De Jadebusen: wereldhandel op het wad

1 april 2019
Auteurs:
Gert-Jan Hospers
Universiteit Twente
Dit artikel is verschenen in: geografie april 2019
handel
Waddenzee
Kennis
FOTO: DORY171
De huisjes van het Banter Fischerdorf worden elk jaar voor zes maanden opgebouwd en weer afgebroken door mensen uit de streek. Ze zijn al 110 jaar familiebezit en worden niet verhuurd.

In het maartnummer schreven we al dat de wadden niet ophouden bij de grens. Door middeleeuwse stormvloeden is aan de Duitse waddenkust de Jadebusen ontstaan. Aan de oevers van de 160 vierkante kilometer grote zeearm vinden we opmerkelijke steden, dorpen en natuurverschijnselen. Alle reden voor een rondje Jadebusen.

 

De Jadebusen ligt tussen de monding van de Ems en de Weser. De Jade, waaraan het gebied zijn naam ontleent, stroomt vanuit het zuiden het wad in. Lange tijd was de Jadebusen een moeraslandschap met kleine nederzettingen, net zoals de rest van Noordwest-Duitsland. De eerste Marcellus-vloed (16 januari 1219) was echter het begin van een reeks overstromingen die de zeearm steeds verder uitholden. In 1511 bereikte de inham zijn grootste omvang. Door inpolderingen in de 16e eeuw heeft de Jadebusen zijn huidige vorm gekregen. Er werd op grote schaal land teruggewonnen. Niet voor niets was het motto van dijkgraaf Brahms in de 18e eeuw: ‘Geen dijk, geen land, geen leven’.

De Jadebusen is onderdeel van het Duitse waddengebied. Twee keer per dag valt het onder invloed van de getijdenwerking grotendeels droog. Daardoor is het een eldorado voor wad- en watervogels, die er broeden, uitrusten en naar voedsel zoeken. Vogelaars komen er graag om de dieren te observeren. De natuur kan hier ongestoord zijn gang gaan; er geldt het hele jaar een jachtverbod, het is een beschermd natuurgebied. De Jadebusen maakt deel uit van het Nationalpark Niedersächsisches Wattenmeer, dat de status heeft van Unesco-werelderfgoed. Op 2 kilometer na – bij badplaats Dangast – is de zeearm omgeven door een dijk van 55 kilometer, die zich uitstekend leent voor een fietstocht.

Mobiel vissersdorp

De grootste stad aan de oevers van de Jadebusen is Wilhelmshaven (ruim 76 duizend inwoners). In 1853 kocht de staat Pruisen hier een stuk land op om er een oorlogshaven te bouwen. De marinestad groeide, maar kwam zwaar gehavend uit de Tweede Wereldoorlog. In 1955 werd Wilhelmshaven opnieuw thuisbasis van de Duitse marine. Het is de grootste legerstad van Duitsland, vergelijkbaar met Den Helder in ons land. Op het eerste gezicht is Wilhelmshaven niet echt aantrekkelijk. Maar wie de moeite neemt om verder te kijken, ontdekt dat de plaats bezoekers best wat te bieden heeft. Zo beschikt de stad over de Kaiser-WilhelmBrücke, de grootste draaibrug van Duitsland, die bovendien ruim 110 jaar oud is. ’s Avonds is het stedelijke icoon mooi verlicht. De brug verbindt de noord- en zuidoever van de Grosser Hafen. Aan deze Maritime Meile liggen dicht bij elkaar vier attracties die zich elk op een aspect van de zee richten: aan de noordkant het Küstenmuseum en aan de zuidzijde (Südstrand) het bezoekerscentrum voor de Waddenzee, het Deutsches Marinemuseum en het Aquarium met bijna 300 zeedieren, waaronder regionale en exotische vissoorten, zeehonden en pinguïns.

FOTO: AXEL HINDEMITH
Wilhelmshaven is de thuisbasis voor de Duitse marine, vergelijkbaar met Den Helder in Nederland.

Via de boulevard ten zuiden van Wilhelmshaven kom je tussen april en oktober langs het Banter Fischerdorf. Het ‘mobiele vissersdorp’, waarvan de historie teruggaat tot 1908, ligt pal aan zee: vóór de dijk, op steenworpafstand van het wad, zetten streekgenoten elk jaar voor 6 maanden 26 verplaatsbare houten hutten neer. Sommige bewoners houden de traditie in ere en varen regelmatig de zee op om te vissen. De huisjes zijn in familiebezit en worden niet verhuurd. Wie zijn weg langs de kust vervolgt, komt vanzelf in Dangast, de oudste badplaats aan de Noordzeekust. In 1795 besloot graaf Bentinck op deze plek een kuuroord te vestigen. Dat was een slimme zet, want in het kielzog van de badgasten kwamen kunstenaars – vooral schilders – die zich door de wolkenluchten, het licht en het karakteristieke landschap lieten inspireren. Nog altijd is Dangast in trek bij kunstliefhebbers. Maar het zijn vooral toeristen die de badplaats bezoeken. Ze hebben direct uitzicht op zee, omdat het land hier door een klif wat hoger ligt en er dus geen dijk nodig is. Dangast is een goed startpunt voor een excursie naar Leuchtturm Arngast, een markante vuurtoren op de zandbank Angast in het midden van de Jadebusen. Dat kan per boot, maar bij eb ook te voet. Zeker na een wadwandeling is de Rhabarberkuchen in Kurhaus Dangast niet te versmaden. De taart is zo lekker dat die intussen bovenregionale bekendheid geniet.

