Boeken Geografie februari 2022

28 januari 2022
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie februari 2022
Boeken
Opinie
FOTO: TOM HERMANS/UNSPLASH

Pas verschenen

  • Zoomers, A., Leung, M., Otsuki, K., & Van Westen, G. (Red.). Handbook of Translocal Development and Global Mobilities. Edward Elgar, 264 p., € 46,32 (ebook).

Lokale ontwikkelingen worden in een globaliserende wereld meer en meer beïnvloed door mondiale stromen van kapitaal, mensen en kennis. Dit boek, samengesteld door vier aan de Utrechtse universiteit verbonden geografen, spreekt van translocal development, als de resultante van externe mogelijkheden en gevaren (zoals nieuwe afzetmarkten en landroof) en lokale actoren die daar de invloed van ondergaan. Maar deze actoren kunnen ook dankzij allerlei vormen van eigen kapitaal (zoals arbeid, kennis, land, water, sociale netwerken, gereedschappen) zelf vorm geven aan hun bestaan. De vijftien empirische hoofdstukken betreffen casestudies uit ontwikkelingslanden. De inleiding en inhoudsopgave zijn beschikbaar op www.elgaronline.com

  • Parks, T. Het heldenpad. Te voet met Garibaldi van Rome naar Ravenna. De Arbeiderspers, 453 p., € 27.

Reisimpressies van schrijvers die een voorganger nareizen zijn een geliefd subgenre in de reisliteratuur. Denk aan Geert Mak die zijn reis door de Verenigde Staten maakte in het voetspoor van John Steinbeck, die er vijftig jaar eerder had rondgetrokken. Het geeft focus aan een reisverhaal, omdat het vergelijkingen mogelijk maakt: hoe was het toen, hoe is het nu?

De Britse schrijver Tim Parks volgt dit procedé in Het heldenpad. Samen met zijn vrouw loopt hij in de snikhete zomer van 2019 de 640 kilometer lange tocht na van Garibaldi, zijn vrouw Anita en zijn vierduizend soldaten in 1849. Ze trokken weg uit Rome na een mislukt militair avontuur, achterna gezeten door Franse en Oostenrijkse legers. Eenmaal aangekomen aan de Adriatische kust vluchtten de laatste getrouwen van Garibaldi per vissersboot. Hij zou pas tien jaar later triomferen in zijn strijd om een verenigd Italië.

Parks vertelt over Garibaldi’s vlucht en zijn eigen voettocht 170 jaar later een onderhoudend en informatief boek. De tocht is zowel in 1849 als in 2019 loodzwaar: niet alleen de hitte, maar ook de steile Apennijnen en het gebrek aan water spelen hen beiden parten. Het boek is volgens de achterflap geschreven in Parks ‘kenmerkende humoristische stijl’, maar dat valt wat tegen. Hij werd inderdaad bekend om zijn hilarische én inzichtelijke boeken over zijn integratie in de Italiaanse samenleving na zijn huwelijk in 1978 met een Italiaanse. Wat ik weet over Italiaanse families, buren, bureaucratie en treinen, weet ik van Parks. Zo humoristisch is Het heldenpad niet. Maar Italië-liefhebbers zullen er veel in herkennen.         

  • Weststrate, J., & De Boer, D.E.H. Identiteit in grensregio’s omstreeks 1800. Verloren, 231 p., € 22.

Het doet mij altijd goed als ik zie hoe onderzoekers uit andere disciplines zich laten inspireren door begrippen van sociaal geografen. Zo gebruikte de Britse socioloog Anthony Giddens voor zijn structuratietheorie de tijdgeografie van Torsten Hägerstrand. En zo gebruiken Nederlandse historici in een Europees onderzoeksproject (Cuius Regio) naar historische regionale identiteiten de ideeën van de Finse geograaf Anssi Paasi over de vorming en verdwijning van beleefde regio’s. Wie geeft identiteit aan een regio, wie ontleent er zijn identiteit aan? Deze Cuius Regio-bundel bevat acht specialistische casestudies over identiteiten rond 1800 in het Gelders-Nederrijnse (ruimer: het Westfaals-Nedersaksische) gebied.

