Jakarta, anders dan je dacht

1 mei 2020
Auteurs:
Florien Willems
webredacteur geografie.nl
Dit artikel is verschenen in: geografie mei 2020
Indonesië
Opinie
FOTO: LERDSUWA
Dieselbusje van Kopaja, de coöperatie die het openbaar vervoer in Jakarta verzorgt. De regering heeft beloofd de vervuilende bussen te zullen vervangen door nieuwe, maar de oude diesels rijden nog steeds rond.

In Knalpot – Verhalen uit Jakarta deelt Daan Goppel zijn verwondering over andere waarden en normen, over openbaar vervoer, vervuiling, prostitutie en je (on)vermogen daar met open blik naar te kijken. Een korte kennismaking met auteur en boek.

 

Een maker, creatieveling, verteller, noemt Daan  Goppel zich. Tijdens zijn bachelor Planologie vond hij het praktische vakgebied zeer interessant, maar de theoretische benadering van de universiteit ging hem tegenstaan. Een tussenjaar volgde, waarin hij een liftreis naar Suriname maakte, die uitmondde in mediareportages en een boek. Hij startte een master Politicologie, richting Internationale Betrekkingen. Daar leerde hij de wereld begrijpen op macro niveau, zegt hij achteraf, maar op reis leer je de wereld pas echt kennen. Na zijn master besloot Goppel een tijd in Jakarta te gaan wonen. Hij wilde een niet-Westerse taal leren en had plannen te gaan filmen. De taal Bahasa Indonesia kreeg hij onder de knie. Het  filmen werd niet wat hij  ervan hoopte, en hij begon opnieuw te schrijven: geen reisverslag maar verhalen over de bevolking, over sociaal-maatschappelijke problemen, vervuiling, afval, falende infrastructuur. Over situaties uit het dagelijks leven, rare verbindingen in het openbaar vervoer, armoede en het belang van geld. En over prostitutie als makkelijke manier om geld te verdienen.

FOTO: NANDO TAMPUBLOLON
Daan Goppel in Jakarta

Prostitutie

Dat laatste leverde hem kritiek op van lezers. Moest dat nou zo uitgebreid beschreven worden? Maar Jakartanen praten er onderling vrij openlijk over. Het is ook zichtbaar. Prostitutie zit zo in de samenleving verweven, dat hij het niet kon negeren. Waarom had hij er zelf zo’n moeite mee? Lag het aan zijn  westerse normen, of begreep hij het gewoon niet? Hij besloot zich erin te verdiepen en er met Jakartanen over te spreken. Zo ontdekte hij een wereld van ‘omgekeerde’ ongelijkheid – vrouwen die veel meer verdienen dan mannen uit dezelfde klasse en dankzij dit geld een andere status verwerven. De mannen blijven arm achter. Hij ontdekte ook interessante verschillen in zienswijzen: waarom voelt prostitutie tussen een rijke man en arme prostituee verkeerd, terwijl dat tussen een arme man en arme prostituee anders ligt? Wat als de economie en samenleving zo georganiseerd zijn dat prostitutie een ‘goede optie’ is? Welke keuze zou je zelf maken als je hier leefde?

Wil je een samenleving doorgronden, dan moet je een open blik hebben en dingen onderzoeken, vindt hij. Goppel bundelde zijn verhalen in Knalpot – Verhalen uit Jakarta. Een passage over het vastzittende verkeer en de vervuiling publiceren lees je hieronder.

Nog niet klaar

Terug in Nederland is Goppel aan de slag gegaan bij de gemeente Amsterdam op het thema afval. Want pas in andere landen realiseer je je hoe goed zaken in Nederland geregeld kunnen zijn en hoe je daaraan kunt bijdragen, ondervond Goppel. Ook werkte hij mee aan een onderzoek naar economische kansen en investeringen voor en in Papoea. Maar Indonesië heeft hem te pakken. Goppel moet terug. Hij weet er al veel over, je mag hem gerust Indonesië- expert noemen. Maar hij is er nog lang niet klaar.

Fragment uit Knalpot – Verhalen uit Jakarta

Er zit geen beweging in. Zeventien miljoen mensen zijn in stank en hitte bij elkaar gesleept. Niemand kan meer ergens heen, omdat iedereen zich wil verplaatsen. Zo staat men gezamenlijk stil terwijl men vooruit wil. Jakarta toont op vele vlakken de uitkomst van een gebrek aan gecoördineerde collectieve actie. Het is hét voorbeeld van waar ongecontroleerde vooruitgang toe kan leiden. De economie groeit en de stad eet zich een hartinfarct. Op zoek naar werk trekken veel mensen naar de stad, hetgeen nog meer mensen aantrekt, nog meer bouwsels, nog meer verkeer en rotzooi. Het is de vicieuze cirkel van nestbevuiling. De Jakartaanse werkelijkheid  is er een van file, hitte, drukte, luchtvervuiling, rotzooi en een gebrek aan organisatie. Voor iemand die een gezond leven wil leiden, lijkt er nog maar één mogelijkheid over: ontsnappen. Daar is verplaatsing voor nodig naar een oord ver van hier, of een hoop geld om je een harnas aan te schaffen.

