De staat en de stammen
Tribale of stammensamenlevingen komen meestal pas in het nieuws als er na het wegvallen van de centrale macht een burgeroorlog uitbreekt. Denk aan Irak, Afghanistan en Syrië. Het proces van natie- en staatsvorming in Oman is een delicaat spel dat overeind blijft in sterk veranderende economische omstandigheden.
De samenleving in Oman is georganiseerd in stammen. Daarnaast maakt het land een proces van natie- en staatsvorming door dat al eeuwen aan de gang is. Dit heeft de sociale organisatie verregaand veranderd, maar nog steeds vormen stammen de ruggengraat van de samenleving. Ze hebben vanouds een belangrijke functie in de integratie van een individu, familie of groep in de samenleving. Het zoeken naar consensus (ijma), raadpleging (shura) en onderhandelen met alle betrokken groeperingen zijn beproefde methoden om loyaliteit en gezag binnen de stammen te handhaven. Ze zijn ook nodig om evenwicht en stabiliteit tussen de stammen te bereiken. Bovendien is gelijkwaardigheid van de families, hun leiders en de stamleden een leidend principe dat ook in de islam terug te vinden is.
Stammenorganisatie
Oman behoort tot de oudste staten van de Arabische wereld. De staat is gegroeid op de fundamenten van een stammenorganisatie die de Arabieren meebrachten toen ze zich zo’n tweeduizend jaar geleden in Oman vestigden. De stammen uit het zuiden werden bekend als de Yemeni of Qahtani, en die vanuit het noorden als de Nizari of Adnani. In de loop van de tijd heeft Oman zich getransformeerd van een confederatie van semi-autonome stammen met een leider gelegitimeerd door de stammen, tot een natiestaat met een nationale regering, nationale wetten, een nationale juridische macht en een ambtelijke dienst.
Een stam in Oman bestaat uit takken of clans. Deze zijn met elkaar verbonden door loyaliteit en verplichtingen gebaseerd op hun gezamenlijke afkomst. Verwantschapsgroepen erkennen een gezamenlijke voorouder die hen een gemeenschappelijke naam geeft en (een deel van) hun identiteit. De familie is in de stam de kleinste eenheid, de tak vormt het middenniveau en de stam zelf de maximale verwantschapsgroep. Stammen in Oman variëren in omvang van enkele duizenden tot ruim tienduizend leden. De stammenorganisatie loopt via de mannelijke lijn en is hiërarchisch. De leiders (shaykh en rashid) worden gekozen uit bepaalde families, maar blijven eersten onder gelijken. Traditioneel huwt men binnen de stam, maar daaraan wordt niet meer zo strak vastgehouden. Oorspronkelijk kenden de stammen eigen raden van overleg (majalis) en religieuze rechtbanken (al qada’ al shari’). Ook daar golden de principes van raadpleging en overeenstemming. Op deze manier functioneerde een stam als relatief autonome sociale organisatie waarin alle mannelijke leden een stem hadden. De vrouwen hadden een indirecte, maar niet onbelangrijke stem. De leiders bleven verantwoording schuldig aan alle leden van de stam.
Stammen sloten zich aaneen tot regionale confederaties. De hiërarchische organisatie van stammenconfederaties door het hele land bepaalde gewoonlijk de nationale machtsbalans. Nationale leiders in Oman werden gekozen uit ‘kernstammen’, meestal gevestigd in regio’s in het binnenland. Vanaf 1744 vestigde de Al Bu Sa’id-stam een dynastie van heersers door erfelijke opvolging. De huidige leider Sultan Qaboos bin Sai’d Al Sa’id is de 14e heerser in deze dynastie.
Middelen van bestaan
Een stam kent een eigen grondgebied (dar). Dit kan zowel het woongebied met dadeltuinen omvatten als weide- en landbouwgronden. Traditioneel hadden de leidende families hun residentie in het centrum van dit gebied. Ze organiseerden daar ook vergaderingen (sabla) met de mannelijke stamleden. Deze centra vormden de machtsbasis van de stam. Nog steeds weerspiegelt deze sociale structuur zich in de indrukwekkende forten en burchten in het land.
