij niet. Als minister was hij gezaghebbend en aimabel, iemand die hield van boerenwijsheden. Een daarvan koos Bootsma tot titel: ‘Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. Maar dan moet je wel eerst weten hoe het moet.’