Veel geografen zullen er niet voor warm lopen, maar ik werd getroffen door het voorbeeld waarmee Dolly Verhoeven haar bijdrage begint. In 2015 werden in de Achterhoek bruin-witte toeristische borden neergezet, zoals die ook staan langs Franse en Duitse snelwegen. Onder een gestileerd beeld van het landschap staat: Achterhoek. Ze werden ook in de Liemers geplaatst. Daar werd fel geprotesteerd: wat dachten die Achterhoekers wel? De Liemers waren geen deel van de Achterhoek. Dit was een Achterhoekse poging om de Liemers te annexeren. De protesten hadden succes: enkele borden werden weggehaald. Regionale binding bestond er in 1800, maar bestaat ook in de huidige tijd.

Signalementen

Verhalen uit een stroomgebied

  • Deen, M. De grenzeloze rivier. Verhalen uit het rijk van de Rijn. Thomas Rap, 334 p., € 24.

Mathijs Deen heeft bij geografen bekendheid gekregen door zijn historisch-geografische verhalenboeken over het Waddengebied en over oude wegen in Europa (besproken in Geografie, juni 2018). Afgelopen september verscheen zijn derde boek in dit genre: verhalen over personen en gebeurtenissen in het stroomgebied van de Rijn. Ze gaan pakweg over een soldatenleven in de Romeinse tijd toen de Rijn in Nederland de limes vormde, over de in 1933 in de buurt van de Neckar opgegraven schedel van het oermeisje van Steinheim, over Karel de Grote die tevergeefs probeert de Main (en dus de Rijn) te verbinden met de Donau, over een zalm die terug zwemt naar zijn geboorteplaats in de bovenloop van een zijrivier van de Rijn, over een Britse luitenant die in de laatste dagen van de Eerste Wereldoorlog sneuvelt bij het oversteken van de Sambre, over de verovering van de brug bij Remagen door de geallieerden en over lichtschip Gannet dat na 55 jaar trouwe dienst in de Ierse Zee de Rijn wordt opgesleept om op de vaste wal in Bazel als cultureel centrum te gaan dienen.

Deens verhalen zijn opgebouwd uit persoonlijke ervaringen tijdens zijn reizen (hij voer bijvoorbeeld mee op binnenschip Terra Maris), gesprekken met experts (archeologen en gelukkig ook twee geowetenschappers, fysisch geograaf Kim Cohen en geoloog Douwe van Hinsbergen), jeugdherinneringen, historische bronnen (een literatuurlijst ontbreekt helaas) en zijn literaire verbeelding – Deen kan zich overtuigend inleven in naamloze én bekende historische personen.

De Rijn en haar zijrivieren zijn niet in alle verhalen even sterk present. De verhalen spelen zich wel af in het stroomgebied van de Rijn, maar de rivier heeft niet altijd een (hoofd)rol. Dat is in zekere zin gelukkig, want daardoor is de overlap met het andere Rijnboek, dat van Martin Hendriksma (besproken in Geografie 2018, januari) beperkt. Al vertelt ook Hendriksma over de brug bij Remagen en vaart ook hij mee op een binnenschip. De grenzeloze rivier is vooral een collectie losse verhalen, sfeervol maar ook wat willekeurig. Zo komt wel het mislukte kanaal van Karel de Grote aan de orde, maar dat de Beierse koning Ludwig in de 19e eeuw er wel in slaagde om Main en Donau met elkaar te verknopen, blijft onverteld. Zoals ook het 20e-eeuwse Main-Donaukanaal geen aandacht krijgt.

Landverhuizers op reis

  • Boonstra, O., & Hüttenberger, F. Gelukzoekers gestrand. 500 Duitse landverhuizers onderweg naar Brazilië, 1827-1829. Amsterdam University Press, 285 p., € 30 (pb).

Migratiegeografen denken vaak in termen van push- en pullfactoren. Wat jaagt migranten weg uit hun gebied van herkomst en wat trekt hen aan in hun gebied van bestemming? Dat kan godsdienstvrijheid zijn, maar ook de kans op een meer welvarend bestaan. Dat laatste was het geval voor arme plattelanders uit de Hunsrück, het Moezeldal, de Palts en Lichtenberg. Zij waren welkom in het net onafhankelijk geworden Brazilië. De Braziliaanse keizer verstrekte naar verluidt zelfs subsidies. Welgeteld 514 landverhuizers verlieten in november 1827 hun dorp – veelal heimelijk, omdat de Duitse autoriteiten karig waren met Auswanderungserlaubnisse – en voeren de Rijn af naar Nederland. Ze hadden de Amsterdamse louche schipper Karstens betaald voor een overtocht naar Brazilië. In Nederland begonnen de moeilijkheden pas echt. Het schip de Helena en Maria had te weinig plek en een deel van de landverhuizers moest achterblijven. In het Kanaal blies een storm het schip op de rotsen. De landverhuizers werden gered, maar moesten een jaar lang in het kustplaatsje Falmouth worden opgevangen, voordat ze konden doorvaren. De achterblijvers in Nederland kregen uiteindelijk van koning Willem I gedaan dat hij de overtocht naar het beloofde land betaalde. Ook burgers in Arnhem, waar de landverhuizers maanden verbleven, bekommerden zich om hen.