Families waren voor hun bestaan allereerst afhankelijk van de natuurlijke hulpbronnen van hun stamgrondgebied. De bergen, de zandwoestijn en de grote vlaktes, waar de vegetatie beperkt is, boden mogelijkheden voor veeteelt op basis van natuurlijke begrazing. Streken met water waren geschikt voor geïrrigeerde landbouw. Aan zee waren visserij en zeevaart bronnen van inkomsten. De activiteiten bepaalden in zekere zin ook de leefwijze. Veetelers leefden veelal als nomaden (bedoeïenen, badu) en trokken met hun geiten en kamelen naar grazige weiden. Landbouwers en andere sedentaire beroepsgroepen (hadar) vestigden zich in de oasen en steden. Afhankelijk van het grondgebied waren de stammen geheel of grotendeels trekkende veetelers of gevestigde landbouwers, of de families en clans hadden een verscheidenheid aan economische activiteiten. Die variatie binnen de stam maakte het families makkelijker van werk te veranderen als dat moest. Bij aanhoudende droogte konden landbouwers zich bijvoorbeeld voegen bij verwante herders of vissers. Wanneer het grondgebied niet genoeg bestaansmogelijkheden bood, konden families of hele takken zich afsplitsen, wegtrekken of andere activiteiten ondernemen die betere vooruitzichten boden.
Nieuwe werkzaamheden
Sinds de jaren '60 is de economische situatie ingrijpend veranderd. In de stamgebieden bieden natuurlijke hulpbronnen nog steeds een middel van bestaan. Maar er zijn nieuwe werkzaamheden bijgekomen. Zo biedt werk bij de overheid (ministeries, leger enzovoort), in de olie- en andere industrieën in Oman en in de buurlanden aantrekkelijke mogelijkheden. Hoewel dit de cohesie binnen de stammenorganisatie aantast, blijven principes van loyaliteit en verwantschap toch gelden. Nog steeds migreren vissers en hun families in de zomer als de zee te ruig wordt voor de visserij bij voorkeur naar de oasen in het binnenland. Zij strijken neer bij hun familie en nemen deel aan landbouwactiviteiten zoals de dadeloogst. Of zij vinden ander werk, bijvoorbeeld in de naburige stad. De solidariteit en de onderlinge verantwoordelijkheid binnen de stam zorgen er ook voor dat minder succesvolle leden of families mee profiteren van de mogelijkheden. Zo biedt de stammenorganisatie vanouds een flexibele economische basis met talrijke opties voor de afzonderlijke families en individuele leden. Datzelfde gold op een hoger niveau, waar stammen zich onderling verbonden tot coalities, samengingen of de een de ander aan zich onderwierp vanuit economische behoeft en dan wel politieke motieven.
Staatsvorming
De Omani bekeerden zich tot de islam in de 7e eeuw. De trouw die de islamitische gemeenschap (umma) zwoer aan één God bood de min of meer onafhankelijke stammen een mogelijkheid voor sociale en morele integratie. Volgens de Ibadhi, een dominante islamitische stroming in Oman, werd de religieuze leider (Imam) lokaal gekozen. De religieuze autoriteit voor het nationale leiderschap was in handen van de vertegenwoordigers van de stammen die de Ibadhi-principes waarborgden. De Imam werd gekozen door een raad van prominente geleerden (ulama) en rechters in deze families. Hield de leider zich niet aan de religieuze principes, dan moest hij spijt betuigen of werd hij afgezet. Het democratisch concept van het Ibadhi-leiderschap had een duidelijke parallel met het gekozen leiderschap in de stammenorganisatie.
