Boeken Geografie juni 2021

18 juni 2021
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie juni 2021
Boeken
recensie
Opinie

Pas verschenen

  • Abrahamse, J.E. et al. (Red.). Het landschap beschreven. Historisch-geografische opstellen voor Hans Renes. Verloren, 336 p., € 29.

Afgelopen februari nam Hans Renes afscheid als docent historische geografie aan de Universiteit Utrecht en als hoogleraar erfgoedstudies aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Het afscheidscollege werd vanwege corona uitgesteld tot juni. Als liber amicorum kreeg hij Het landschap beschreven aangeboden. Behalve een hoofdstuk over leven en werk van Renes bevat het 32 bijdragen, ondergebracht in 6 categorieën: landschap als erfgoed, cultuurlandschappen van hoog- en laag-Nederland, dorpen en steden, landschap internationaal, en landschap en verbeelding. De vele illustraties zijn in kleur. Renes was verrast met het boek: zie ‘auteur aan het woord 15’ op YouTube.

  • De Pater, B., & Paul, L. (Red.). Europa. Een geografische verkenning (derde editie). Perspectief Uitgevers, 384 p., € 32,50.

Geactualiseerde editie van een studieboek over de geografie van Europa; de vorige editie werd besproken door Henk Donkers in Geografie, november-december 2019. Met onder meer bijgewerkte paragrafen over de Brexit en toerisme in coronatijd en nieuwe kaderteksten over Nantes (zie ook pag. 26) en Noord-Macedonië.

  • Van der Ziel, T., & Corporaal, A. Atlas van de IJssel. WBooks, 216 p., gebonden, € 29,95.

Onmisbaar voor alle liefhebbers van de IJssel: geograaf Tjirk van der Ziel en ecoloog Albert Corporaal vertellen over de geschiedenis en het landschap van de rivier en de steden aan de oever: van Arnhem tot Kampen. De verzanding van de IJssel was een klap voor de scheepvaart en de internationale handel. Na 1540 kon je op tientallen plaatsen te voet de rivier oversteken. Boeren dreven hun vee door de rivier van de ene naar de andere kant. Goede tekst, mooie historische kaarten en speciaal voor de atlas gemaakte drone-luchtfoto’s.

  • Abrahamse, J.-E. et al. Historische atlas van Eindhoven. Van Brabants marktstadje tot centrum van de Brainport-regio. Thoth, 96 p., gebonden, € 29,95.

Ooit begon uitgeverij SUN ermee: historische stadsatlassen. Vervolgens gaven Boom en Vantilt ze uit en nu dus Thoth. De formule is gelijk gebleven: in 35 hoofdstukken (elk een dubbele pagina) vertellen de auteurs de ruimtelijke geschiedenis van een stad en haar omgeving, met veel kaarten en andere illustraties. Eindhoven: van het middeleeuwse plaatsje dat in 1232 stadsrechten kreeg tot Brainport. Ook beschikbaar in een Engelse editie.

  • Hooijen, I. Place attractiveness. A study of the determinants playing a role in residential settlement behaviour. Dissertatie Universiteit van Maastricht, 242 p., pdf beschikbaar op internet.

Hoewel in Maastricht sociale geografie als universitaire studie ontbreekt, wordt soms toch voor geografen interessant onderzoek gedaan. Dat laat dit proefschrift van Inge Hooijen zien. Ze studeerde in Londen en Barcelona voordat ze in 2014 neerstreek in Maastricht bij het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt. Daar onderzocht ze waarom de ene plaats/regio wel mensen weet te binden, en de andere dat vermogen minder heeft. Het empirisch onderzoek (overwegend kwantitatief) deed ze in de Euregio Maas-Rijn, dus de zuidelijke helft van Limburg en de aangrenzende delen van België en Duitsland.

Signalementen

Omwenteling in Utrecht

  • Van Ginkel, H., De Pater, B., & Ottens, H. (Red.). Een grote stap. Het Geografisch Instituut in Utrecht 1960-1990. Faculteit Geowetenschappen, 288 p. € 10 (incl. verzendkosten; informatie b.c.depater@uu.nl).

Bitterzoete herinneringen van Karel Philipsen, student sociale geografie in de jaren 1970 in Utrecht en daarna leraar aardrijkskunde: ‘Ik moest samen met anderen in 1974 in Soest en Soestdijk enquêtes afnemen, onder meer over forensisme; begeleider van het leeronderzoek was Henk Ottens. In Soest was de respons goed, maar de laatste dag van het veldwerk regende het. Nat en moedeloos slofte ik van deur naar deur in Soestdijk. Die bijna nooit open ging, want veel mensen waren werkzaam op of rond het paleis en die mochten niet meedoen aan dergelijke onderzoeken. Veel woon-werkverkeer zullen ze daar ook niet gehad hebben. Aan het einde van dat werk met z’n allen naar de Overvechtse flat van Henk voor een fikse borrel. Hele mooie tijd gehad, tussen 1971 en 1977, ook sociaal. De omgang met jonge medewerkers op het Geografisch Instituut was gemakkelijk, de studiereizen naar Zuid-Frankrijk, Harz en Joegoslavië interessant.’ Die omgang tussen staf en studenten en tussen stafleden onderling was wel eens anders geweest. In de jaren 1950-1960 gaf prof. De Vooys leiding aan het instituut, en zijn sociale vaardigheden waren beperkt. Hij was eerder een grensbewaker dan een samenwerker. De buitenwereld met nieuwe concurrenten als planologie en sociologie wantrouwde hij. De Utrechtse (sociale) geografie werd een defensieve en in zichzelf gekeerde wereld. Dat veranderde vanaf het eind van de jaren 1960 toen hij – door de groeiende aantallen studenten gedwongen – jonge medewerkers aanstelde zoals Marc de Smidt en Hans van Ginkel. Zeker toen De Vooys in 1973 met emeritaat ging, brak de lucht open. Het Geografisch Instituut veranderde in een open en dynamische instelling, die grote onderzoeksprojecten aandurfde. Niet meer de kleinschalige onderzoekjes van De Vooys naar pakweg wonen in Linschoten, maar bijvoorbeeld het Groene Hartproject waar talrijke stafleden en studenten tussen 1972 en 1974 meedraaiden in onderzoek naar suburbanisatie. Een grote stap vertelt over de veranderingen tussen de jaren 1960 en 1990, met aandacht voor onderwijs, onderzoek en bestuur. Het accent ligt op de sociale geografie, maar ook is er aandacht voor onder meer de fysische geografie, cartografie, planologie, ontwikkelingslanden, de scripties die studenten rond 1960 schreven, en de schoolaardrijkskunde zoals de befaamde ‘mavoapplicatiecursussen’ voor mulo-docenten die op het nieuwe schooltype mavo aardrijkskunde moesten gaan geven (zie ook Geografie mei).