Leven. Dat heb ik toch al vaker gedaan op verschillende plekken in de wereld. Het lijkt dan ook simpel, een gespeelde pot, maar de Jakartaanse werkelijkheid schoffelt me al in de eerste weken onderuit. Ik probeer om gewoon, eenvoudig,  gezond en zelfstandig te leven, met een mentaliteit van dat-doe-ikzelf-wel zoals die in Nederland gebruikelijk is. Hetgeen betekent: zelf boodschap pen doen, zelf koken, zelf m’n kleren wassen, veel sporten, mij op eigen kracht verplaatsen, wat in Nederland fietsen betekent en in Jakarta neerkomt op lopen en veel van het openbaar vervoer gebruikmaken. Bovenal wil ik zelf de controle houden, zodat ik het meeste uit mijn dag kan halen. Ik probeer te leven zoals ik dat gewend ben, simpel en zonder luxe, zoals een eenvoudige Jakartaan. Dus niet het geharnaste leven met  villa, chauffeur en een koki in de keuken zoals de rijke Jakartaan of expat dat heeft. 

Al binnen enkele weken wordt mij echter pijnlijk duidelijk dat een dergelijke eenvoudige zelfstandigheid onmogelijk te rijmen valt met een goede gezondheid. De controle houden over mijn eigen dagindeling blijkt al helemaal een illusie. Als men mij vraagt wat mijn grootste bezigheden tot nu toe in Jakarta zijn geweest, dan kan ik antwoorden: ‘Ik heb veel tijd in de file doorgebracht en heb vaak ziek op bed gelegen.’ 

Jakarta is als wonen in een rokerslong, en ik heb het niet echt getroffen door op een van de meest rotte plekjes terecht te komen. De wijk Condet, een zogenoemde kampong in het zuidoosten van de stad. Een met allerhande bouwsels volgepakte volksbuurt waar geen vierkante meter groen of stoep meer is te bekennen. Door de de goot rennen ratten zo groot als een teckel, en over de hoofdstraat waaraan ik ben komen te wonen, raast dag en nacht een onophoudelijke stroom driftig verkeer. Langs beide kanten is de weg volgestouwd met huisjes, straatverkopers, winkels, eettentjes en garages. Het gevoel van drukte wordt versterkt door de hoeveelheid uithangborden waarop lokale winkeliers hun waren aanprijzen. Veel warungs maken bovendien gebruik van grote doeken waarop in woord en beeld wordt duidelijk gemaakt welke gerechten er te verkrijgen zijn. Deze doeken worden in het Indonesisch spanduk genoemd. Ook op de uithangborden zelf zijn verwijzingen te vinden naar een gedeelde Nederlands-Indonesische geschiedenis. Zo zijn er winkels die tas en koper in de aanbieding hebben, kan je broek vermaakt worden bij de tukang vermak, repareert de schoenmaker je sol en hak, en kun je bij de garage een helem aanschaffen of een nieuwe knalpot voor je rammelbus of motor kopen. Op een woensdagochtend loop ik rond zeven uur de poort uit van het huis waar ik woon. Ik heb me zojuist gemandied, oftewel, ik heb gebadderd met een emmer water en een plastic steelpannetje. Met mijn nog natte, gewassen haren loop ik naar buiten. Aan de rand van de straat word ik begroet door een gordijn van rook, dat zojuist met veel lawaai is opgetrokken door een roestige, oranje bus. In de deuropening hangt een magere jongen met grauwe kleren. Hij is druk met het schreeuwen van instructies en tikt met het kleingeld in zijn rechterhand op de ruit wanneer de chauffeur de bus moet stoppen. Nadat een passagier eruit is gesprongen roept hij: ‘Luruuus!’ Bij het optrekken maakt de bus een oorverdovend lawaai en spuugt zwarte roet uit over alles wat zich erachter bevindt. Alleen de duivel weet waar die dingen op gestookt worden.

Ik studeer Indonesisch op de Universitas Indonesia, zo’n dertien kilometer verderop. Om er te komen, moet ik een paar keer wisselen van vervoermiddel. Ik zou een dergelijke rammelbus kunnen nemen tot het einde van de straat, een kilometer verder, maar ik heb enkele dagen eerder al ervaren dat daar uiteindelijk zo’n lange file voor het stoplicht staat dat lopen sneller is. Een Jakartaan zou echter gewoon met de bus gaan en geduldig wachten, niemand haalt het hier in zijn hoofd om te gaan lopen. Een stukje van tien minuten wordt gezien als te voet van Utrecht naar Amsterdam. Je wordt beschouwd als een halfgod als je dat klaarspeelt.

Als ik het einde van de straat bereik, na een lange slingertocht langs de rand van de weg met ontbrekende putdeksels, hitte, uitlaatgassen en razend verkeer, begrijp ik waarom de Jakartaan zich liever laat rijden. Het zweet staat me op de rug, en mijn T-shirt is doorweekt. Het is een ongezond vooruitzicht om daarmee straks in het tot vrieskist geklimatiseerde klaslokaal te gaan zitten. Dom, dom, dom. Daan versus Jakarta: 0-1.

  • Goppel, D. 2018. Knalpot – Verhalen uit Jakarta.  Elmar, Delft, € 16,99.

 

Daan Goppel is naast planoloog en politicoloog een enthousiast verteller en schrijver, met veel kennis van de Indonesische samenleving, geschiedenis en cultuur. Hij geeft lezingen en is in te zetten voor onderzoek en creatieve projecten.

www.daangoppel.nl