'Een goede leraar is geen methodeslaaf'

1 februari 2016
Auteurs:
Marcus Eshuis
Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding, Hogeschool van Amsterdam
Dit artikel is verschenen in: geografie februari 2016
onderwijs
Opinie
FOTO: TIM ELLIS

Eind juni nam Geert van den Berg na 35 jaar afscheid van het onderwijs. Als redacteur bij de Geografenkrant (een voorloper van Geografie), voorzitter van de KNAG-afdeling onderwijs, lerarenopleider bij InHolland en de Hogeschool van Amsterdam, medeauteur en eindredacteur van het Handboek Vakdidactiek Aardrijkskunde en de methode BuiteNLand droeg hij in belangrijke mate bij aan de ontwikkeling van de schoolaardrijkskunde. Welke ideeën over goed AK-onderwijs levert deze rijke ervaring op?

 

Als zoon van een automonteur in het Brabantse Veghel kreeg Van den Berg de liefde voor de geografi e niet met de paplepel ingegoten. ‘Mijn eerste herinneringen aan aardrijkskundeonderwijs gaan terug tot de mulo (later de mavo), waar ik les had van broeder Ferdinand. Hij was missionaris geweest in Afrika en kon meeslepend over zijn ervaringen vertellen.’ Voor Geert openden deze verhalen het venster naar verre landen en vreemde culturen. Hoewel hij een opleiding volgde tot werktuigbouwkundige, bleven onbekende werelden hem fascineren, meer nog dan de techniek van turbinemotoren. Het verlangen werd zo sterk dat hij besloot op reis te gaan. ‘Ik was 22, het was 1972, de hippietijd, dus waar ging je heen: naar Nepal.’ Voornamelijk lift end, met een eenpersoonstentje en een benzinebrander, trok hij via Turkije en Israël naar Iran en Pakistan om te eindigen in het land van de Himalaya. ‘Toen ik anderhalf jaar later terugkwam, wist ik dat de techniek het niet ging worden voor mij. Ik deed een stoomcursus havo aan het LOI en schreef me in bij de lerarenopleiding in Utrecht.’ Niet veel later begon Van den Berg zijn loopbaan als aardrijkskundeleraar in Almere.

Pioniersgeest

In Almere heerste een pioniersgeest. Er was een sterk geloof in vernieuwing, op allerlei gebieden. In de scholen werden de schoolleidingen en docenten gedreven door idealisme. ‘Wij werkten met leerlingen die afk omstig waren uit Amsterdamse saneringsbuurten. Wij waren enorm met die leerlingen bezig. Maar het was niet gemakkelijk, want telkens als er in de loop van het schooljaar weer zo’n branieschopper uit de Amsterdamse Pijp bij kwam, moest de hiërarchie in de klas opnieuw vastgesteld worden.’ Hoewel hij aanvankelijk voornamelijk belangstelling had gehad voor het pedagogische aspect van het beroep, ontwikkelde hij zich steeds meer tot een docent die leerprocessen centraal stelde. Er was in Almere veel ruimte voor eigen initiatief en gezamenlijk werd gewerkt aan
een onderwijsvisie. ‘Wij werkten al met leergebieden en streefden naar vakkenintegratie. Dat leverde boeiende discussies op over hoe je vakken kon combineren. We maakten geen gebruik van kanten- klare lesmethoden maar ontwikkelden al het lesmateriaal zelf.’

De belangrijkste mondiale uitdagingen, klimaatverandering en uitputting van natuurlijke hulpbronnen, zijn bij uitstek geografisch

Dat laatste vindt Van den Berg nog steeds essentieel voor goed onderwijs. Hoewel hij eindredacteur is van een van de grootste aardrijkskundemethoden van het land (buiteNLand) is hij van mening dat goede docenten niet slaafs uit het schoolboek dienen te werken. ‘Ik vind echt dat leraren zelf moeten nadenken over het leerproces van hun leerlingen en daar eigen leermiddelen en werkvormen voor moeten inzetten. Het is een vak waarmee je didactisch ongelooflijk veel kunt, zeker tegenwoordig. De diaprojector is vervangen door virtueel veldwerk, er zijn ongekende digitale mogelijk heden om buiten de methode om betekenisvolle lessen te ontwikkelen.’