soja en suikerriet
BEELD: © GEOGRAFIE & B.J. KÖBBEN, 2018
Jadebusen

Zwemmend moeras

Vanuit Dangast is het niet ver naar Varel, een stadje (bijna 24 duizend inwoners) met een belangrijke streekfunctie en sterk in maakindustrie. Zo is vliegtuigbouwer Premium Aerotec, een dochter van Airbus, met 1500 werknemers een grote regionale werkgever. Het bedrijf produceert complexe vliegtuigonderdelen uit aluminium, staal en titanium en maakt daarbij gebruik van de nieuwste technologieën, waaronder 3D-printen. Ook bij koekjesfabriek Bahlsen werken veel mensen uit stad en ommeland. Het centrum van Varel is niet echt spectaculair. Interessanter is de Vareler Hafen, waar naast de populaire fabriekswinkel van Bahlsen flink wat horeca te vinden is. Ook zit hier het Spijöök Museum, dat bezoekers op humoristische wijze – spijöök betekent ‘sterk verhaal’ – kennis laat maken met zeemanslegenden en curiositeiten uit de hele wereld. Liefhebbers van regionaal speciaalbier moeten vooral het Tide Pils in het Vareler Brauhaus proberen. Ten oosten van Varel begint de Landkreis Wesermarsch, een groen, uitgestrekt en dunbevolkt gebied. Het landschap achter de dijk wordt gedomineerd door landbouw, vooral melkveeteelt. Neem Hof Butendiek, waar biologische kaas wordt gemaakt. Het bedrijf staat vlak bij zee, waardoor de kaas een licht zilte smaak heeft.

FOTO: M.M.MINDERHOUD
Strandstoelen op het strand bij Dangast, de oudste badplaats aan de Noordzeekust.

Naast boerderijen liggen er in het oostelijke deel van de Jadebusen enkele gehuchten en dorpen, zoals Seefeld, Eckwarden en Tossens. Bij het buurtschap Sehestedt, net voor Seefeld, bevindt zich das schwimmende Moor, letterlijk ‘het drijvende moeras’. Onder extreme weersomstandigheden, zoals bij hevige stormen die tot hoog water leiden, is hier sprake van een bijzonder natuurverschijnsel: bij vloed komt het buitendijkse moeras omhoog en drijft dan; bij eb zakt het weer. Al sinds 1938 wordt deze natuurlijke attractie beschermd – je mag er niet in. Wel staat er vlak bij het moeras een uitzichtplatform met informatieborden. Het dorp Seefeld in het binnenland staat bekend om de Seefelder Mühle, een oude molen die nu dienst doet als regionaal cultuurcentrum. Er worden films vertoond, toneelvoorstellingen gehouden en streekproducten verkocht. Ook kun je er terecht voor Kaffee und Kuchen. Ten noorden van Seefeld ligt de gemeente Butjadingen met de badplaatsen Eckwarden en Tossens. Hier leven de inwoners vooral van toerisme. Eckwarden is geliefd bij windsurfers en andere watersporters. In Tossens komen veel gezinnen, mede dankzij de aanwezigheid van Center Parcs Nordseeküste en kindvriendelijke faciliteiten.

Tolerantie als attractiefactor

In het binnenland ten zuidwesten van Wilhelmshaven ligt Neustadtgödens. Het is een mooi en bijzonder dorp. Mooi is het dankzij de vele historische panden die je in het centrum aantreft. Het merendeel van de huizen is eeuwenoud, terwijl uithangborden aan de gevels verraden welk beroep de oorspronkelijke bewoner uitoefende, bijvoorbeeld bakker, wever of schoenlapper. Neustadtgödens bestaat sinds 1544. In dat jaar stichtte de familie Von Frydag, eigenaar van de heerlijkheid Gödens, de nederzetting in het kader van een omvangrijk indijkingsproject. Om inwoners te werven, werd de new town geprofileerd als een tolerante vrijhaven waar leden van alle geloofsgenootschappen welkom waren, wat in het religieus verdeelde Europa een unicum was. De middeleeuwse citymarketing werkte: binnen een halve eeuw telde het plaatsje van nog geen 800 inwoners maar liefst vijf religieuze gemeenschappen. Doopsgezinden, lutheranen, hervormden, katholieken en joden woonden er vreedzaam naast elkaar. De gebedshuizen van de vijf confessies in Neustadtgödens zijn allemaal bewaard gebleven, al hebben drie ervan nu een woon- of horecabestemming.