Onno Boonstra en Friedrich Hüttenberger reconstrueren nauwgezet en voorbeeldig de vijftien maanden durende reis vol tegenslagen, op basis van archiefonderzoek. Hun boek leest vlot, mede dankzij de vertaling van alle citaten (die ook in de oorspronkelijke taal zijn opgenomen) en het weglaten van theoretische verhandelingen. De nadruk ligt op hun avonturen in Nederland.

Een geordende omgeving

  • Lörzing, H. Een land waarover is nagedacht. Hoe de planners Nederland vormgaven. De Geus, 299 p., € 22,50.

Han Lörzing (1946), van origine landschapsarchitect, werkte veertig jaar op vele plekken in de wereld van de ruimtelijke ordening. Af en toe publiceerde hij voor overwegend vakgenoten, zoals The Nature of Landscape. A Personal Quest (2001). Na zijn pensionering begon hij te schrijven voor een ruimer publiek. Bij Singel Uitgeverijen verschenen twee boeken over het naoorlogse Europa (Thuis in Europa, Grenskoorts) en twee over het naoorlogse Nederland (Jaren van verandering, Mijn generatie). Het zijn lezenswaardige ‘vertelboeken’, gelardeerd met eigen ervaringen.

Die typering is ook van toepassing op Een land waarover is nagedacht, een geschiedenis van de ruimtelijke ordening in Nederland vanaf de Woningwet uit 1902 tot en met de Nationale Omgevingsvisie uit 2019, door Lörzing aangeduid als de ‘Zesde Nota Ruimtelijke Ordening’. Per decennium geeft hij vanaf 1920 een overzicht van de bestuurlijke en planologische ontwikkelingen. Zowel op nationaal niveau (bijvoorbeeld de nota’s ruimtelijke ordening, te beginnen met Het Westen en overig Nederland uit 1956 van de Rijksdienst van het Nationale Plan, en de Vogelaarwijken) als op lokaal niveau (zoals het Plan Ooievaar en de Amersfoortse wijk Kattenbroek). Elk decennium krijgt een eigen karakteristiek. Zo is in de jaren 1960 ‘de verbeelding aan de macht’: er wordt hartstochtelijk gesloopt (geen binnenstad is veilig) én gebouwd (flatwijken aan stadsranden). De jaren 1970 (‘zand in de machine’) zijn het decennium van woonerven, groeikernen en oprukkende natuurbeschermers.

Ingewijden zullen weinig nieuws tegenkomen, maar plezier hebben aan de typeringen van en persoonlijke herinneringen aan hoofdrolspelers. Minister Pieter Bogaers van volkshuisvesting bijvoorbeeld ‘was een minister van het type waar je er meer van had willen hebben’. Stedenbouwkundige Riek Bakker herinnert hij zich ‘als een wat stugge vrouw met een imposante gestalte en een kenmerkend stemgeluid waar je onontkoombaar naar moest luisteren, of je het wilde of niet’. Zonder haar ‘had Rotterdam nu geen Kop van Zuid, geen Koopgoot en geen Erasmusbrug gehad’. Lörzing kruidt zijn verhaal met complimenten en kritiek. De vormgeving van het centrum van Houten is een succes, de Vinex-wijken zijn een ‘meesterstuk’. Maar de buspassagier moet op het fonkelnieuwe station van Arnhem ‘zijn weg zoeken in een holle, halfduistere betonnen hal’ vol uitlaatgassen. ‘Veel dichter bij de Derde Wereld kun je als Nederlandse ov-reiziger niet komen’. Lörzings slotconclusie echter is welwillend: de planologen, stedenbouwkundigen en architecten maakten geen volmaakte omgeving, ‘maar het functioneert wel’. Mooi boek, wel slechts zuinig geïllustreerd.