De nationale leider was in vele opzichten afhankelijk van de loyaliteit van de stammen; de stamleiders behielden de fysieke macht. Zij leverden de soldaten en gaven daarmee te kennen dat ze achter het beleid van de nationale heerser stonden. De heerser was daardoor ook genoodzaakt de belangen van de verschillende families in balans te houden. De stammen behielden hun relatieve onafhankelijkheid en de mogelijkheid de controle van de heerser over hun gebied beperkt te houden.
In de loop van de geschiedenis integreerden de semi-autonome stammen in een politieke eenheid onder een religieuze macht (imamah), of – als de religieuze gemeenschap het gezag daartoe miste – een seculiere (sultanah). Deze perioden werden afgewisseld met roerige tijden waarin de dominante stammen zich tegen het centrale gezag afzetten en autonomie verlangden. Politieke stabiliteit hing af van de balans tussen de macht van de stammen en het nationale gezag. Een heerser die krachtig genoeg was om de stammen te verenigen, erin slaagde rijkdom te verwerven en dit gelijkelijk te investeren in de ontwikkeling van de stamgebieden in het hele land, opende de deuren naar voorspoed.
De stammenorganisatie beidt als vanouds een flexibele economische basis met talrijke opties voor families en individuele leden
In het verleden was rijkdom verbonden met de strategische ligging voor de maritieme handel tussen Afrika, Azië en het Midden-Oosten. Diverse leiders wisten zich te verzekeren van toegang tot de lucratieve handelskanalen en havens, en zo breidden ze het Omaanse imperium uit. Door de inkomsten te investeren in de ontwikkeling van het land verstevigde de heerser de verbondenheid en loyaliteit tussen de stammen.
Omans moderne geschiedenis is te zien als een herhaling van deze succesvolle wisselwerking tussen nationale leider en families. De nieuwe rijkdom, olie, en de daaruit voortvloeiende geldstroom bieden de mogelijkheid voor voorspoed en stabiliteit in het land.
Moderne ontwikkelingen
Vanaf 1967 levert de olie-exploratie de staat een gestage bron van inkomsten op. Onder de huidige sultan Qaboos bin Sai’d ontwikkelt de overheid havens, wegen, elektriciteits- en watervoorzieningen en ook scholen, ziekenhuizen, sociale huizenbouw. Deze voorzieningen hebben inmiddels alle verafgelegen dorpen en huizen bereikt. De stammenorganisatie speelde een belangrijke rol in de efficiënte verspreiding door het hele land. Vaak zorgden vertegenwoordigers van de stammen dat de nieuwe diensten van de overheid ook in het eigen gebied werden gerealiseerd. Zij werden er door hun familieleden op aangesproken. Eenzelfde mechanisme bleek ook effectief voor de verspreiding van consumptiegoederen zoals fornuizen, ijskasten en wasmachines. Familieleden werkzaam in Muscat of Dubai, waar de nieuwe apparaten het eerst beschikbaar kwamen, introduceerden deze bij hun bezoek aan familie in de dorpen en steden in het binnenland. Ondernemers namen het daarna over.
De ontwikkeling van overheidsvoorzieningen leidt ook tot verdere staatsvorming. De centrale overheid breidt haar bestaande instituties uit (politie, leger en ambtelijke apparaat) en realiseert nieuwe, zoals rechtbanken en fi nanciële controle-instanties. Ook op lokaal niveau versterkt de overheid haar vertegenwoordiging via wali’s (burgemeesters), lokale juridische instellingen en deelkantoren van de ministeries.
De betekenis van de stammenorganisatie neemt dan ook af in de huidige politieke, economische en culturele ontwikkelingen. Alle stammen werken in of samen met het centrale gezag; centrale belangen gaan in principe vóór de tribale belangen. Ook de vertegenwoordiging van de stammen op nationaal niveau is ingrijpend veranderd. In de jaren '80 werden vertegenwoordigers van de wilayat (gemeenten) voor het parlement door de stammenleiders zelf aangewezen. Vanaf de jaren '90 worden de leden gekozen door alle inwoners (ook niet-stamleden) van de gemeenten die zij vertegenwoordigen.