Stoompioniers

  • Sigmond, P. Paul van Vlissingen & zoon. Ondernemers in stoom. WBooks, 312 p., € 24,95 (hardback).

Economisch geografen hebben vaak weinig oog voor de rol van individuele ondernemers: ze analyseren hoe bijvoorbeeld de Nederlandse industrie zich ontwikkelde door te kijken naar geografische omstandigheden zoals de ligging van een gebied en goedkope arbeidskrachten en natuurlijke hulpbronnen. Historici hebben meer oog voor human agency. Zo ook Peter Sigmund. Hij schreef een biografie van vader en zoon Van Vlissingen (niet te verwarren met de Fenteners van Vlissingen, van de Steenkolen Handels Vereeniging, overigens wel familie), die in de 19e eeuw in Amsterdam ondanks tegenwind tal van initiatieven startten. De twee meest in het oog springende waren de Amsterdamsche Stoomboot Maatschappij (1825) en de Fabriek voor Stoom- en andere Werktuigen (1827), gevestigd in Oostenburg en met 1600 werknemers in 1857 een van de grootste ondernemingen van het land. Het was in zekere zin een twee-eenheid: de ASM bestelde veel schepen bij de Fabriek, die daarnaast veel andere producten maakte – van stoompannen voor suikerplantages tot de staalconstructies voor de spoorbrug bij Moerdijk. Maar uiteindelijk gingen beide bedrijven ten onder. Vooral het faillissement van de Fabriek veroorzaakte een schokgolf. Verarmd verdiende de zoon, Paul Cornelis, de laatste zes jaar van zijn leven zijn brood als opzichter in het Stedelijk Museum in Haarlem. Voor geïnteresseerden in de geschiedenissen van bedrijven en hun oprichters schreef Sigmond een grondige studie.

Kanaries van onze planeet

  • Norder, S. De wereld in het klein. Wat eilanden ons vertellen over de relaties tussen mens en natuur. Prometheus, 230 p., € 22, bronnenlijst op sietzenorder.nl

Het is een ongewoon studiepad dat Sietze Norder volgde. Hij studeerde sociale geografie en aardwetenschappen in Amsterdam en promoveerde in 2020 in Lissabon op een eiland biogeografisch onderzoek. In zijn populairwetenschappelijke boek De wereld in het klein combineert hij persoonlijke reiservaringen met literatuuronderzoek tot een vlot leesbaar overzicht van de eilandbiogeografie. Dit vakgebied stelt zich de vraag hoe en waarom het leven tussen eilanden verschilt. Het begin van een antwoord op die vraag werd in 1967 gegeven door MacArthur en Wilson. Hun theorie probeert de biodiversiteit op een eiland te verklaren uit een combinatie van de isolatie (hoe ver ligt het eiland af van andere eilanden of het vasteland) en de oppervlakte van het eiland. Hoe meer geïsoleerd, des te minder soorten van elders zich er vestigen. Hoe kleiner, des te eerder soorten uitsterven. MacArthur en Wilson dachten daarbij primair aan oceanische eilanden, vaak toppen van vulkanen, en ook Norder legt daar het accent. Continentale eilanden die zijn ontstaan doordat de stijgende zeespiegel een gebied losmaakte van het vasteland (20 duizend jaar geleden stond de zee 135 meter lager dan tegenwoordig), krijgen minder aandacht.

Aan de invloed van de mens op de ontwikkeling van de biodiversiteit op eilanden besteedt Norder veel pagina’s. Mens-natuurrelaties verschillen van eiland tot eiland, maar vaak is de menselijke invloed desastreus geweest voor endemische soorten. Bijvoorbeeld op eilanden waar suikerrietplantages werden gesticht, ontstond een monocultuur waar nauwelijks nog plaats was voor de oorspronkelijke planten en dieren. In het laatste deel vergelijkt Norder de aarde, geïsoleerd in het heelal, niet met een eiland in de oceaan – zoals Jared Diamond deed toen hij waarschuwde dat de aarde niet de ontwikkeling van Paaseiland moest kopiëren – maar met een archipel van eilanden. Hoe het de biodiversiteit op deze archipel vergaat, leert ons iets over de overlevingskansen van de mondiale biodiversiteit. ‘Eilanden’, schrijft Norder in een mooie vergelijking, ‘zijn de kanaries van onze planeet’. Zoals de kanaries in steenkoolmijnen hun bewustzijn verloren als er koolstofmonoxide in de lucht zat, zo geven verdwenen inheemse soorten op eilanden ook een waarschuwingssignaal: mensen, wordt wakker! De wereld in het klein verdient veel lezers – die dan hopelijk de slecht afgedrukte kaartjes voor lief zullen nemen.