Indië in beeld: 170 schoolplaten van vóór de Eerste Wereldoorlog
Dick Rozing herontdekte in 2004 de ‘vergeten’ fotoserie uit Nederlands-Indië en ging op speurtocht. Wie waren de initiatiefnemers, wat waren hun idealen en waar zijn de foto’s genomen? We tonen hier enkele foto’s met fragmenten van de oorspronkelijke toelichtingen.
Vlak voor de Eerste Wereldoorlog kochten enkele honderden scholen 150 foto’s op groot formaat van Nederlands-Indië, met als bonus twintig foto’s van Suriname en de Antillen. Bij elk beeld hoorde een uitgebreide toelichting, zodat de leraar kon vertellen wat je zag. Dankzij een schoolplatenfonds kon de prijs laag blijven. De ANWB gaf ze succesvol in boekvorm uit: Indië in beeld.
Dick Rozing herontdekte de ‘vergeten’ fotoserie in 2004 en ging op speurtocht. Wie waren de initiatiefnemers, wat waren hun idealen en waar zijn de foto’s genomen? Hij noteerde zijn bevindingen nauwgezet in het met veel toewijding samengestelde boek Nederlands-Indië: door de ogen van het verleden. Bij de meeste lezers zal de belangstelling vermoedelijk vooral uitgaan naar de foto’s zelf. Ze staan er alle 170 in: 23 groot afgedrukt (12 x 16 cm), de overige helaas in pasfotoformaat of iets groter. Gelukkig heeft Rozing alle 100 ANWB- foto’s en 170 fotoplaten geplaatst op www.doordeogenvanhetverleden.nl, inclusief de 350 pagina’s aan toelichtingen uit 1912.
We tonen hier enkele foto’s met fragmenten van de oorspronkelijke toelichtingen.
Uit de toelichting (prof. dr. A.W. Nieuwenhuis): ‘Met plaat 116 betreden wij een geheel ander gebied in de Indische samenlevingen, dat der spelen en vermaken, die vooral onder de hooger ontwikkelde volken in het dagelijksch leven zeer op den voorgrond treden. Het leven der lager staande stammen brengt te veel bezwaren met zich, bovendien ontbreken hun het grootste deel van het jaar te veel de voedingsmiddelen, om het feestvieren bij hen veelvuldig te doen zijn. [...] Zeer in de hand gewerkt worden zij [feesten, red.] door de lichtvaardigheid, waarmede dezen [Indische volken, red.] het leven opnemen. Sedert overoude tijden in een klimaat levende, dat hun het geheele jaar door veroorloofde, zich met geringe moeite voldoende van de eerste nooddruft te voorzien, verder veelal in politieke omstandigheden bevindende, waarin bezittingen hebben een voortdurend gevaar oplevert, hebben de Maleiers nu als een der kenmerkendste eigenschappen het afwezig zijn van zorg voor den dag van morgen en eene bijzondere bedrevenheid, om, hun geld aan feestvieren en het koopen van kleeding en sieraden zeer spoedig te besteden. Wat dit betreft , hebben onze voorouders aan onzen winter, waarin alles ontbreekt en men dubbele bescherming tegen het klimaat behoeft , veel te danken gehad, om zich spaarzaamheid en ijver eigen te maken.’
Uit de toelichting (J. Dekker): ‘Hier hebben wij weder te doen met een kenmerkend vaderlandsch genotmiddel. Wij kunnen ons de Hollanders van eenigen tijd terug zoo goed voorstellen met den “Gouwenaar” in den mond, en nog altijd is het gebruik (volgens enkelen ook misbruik) van tabak in ons vaderland zeer algemeen. De minder smakelijke vormen van kouwen en snuiven treden hierbij meer en meer op den achtergrond, terwijI het rooken nog stand houdt. Doch niet alleen als verbruikers deden en doen de Hollanders zich gelden, ook als producent heeft ons land beteekenis. Hiermede wordt nu niet bedoeld het voortbrengen van de “Amersfoorter Tabak”, die hier te lande wordt geteeld, maar is meer het oog gericht op Indië. Java en Sumatra toch leveren vrij aanzienlijke hoeveelheden tabak en vooral van het tweede eiland komt een hooggeschatte kwaliteit, die ongeveer driemaal hoogeren prijs behaalt dan de Java-Tabak. […] Op Java wordt tabak vooral in Midden- en Oost-Java verbouwd, en wel op een wijze, die […] sterk afwijkt van de methode, in Deli (Sumatra) toegepast. De gronden worden door den planter gewoonlijk gepacht voor een termijn, afhankelijk van verschillende omstandigheden en wisselend, maximum 30 jaar. Gewoonlijk wordt in twee jaren een tabaksoogst verkregen, en daar nu de tabak slechts weinige maanden behoeft , om te rijpen, blijft het land nog gedurende vele maanden ter beschikking voor andere cultures. Gedurende dezen tijd wordt daar meestal aan de bevolking het recht gegeven, om rijst te planten onder voorwaarde, dat een bepaald deel van den oogst aan den planter wordt afgestaan. Zoo verkrijgt men in twee jaren gemeenlijk drie rijstoogsten en een tabaksoogst. […] Tegenover een zeer intensieve cultuur, waarbij men elk jaar twee oogsten binnenhaalt, staat op Sumatra een teelt op maagdelijk terrein, dat na den eersten oogst voor jaren weer verlaten wordt. Voor het aanleggen van een tabakstuin wordt daar het bosch geveld, de gevelde stammen in kleine stukken verdeeld en ten slotte verbrand.’
Henri F. Wagenaar Reisiger (1876-1943) was theehandelaar, uitgever en Indiëkenner. Zijn kennis en liefde voor land en volk van Indië wilde hij graag delen met de Nederlanders. Van hem kwam het initiatief voor het fotoproject. De enig overgebleven foto van de expeditie om Indië in Beeld te vervaardigen (1911), toont Wagenaar Reisiger te paard op de Tangkoeban Prahoe. Rechts administrateur de heer Jansz. ‘Na ons bezoek aan den Krater v/d Tangkoeban Prahoe op den terugweg. Op de foto is duidelijk te zien, dat wij verregend zijn. Met het jasje uit is de administrateur van de kinaonderneming Djajagiri. De broekjes zitten geplakt aan de beentjes.’
Rozing, D. Nederlands-Indië: door de ogen van het verleden. De eerste aardrijkskundige fotoplaten van Nederlands-Indië 1912-1913. Dick Rozing Geografie en Onderwijs, 128 p., € 24,95 bij de boekhandel, of te bestellen via www.doordeogenvanhetverleden.nl