Boeken Geografie oktober 2022

10 oktober 2022
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie oktober 2022
Opinie

Pas verschenen

  • Van Elburg, W. & Ronnes, H. Amsterdam sloopt. Afbraak in de hoofdstad in de 21ste eeuw. Panchaud, 126 p., € 18,90.

In de jaren 1960-1970 sneuvelde onder de slopershamer menig gebouw waarvan we achteraf zeggen: wat jammer. Ook nu nog verdwijnen er tal van karakteristieke panden, althans in de hoofdstad. Medewerkers van de Universiteit van Amsterdam houden dit bij op amsterdamsloopt.nl. Kijk en schrik. Wouter van Elburg en Hanneke Ronnes geven in hun boek na een inleidende beschouwing een overzicht, met oude foto’s, van gebouwen die in de afgelopen twintig jaar uit Amsterdam zijn verdwenen. Overigens is er wel een kentering in het gemeentelijk beleid aangekondigd. Zie Erfgoed in een dynamische stad, op www.amsterdam.nl 

  • Fuld, M. Waarom heet de Rijn in Rotterdam Maas. Feiten. Verwondering. Tekst. Tekeningen. 276 p., € 35. Bestellen: www.bravenewbooks.nl of in de boekhandel.

Marthe Fuld studeerde ooit tekenen en Nederlands op de lerarenopleiding en is tegenwoordig beeldend kunstenaar en schrijver. Tijdens een helikoptervlucht van Rijkswaterstaat raakte ze gefascineerd door de Nederlandse rivieren. Zij reisde met auto en fiets langs de Rijn, Maas en IJssel, sprak met riviergebruikers en -onderzoekers, las relevante literatuur en componeerde vervolgens een ‘journalistiek getinte impressie’ over de geschiedenis en het heden van de rivieren. Het boek is dus veel ruimer van opzet dan de titel suggereert – aan de vraag waarom de Rijn in Rotterdam Maas heet, worden slechts vier pagina’s gewijd (dat blijft overigens een raadsel). Met 33 tekeningen (in waterverf?), zonder kaarten. Op www.marthefuld.nl zijn enkele pagina’s te bekijken.

  • Terpstra, A. Al mijn moeders. Een familiegeschiedenis van analfabeten, armen en arbeiders. Thomas Rap, 224 p., € 23.

Friesland ten oosten van de lijn Heerenveen-Dokkum is van oudsher de arme helft van de provincie. In deze streek leefden de Woudfriezen, veelal in heidedorpen als Harkema, op de rand van leven en dood, ver weg van ‘de beschaving’. Anita Terpstra vertelt aan de hand van het leven van haar grootmoeders (zes generaties sinds de 18e eeuw) en haar eigen moeder over de intense armoede van de mensen in De Wouden, en over hun veerkracht.

  • Levelt, S., & Putter, A. De Noordzee over en weer. Het literaire erfgoed van Nederlands-Engelse betrekkingen 1066-1688. Amsterdam University Press, 304 p., hardback, € 40.

Het verhaal van Reinaert de Vos ontstond in Vlaanderen, maar was al gauw ook populair in Engeland. Erasmus en Thomas More waren dik bevriend. Dit mooi verzorgde boek portretteert aan de hand van historische documenten en afbeeldingen uit het bezit van de Bodleian Library in Oxford de vele culturele betrekkingen tussen de Lage Landen en Engeland tot 1688, het jaar dat stadhouder Willem III koning van Engeland werd. Met een hoofdstuk over kaarten en atlassen. Een boek voor anglofielen (zie AUP.nl). 

Signalementen

De proteststem ‘periferiseert’

  • De Voogd, J. & Cuperus, R. Atlas van Afgehaakt Nederland. Over buitenstaanders en gevestigden. Ministerie van Binnenlandse Zaken, 116 p., beschikbaar op internet.

Buitenstaanders of  ‘afhakers’: deze term gebruiken Josse de Voogd (electoraal geograaf) en René Cuperus (onderzoeker en PvdA-intellectueel) voor mensen en groepen met een groot politiek wantrouwen en veel maatschappelijk onbehagen. Op welke plekken (regio’s, gemeenten, wijken) in Nederland leven veel van die afhakers? Welke ruimtelijke patronen van ‘afgehaaktheid’ zijn er te ontdekken?

