Brussel door de ogen van Beiroet

9 maart 2018
Auteurs:
Manuel Aalbers
geografie en toerisme, KU Leuven
Dit artikel is verschenen in: geografie maart 2018
Blog: Brussels Lof
Opinie
FOTO: RONAN SHENHAV
Een gewone dag in Brussel.

Toen ik onlangs voor het eerst van mijn leven in Beiroet was, vroeg iemand me of ik niet was geschrokken van de militairen in het straatbeeld. Nee, dat was ik eigenlijk niet. Waarom niet? Een paar jaar geleden leek me dat nog een schrikbeeld, misschien zelfs het schrikbeeld. Na ruim twee jaar realiteit ben ik eraan gewend geraakt. Met het verschijnen van de eerste militairen in de Brusselse straten was het ook even schrikken. Dat gaf een vervelend en vervreemdend gevoel. Dat is er nog wel, maar het is inmiddels volledig genormaliseerd. Het is nu meer een persoonlijke mening: ik vind het niet goed dat er militairen op straat zijn.

Ze staan niet alleen op centrale plekken in de stad, zoals het Beursplein, en voor overheidsgebouwen, maar ook gewoon bij de ingang van mijn metrohalte buiten het centrum van de stad. Meestal staan ze daar niet – wat zouden ze daar ook te zoeken hebben? Dus ik merk ze wel op als ze er weer eens staan, maar vervolgens loop ik door. Het is normaal, geen reden om de rest van de dag een rotgevoel te hebben. Terwijl ik dit schrijf, verneem ik dat het veiligheidsrisico in België is verminderd – van bedreigingsniveau 3 (‘ernstig’) naar 2 (‘gemiddeld’). Dat wil zeggen geen militairen meer bij mijn metrohalte, maar wel op het Zuidstation, vermoed ik. Eerst zien, dan geloven, is hoe ik het nieuws blijkbaar benader.

De enige keer dat de militaire aanwezigheid in Beiroet me een vervelend gevoel gaf, was toen ik, vakidioot als ik ben, op een drukke kruising twee foto’s maakte van een vastgoedproject-inontwikkeling. Een man op een motor stak diagonaal de kruising over en maande mij de foto’s te verwijderen. Dat heb ik gelijk gedaan. Voor een ogenblik dacht ik nog dat het een motortaxi was die twee stilstaande toeristen wilde oppikken. Maar er blijken helemaal geen motortaxi’s te zijn in Beiroet. Een onwetende westerling ben ik.

De uitzondering is inmiddels niet meer zo uitzonderlijk

Vervolgens kwamen we die dag nog twee militaire checkpoints tegen. Bij de eerste zat enkel een man in een hokje en waren er geen hekken of slagbomen. Wat we daar gingen doen? Naar het centrum, dachten we. Nee, dan moet je naar links gaan, daar ligt het centrum. Het centrum lag toch echt voor ons, maar ja, als we daar niet door mochten, liepen we wel om. Even verderop, inmiddels na een omweggetje toch echt in het centrum beland, zagen we weer een checkpoint. Dit keer met hekken en slagbomen. Daar zouden we dus wel niet door mogen. Maar dat mochten we wel, geen probleem zelfs. Vriendelijke militair. Klinkt dit als een verhaal uit Beiroet? Ja, zeker en vast. Maar dit had net zo goed Brussel of een andere Europese hoofdstad kunnen zijn.

De uitzondering is inmiddels niet meer zo uitzonderlijk. Het zijn kleine ongemakken. Niet iets om je druk over te maken. Maar eigenlijk zouden we ons er wel druk over moeten maken. De militarisering, privatisering en zuivering van ongewenste elementen in de stad trekken tezamen op. De Groene Amsterdammer plaatste op 6 december een mooi onderzoeksartikel over hoe ook de smart city-retoriek wordt ingezet om data over ons te verzamelen, data waarmee weer geld te verdienen valt en controle kan worden uitgeoefend.

Veiligheid als excuus om ongewenste elementen buiten te houden, zodat overheid en markt rustig hun werk kunnen doen. Slaap zacht, beste burger-consument, we got this!

 

groene.nl/artikel/de-muren-hebben-sensoren