Verhalen

Toen hij in 2000 werd gevraagd om een concept te schrijven voor een nieuwe methode, zag Van den Berg de kans iets te veranderen aan het aardrijkskundeonderwijs vanuit de lesboeken. Dat viel echter niet mee. ‘Telkens als ik weer met een wild idee kwam, zei de uitgever: “Geert, dat verkoopt niet”. De uitgangspunten bleven echter overeind: verhalend leren en divers leren. We willen het vak spannend maken. Daarvoor maken we gebruik van verhalen.

Bijvoorbeeld in de openingsspreads van ieder hoofdstuk. Daarnaast streven we naar divers leren, zowel in de onderwerpen als in de didactiek.’ Tot slot wil Van den Berg aardrijkskunde niet moeilijker maken dan het is. ‘Wij zijn meesters in het ingewikkeld maken van het vak. Tot en met groep 8 is een verkeersbord gewoon een verkeersbord. Daarna heet het opeens een “inrichtingselement”.’ Volgens Van den Berg komt die neiging voort uit het misverstand dat moeilijke vakken ook belangrijke vakken zijn. ‘Aardrijkskunde heeft echter voldoende intrinsieke waarde. Het heeft genoeg van zichzelf.’

Eigen handboek

Van den Berg was ook een van de initiatiefnemers bij de totstandkoming van het eerste handboek voor de vakdidactiek aardrijkskunde. ‘We kwamen regelmatig bijeen met een groep lerarenopleiders uit het hele land. We hebben toen een uitgeverij benaderd om een handboek uit te brengen. Halverwege jaren '90 kwam het uit en daarmee waren we het eerste maatschappijvak dat een eigen didactisch leerboek uitbracht.’ Van den Berg speelde ook een prominente rol in de vernieuwde versie van het Handboek vakdidactiek. ‘Er is meer aandacht voor bijvoorbeeld kaartvaardigheden en burgerschapseducatie. Het moest bovendien een handboek worden dat theorie en praktijk verbond en door concrete voorbeelden, opdrachten en filmpjes goed bruikbaar zou zijn in de lerarenopleidingen.’

Geert van den Berg in 2015
… en in 1980.

De tweedegraads lerarenopleiding is volgens Van den Berg sterk verbeterd. ‘Toen ik in 1990 aan de lerarenopleiding ging werken, had tot mijn verbazing een groot deel van de opleiders zelf nooit voor de klas gestaan. Collega’s bij geschiedenis zeiden: ‘Ik ben geen geschiedenisdocent, ik ben mediëvist’. Die hadden helemaal geen boodschap aan onderwijs. Gelukkig is dat nu anders. Alle nieuwe collega’s hebben ervaring voor de klas en kunnen daardoor tientallen voorbeelden geven die studenten aanspreken.’ Ook de stage en de begeleiding daarvan zijn beter geworden, waar door studenten beter voorbereid worden op de beroepspraktijk.

Betekenisvol leren

Tegelijkertijd blijft het voor de (tweedegraads) lerarenopleiding van belang de koppeling tussen theorie en praktijk te versterken, vooral op onderwijskundig en didactisch gebied. Dat was een van de resultaten van een onderzoek waaraan Van den Berg meewerkte. ‘Het gaat erom dat leraren-in-opleiding betekenisvol leren, dat wil zeggen: naar aanleiding van hun ervaringen in de praktijk vragen stellen met betrekking tot hun handelen. Nu gebeurt het te vaak andersom: de studenten leren iets uit een boek en tegen de tijd dat ze het vergeten zijn, worden ze ermee geconfronteerd in de stage.’ 

Toekomstige leraren aardrijkskunde hebben een grote verantwoordelijkheid, volgens Van den Berg. ‘De twee belangrijkste mondiale uitdagingen van de huidige tijd, de klimaatverandering en de uitputting van natuurlijke hulpbronnen, zijn bij uitstek geografisch van aard. Dat moeten we beter over het voetlicht krijgen, zowel bij leerlingen als naar de buitenwereld.’