FOTO: MATTHIAS SÜSSEN
Bij het buurtschap Sehestedt, net voor Seefeld, ligt das schwimmende Moor, een moeras dat bij hoogwater loskomt van de bodem.

Wereldhandel

Wie vanuit Tossens gaat wadlopen, ziet hem aan de overkant liggen: de JadeWeserPort, een grote containerterminal aan de noordkant van Wilhelmshaven. Sinds de eerste plannen in 1993 was de bouw van een diepzeehaven aan de Noordzeekust controversieel. Veel critici vonden het geldverspilling, terwijl natuurbeschermers vreesden voor het wadleven. Na slepende procedures begonnen de baggeraars in 2008 met de aanleg van de haven. De deelstaten Niedersachsen en Bremen en havenbedrijf Eurogate hebben er 1 miljard euro in geïnvesteerd. Na de opening in 2012 lag de JadeWeserPort er jaren wat verlaten bij, maar sinds 2017 komt de containerterminal tot leven. De reden: wereldwijd worden de containerschepen alsmaar groter. Bestaande havens als Hamburg hebben daar geen antwoord op. Maar de oceaanreuzen – sommige met wel 22 duizend containers aan boord – kunnen in de JadeWeserPort gemakkelijk aanleggen, laden en lossen.

En met de schepen komen de bedrijven. Zo heeft logistieke dienstverlener Nordfrost begin 2018 een koelhuis in de haven geopend. Daar worden enorme hoeveelheden vis en vlees gekoeld: veel vis komt uit het Verre Oosten, terwijl dierlijke restproducten die in Europa niet populair zijn (denk aan varkensoren en -staarten) naar China worden verscheept. In het JadeWeserPort-InfoCenter krijg je een inkijkje in de havendynamiek en wereldhandel. Het is onduidelijk wat de effecten van de groeiende havenactiviteiten bij Wilhelmshaven voor de flora en fauna op het wad zijn. De wereldwijde klimaatverandering baart de bevolking minstens zo veel zorgen. Want wat betekenen de stijging van de zeespiegel, hogere temperaturen en extremere weersomstandigheden voor de Jadebusen? Zeker is dat het zeewater warmer wordt, met alle gevolgen van dien.

Wetenschappers van de Senckenberg Geschellschaft für Naturforschung hebben er onderzoek naar gedaan. Ze analyseerden de variëteit aan diersoorten in de Jadebusen tussen 1972 tot 2014. Hun conclusie: door de stijging van de watertemperatuur is het ecosysteem veranderd. In de Jadebusen vind je steeds minder schol, kabeljauw en andere dieren die graag in koud water leven. Daarvoor in de plaats kwamen soorten die geen problemen hebben met het warmere water, zoals zeetong, strand- en zwemkrabben. En indachtig de ontwikkelingsgeschiedenis van de Jadebusen is er natuurlijk nog een issue dat bewoners en bestuurders bezighoudt: zijn de dijken hoog genoeg, is het land voldoende beschermd tegen stormvloeden? De deelstaat Niedersachsen investeert al jaren in kustbescherming, maar of dat genoeg is? In de Jadebusen moet men er als vanouds mee leren leven.

Moin, thee en over de dijk kijken

Administratief gezien maakt de Jadebusen deel uit van de gemeente Wilhelmshaven en twee Landkreise, Friesland en Wesermarsch. Naast een bestuurlijke entiteit is Friesland ook in Duitsland een cultureel-historische regio – hier voelen de mensen zich ‘Friezen’. Dat klinkt paradoxaal, want ten westen van Friesland ligt de streek die bekend staat als ‘Ostfriesland’ (zie Geografie, mei 2013). Om het nog verwarrender te maken: een deel van de inwoners van de Landkreis Wesermarsch beschouwt zichzelf ook Fries. Hoe het ook zij, net als de Ostfriezen begroeten de Friezen rond de Jadebusen elkaar met moin, drinken ze de hele dag door thee en is ‘over de dijk kijken’ een favoriete bezigheid. Veel toeristen vinden die dijk een belemmering van het uitzicht. Ook ergeren ze zich aan de vele schapenkeutels die op de dijkwegen liggen. Maar voor de Friezen staan de dijk en de schapen die erop grazen symbool voor hun Heimat. Trots wijzen ze op de lijfspreuk ‘Deus mare, Friso litora fecit’, God schiep de zee, de Friezen de kust. De voertaal in de regio is overigens niet Fries, maar Duits en Platt, een variant van het Nederduits.

FOTO: DJI77
's Werelds grootste containerschip OOCL Hong Kong kan in de JadeWeserPort makkelijk aanleggen, laden en lossen.

BRONNEN