De kaart van Het eylandt West-Voorn of Goedereede is misschien wel de mooiste die Nederlands grote waterstaatkundige Nicolaas Samuelsz Cruquius (1678-1754) heeft voortgebracht. Zeker in kleur, wat niet vaak bij dit type kaarten voorkomt, is hij bijzonder fraai. Ook in cartografisch opzicht is het een hoogstandje in zijn weergave van allerlei waterstaatkundige aspecten van het gebied. Het is een gedetailleerde voorstelling van de gecompliceerde toestand van de Zuid-Hollandse zeegaten, van het Brouwershavense Gat tot en met de monding van de Maas. Cruquius heeft hier dieptelijnen ingezet, die hij even tevoren voor het eerst gebruikte op zijn kaart van de Merwede tussen Gorinchem en de Biesbosch (1929-1930), die ook in de Atlas der Neederlanden is opgenomen. De hier afgebeelde kaart ontstond in 1729-1732, maar verscheen pas in druk in 1734.
Paul van den Brink benadrukt in zijn studie In een opslag van het oog Cruquius’ rol als grondlegger van de Nederlandse waterstaatscartografie. Waterstaatkundige kaarten waren vrijwel altijd bijlagen bij rapporten en vormden het visuele en adstructieve aspect van de communicatie over een waterstaatkundige kwestie. Deze kaart hoort bij Cruquius’ Rapport aan de commissarissen van de Staten van Holland tot de saaken van Goedereede van 1734. Cruquius was gevraagd advies uit te brengen om de problematische kustafslag van Goeree tot staan te brengen. Die afslag veroorzaakte bovendien verzanding elders, zoals bij de marinehaven van Hellevoetsluis. Paalwerken hadden geen zin, want die zouden door de paalworm weggevreten worden, die in die tijd de kop opstak. Aanleg van een dam tussen Goeree en Overflakkee zou de zeestromen zo reguleren dat de afslag vanzelf zou eindigen.
In eerste instantie lijkt Cruquius’ kaart een topografische, maar in wezen is hij thematisch. Dat de topografie er zo goed uitziet, komt omdat Cruquius geen genoegen nam met de verouderde kaarten van dit gebied. Hij wilde zijn bevindingen en aanbevelingen vastleggen in een accurate kaart, die de situatie van met elkaar samenhangende zeestromen, geulen, ondiepten en gorzen in het hele gebied rond Goeree, tot en met de monding van de Maas duidelijk kon maken. Zo kon hij ook de problematiek in beeld brengen van de schrikbarende verzanding van de Maasmonding, waarvoor Delfland hem advies had gevraagd. Voor de topografische informatie leunde Cruquius sterk op de overzichtskaarten in het kaartboek van Voorne uit 1701. De zorgvuldige topografie en de verwerking van Cruquius’ eigen waarnemingen, aangevuld met het profiel en de inzetten linksboven, maken deze kaart tot een toonbeeld van waterstaatscartografie.
Tussen Goeree en Overflakkee heeft Cruquius de voorgestelde dam ingetekend. Het zou nog ongeveer twintig jaar duren voordat het voorstel werd uitgevoerd in de vorm van de Stellendam. Bij de Maasmonding zien we enerzijds een enorme kustafslag bij Oostvoorne en het Westland, anderzijds een gestage zuidwaartse aanwas van het zandige schiereiland De Beer. Opvallend en ongebruikelijk is de kompasroos, die niet alleen het geografi sche, maar ook het magnetische noorden laat zien, berekend voor exact deze plaats en voor maart 1729. De Staten waren zo enthousiast over de in 1732 voltooide handschrift kaart dat zij hem wilden laten drukken. Mede door het ‘ongemakkelijke’ karakter van Cruquius en zijn volle agenda zou het nog twee jaar duren voor de gedrukte versie (hier afgebeeld) er werkelijk kwam.
Hoe vernieuwend en nauwkeurig deze kaart ook was, hij heeft uiteindelijk niet veel directe invloed gehad op de kwaliteit van het kaartbeeld van heel Nederland.