Waar Henric Stevins idee uit 1667 om de hele Noordzeekust te sluiten en alles wat daarachter lag in te polderen nauwelijks aandacht kreeg, werd er vanaf 1850 serieus nagedacht over het inpolderen van (delen van) de Waddenzee. In de jaren 1872-1882 was Ameland zelfs een poosje door een dam met het vasteland verbonden (zie ook Geografie oktober 2019). Het inpolderen van de Waddenzee zou destijds en nog lang daarna waarschijnlijk amper op weerstand zijn gestuit. Dat dacht ook de Commissie Verbinding Ameland – Vaste Wal, vooral bestaande uit vertegenwoordigers van het Friese bedrijfsleven, die in maart 1963 haar rapport Dam naar Ameland presenteerde. Het Ontwikkelingsschap De Kleibouwstreek en de Stichting Landaanwinningsbelangen Noord-Friesland borduurden daar in juni 1965 op voort met een verstrekkend indijkingsplan, evenals Gedeputeerde Staten van Friesland die op dezelfde dag met een tweedammenplan kwamen (kaart). Beide plannen waren gericht op meer ruimte voor landbouw, recreatie en natuur, en een betere bereikbaarheid van Ameland. Een ingezonden brief in De Telegraaf waarin de 16-jarige Kees Wevers uit Kortenhoef, lid van de Jeugdbond van Natuurstudie, tegen deze voornemens protesteerde, leidde echter in oktober 1965 tot de oprichting van de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee, kortweg Waddenvereniging. Die verzette zich met succes tegen het inpolderen van de Waddenzee. Vanaf 1974, toen de adviescommissie-Mazure de regering liet weten dat noch de Waddenzee noch delen daarvan voor inpoldering in aanmerking kwamen, was het gedaan met grootschalige inpolderingsplannen. De commissie zag geen noodzaak nieuw land te creëren. Bovendien waren de kosten van indijking hoog en de waarde van de Waddenzee was niet alleen voor de natuur, maar ook voor de recreatie en de visserij ‘niet te gering te achten’. Het kostte meer tijd om afscheid te nemen van de eeuwenoude traditie van inpoldering van rijpe kwelders langs de Waddenkust van Friesland en Groningen voor met name de pootaardappelenteelt, maar ook daaraan kwam in 1988 een einde. Vanaf dat moment was de natuur de baas in het Waddengebied. De pootaardappelenteelt is overigens nog steeds belangrijk en wordt in beeld gebracht door het sense of place-project Bildtstars en Eigenheimers, een verhalen- en wandelroute langs de Waddenkust, voorbij zeventien grote portretten van aardappelboeren op hun boerderijen.
Het rapport van de Commissie-Meijer bracht na 2004 het vastgelopen overleg over de waarden van de natuur en de mogelijkheid van economische activiteiten weer op gang. Gasboring was voortaan mogelijk volgens het ‘hand aan de kraan’-principe. Er kwam een Waddenfonds voor herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van een duurzame en steviger economische structuur van het gebied (vooral op de vaste wal) en verbetering van de kennis van het Waddengebied. Daartoe werd in 2008 de Waddenacademie opgericht. Een jaar later kende Unesco het predicaat werelderfgoed toe aan het Nederlandse en Duitse deel van de Waddenzee. In 2014 volgde het Deense deel. Achteraf bekeken heeft het maar een haar gescheeld of de Waddenzee was van de kaart verdwenen.