Deze atlas geeft er een antwoord op, door bijvoorbeeld te kijken naar plekken waar anti-establishment partijen (nader gedefinieerd als de PVV, FvD, 50 Plus, SP, PvdD, DENK) veel steun krijgen. Dat afhaken is vooral groot in Zuid-Nederland, in (voormalige) industriesteden (zoals Roosendaal), (voormalige) groeikernen (Almere) en krimpgebieden (als de Limburgse Mijnstreek). De jaren 1990, waarin de toenmalige Centrum Democraten van Janmaat vooral scoorden in grote steden in de Randstad, zijn duidelijk voorbij. Er is een ‘periferisering van de proteststem’ opgetreden. In de periferie heerst langdurige werkloosheid, veel mensen voelen er zich niet gezond en kinderen krijgen er vaak een te laag schooladvies.

De gevestigde partijen zijn vooral te vinden in een ‘burgerschaps-’ of ‘gemeenschapszone’ die loopt van het zuidwesten naar het noordoosten van het land. Het zijn gebieden met veel hoger opgeleiden, welvaart en sociale samenhang. Denk aan een plaats als Woerden. Deze zone kruist de noordwest-zuidoost lopende green belt met een florerende kenniseconomie, groene aanhang, hoogopgeleide kosmopolitische burgers en kinderen met een te hoog schooladvies – zeg maar de strook van Haarlem-Amsterdam die via de A2 naar Utrecht, Den Bosch en Eindhoven gaat. De atlas biedt een kwantitatieve-cartografische precisering van de ongelijkheid die geograaf en journalist Floor Milikowki eerder signaleerde in Een klein land met verre uithoeken.

In de ban van de berg

  • Macfarlane, R. Hoogtekoorts. Geschiedenis van een fascinatie. Athenaeum-Polak & Van Gennip, 328 p., € 20.

George Mallory was betoverd door één gedachte: als eerste de Mount Everest beklimmen. Als enige deed hij mee aan alle drie expedities die de Britse Royal Geographical Society organiseerde: in 1921, 1922 en 1924. Op die laatste tocht verdween hij dicht onder de top in de opkomende mist. In 1999 werd zijn lichaam op 8300 meter hoogte teruggevonden, griezelig goed bewaard gebleven in de vrieskou.

Robert Macfarlane las de brieven die Mallory verstuurde aan zijn vrouw Ruth en probeerde te achterhalen wat hem bezielde. Waarom liet Mallory vrouw en kinderen keer op keer achter om zijn leven te wagen? Hij werd aangetrokken door de berg als een mot door een kaars en was niet bij machte die ban te doorbreken. Mallory moet de berg nog meer lief gehad hebben dan zijn gezin.

Macfarlane laat zien dat Mallory past in een klimtraditie die zeker teruggaat tot de 18e eeuw. Waarom werden vooral Britse klimmers zo betoverd door de wereld van bergen, ijs, gletsjers – een wereld even mooi als dodelijk, die in de 19e eeuw geleidelijk door geologen werd begrepen en door cartografen in kaart gebracht? Dit boek biedt, schrijft Macfarlane, ‘geen geschiedenis die onderzoekt hoe mensen de bergen in trokken, maar hoe ze zich verbeeldden dat ze dat deden: wat ze bij die bergen hebben gedacht en hoe ze zich die voorstelden’. De oorspronkelijke titel van het boek, Mountains of the Mind, vat dat treffend samen. Het dateert uit 2003 en is het eerste boek van Macfarlane, die later doorbrak met titels als De oude wegen, De laatste wildernis en Benedenwereld.

Hoogtekoorts is een herziene vertaling van die uit 2003 en bevat een nieuw voorwoord van auteur Macfarlane, waarin hij refereert aan de foto uit 2019 van de Nepalese bergbeklimmer Nirmal Purja, die ook de Nederlandse voorpagina’s haalde. Deze toont een file van ruim 200 klimmers die op de graat wachten tot ze aan de beurt zijn om het laatste stukje naar de top van de Mount Everest te beklimmen om daar een selfie te maken. Sinds de verschijning van de eerste druk is ‘de Everest alleen maar een nog ordinairdere dodelijkere kermis geworden, met deejays die in het basiskamp sets draaien’, aldus Macfarlane. In zijn boek maakt hij gebruik van wetenschappelijke studies, egodocumenten maar ook zijn ervaringen en emoties: zijn angsten tijdens het klimmen, zijn geluksgevoel als hij na veel geploeter boven staat, in weer en wind. Macfarlane begrijpt Mallory maar al te goed.