Sociale netwerken
Toch speelt het stamverband nog steeds een belangrijke rol, met name aan de basis van de samenleving, in zaken van verwantschap, familieaangelegenheden, sociale netwerken en andere banden waarbinnen solidariteit en wederzijdse verantwoordelijkheid van belang zijn. Stammenleiders zijn nog vaak bemiddelaars tussen leden van de stam en overheidsfunctionarissen of -systemen. De leiders op verschillende niveaus organiseren ook nog regelmatig sabla’s voor de familieleden. Hierin worden allerlei zaken besproken: politieke, sociale of economische, lokale, landelijke of internationale zaken, religieuze en juridische thema’s en het wel en wee van de afzonderlijke families. De mannelijke en vrouwelijke familieleden ontmoeten elkaar ook informeel bij sociale en culturele gebeurtenissen als geboorten, huwelijken en begrafenissen. Zo fungeren de familieverbanden als netwerken die de integratie van individuen op alle niveaus en op vele gebieden bevorderen. Daarmee is het stamverband nog steeds een sterke verbindende kracht in de samenleving voor families en individuele leden, dichtbij of veraf.
Tegelijkertijd ontwikkelt de Omaanse samenleving zich geleidelijk naar een maatschappij waarin de individuele kwaliteiten, opleiding en prestaties meer gewicht krijgen dan de positie van de stam en de persoonlijke status van de leden daarbinnen. Onderwijs, mobiliteit en individualisering spelen een rol in deze ontwikkeling. Er zijn ook mensen die geen deel uitmaken van de stammenorganisatie, zoals de expatriates. Bovendien worden mensen lid van sociale formaties die niet direct gerelateerd zijn aan familieverbanden maar gebaseerd op beroepsachtergrond, vrijetijdsbesteding, religieuze, culturele of andere kenmerken. Deze formaties leveren hun eigen bijdrage aan de voortdurende ontwikkeling van de Omaanse samenleving.
Arabische lente in Oman
De Arabische lente is aan Oman niet voorbij gegaan. Mede geïnspireerd door de opstanden elders in de Arabische wereld gingen in 2011 ook hier demonstranten de straat op. Ondanks de relatieve olierijkdom en de algemene waardering voor het beleid van de sultan in de afgelopen dertig jaar, is er onvrede over zaken als werkgelegenheid, ongelijke verdeling van rijkdom en mensen die misbruik van hun positie maken. De reactie van Sultan Qaboos bleek echter effectief. Bij decreet zegde hij vijftigduizend banen toe: ruim dertigduizend in de publieke en twintigduizend in de private sector. Ook in 2013 werden vijftigduizend banen geschapen. Daarnaast verving hij acht ministers die door de demonstranten beschuldigd werden van corruptie. Een duurzame oplossing is het niet, maar escalatie is voorlopig afgewend. Ondertussen gaat de ontwikkeling naar een constitutionele monarchie verder. Het gekozen parlement krijgt langzaam maar zeker grotere bevoegdheden in de politieke besluitvorming, en ministers en andere publieke vertegenwoordigers worden steeds meer verantwoordelijk gesteld voor hun functioneren. In de economische sfeer wordt ook gezocht naar sociale oplossingen voor de problemen, net zoals dat elders in de wereld gebeurt.
Corien Hoek is antropoloog en promoveerde in 1998 aan de Radboud Universiteit
Nijmegen op onderzoek naar sociaaleconomische ontwikkelingen in een regio
in Oman. Het proefschrift is getiteld: Shifting Sands. Social Economic Development
in al-Sharqiyah region, Oman. In dit artikel zijn commentaar en suggesties opgenomen
van Salah Al Mazrui, antropoloog (BA, MA Cambridge).