Grensgebieden als strijdtoneel

  • Brauer, J. Over de grens. De sociaal-politieke dynamiek in de Nederlands-Duitse grensregio’s, 1930-1940. Verloren, 331 p., € 35.

Grensgebieden kennen een eigen sociale en economische geografie. Zo ook de grensregio’s langs de 580 kilometer lange Nederlands-Duitse grens. In Limburg staan bijvoorbeeld tientallen kloosters, meestal dicht tegen de grens aan, in afgelegen gebieden. Hun aanwezigheid is historisch te verklaren uit de Kulturkampf. Voor de protestantse rijkskanselier Bismarck waren katholieken de binnenlandse vijanden. Als gevolg daarvan weken Duitse congregaties in de jaren 1870 uit naar Nederlands grondgebied. En in de decennia 1920-1930 vestigden tal van Duitse bedrijven zich net over de grens in Nederland, om daar militaire spullen te produceren die volgens het Verdrag van Versailles (1919) niet in Duitsland zelf gemaakt mochten worden. Hengelo bijvoorbeeld heeft er Holland Signaal aan te danken, dat daar in 1922 is opgericht.

Er leefden destijds zo’n honderdduizend Duitsers in Nederland. Hun kinderen gingen veelal naar Deutsche Schulen, onder meer in Zuid-Limburg, waar Duitse mijnarbeiders werkten. Die scholen kwamen vanaf 1933 in de greep van de nazi’s: leerlingen leerden er van NS-Erzieher dat Nederlanders Grenzdeutsche waren en Nederland deel van de Deutscher Kulturboden was. Ook hun ouders moesten in nationaalsocialistische geest heropgevoed worden. Ze kregen de wenk om toch vooral regelmatig feestavonden te bezoeken in een Deutsches Heim – een ontmoetingsplek voor Duitsers in Nederlandse steden.

Ik ontleen dit alles aan het proefschrift van Jan Bauer, afgelopen februari verdedigd aan de Universiteit van Amsterdam. Hij laat zien dat het gemoedelijke en in sommige regio’s ook intensieve samenleven van Nederlandse en Duitse grensbewoners vrijwel direct na de

machtsovername van Hitler voorbij was. Van 1933 tot 1940 kregen de Nederlandse grensstreken te maken met circa 40 duizend vluchtelingen, vooral Joden natuurlijk, maar ook zo’n 5 duizend socialisten en communisten. Lokale hulpcomités vingen hen op, veel vluchtelingen reisden door naar Amsterdam en bijna een derde vertrok weer uit Nederland – tot opluchting van Den Haag, dat bang was de nazi’s tegen de haren in te strijken.

Grensgebieden werden ook een uitvalsbasis voor het Exil-verzet. Duitse socialisten, communisten en katholieken probeerden met gevaar voor eigen leven drukwerk de grens over te smokkelen. Nederlandse bondgenoten deden dat ook. Hun tegenstander was de Gestapo, die de grens bewaakte, maar ook talloze infiltranten in Nederlandse (grens)streken had zitten die tegenstanders uitschakelden of ontvoerden. Brauer bespreekt tal van dit soort incidenten. Zijn proefschrift is behalve een academische analyse ook een monument voor de moedigen die al ver vóór 10 mei 1940 in verzet kwamen.

Over de grens concentreert zich op het grensgebied tussen Twente en Zuid-Limburg. Geografisch bezien sluit het proefschrift van Dirkje Mulder-Boers daar mooi op aan: ze bespreekt in De grens getrokken (2020) de relaties tussen bewoners uit Groningen en Drenthe enerzijds en Noordwest-Duitsland anderzijds in de jaren 1914-1964. Daarvan is een handelsuitgave verschenen bij Van Gorcum. Een pdf van de dissertatie staat op de website van de Radboud Universiteit.