Deze serie belicht een aantal kaarten uit 1873, het oprichtingsjaar van het KNAG. Ze maken deel uit van de eigen collectie kaarten en atlassen van het genootschap, die sinds 1879 in bruikleen is ondergebracht bij het Allard Pierson.
[3] Japara in 1873
In 1873 verscheen een grote kaart van het Javaanse schiereiland Muria (94 x 122 cm), uitgegeven door het Topographisch Bureau in Den Haag. Deze toont een gedetailleerd beeld van de residentie Japara, inclusief de enorme vulkaan en dichtgeslibde zeestraat.
Muria was oorspronkelijk een eiland ten noordoosten van Java. Beide waren van elkaar gescheiden door een zeestraat, die gaandeweg dichtslibde en zich definitief sloot rond 1657. De kaart toont Muria als schiereiland in de 19e eeuw, met aan de westkust de stad Japara. Deze plaats werd in 1614 een VOC-vestiging (een van de oudste op Java) en was van 1651 tot 1708 de hoofdplaats van de Compagnie. In 1677 werd er een fort gebouwd en dat werd de standplaats van het compagnieleger. In 1708 verhuisde het leger naar Semarang. De ‘residentie Japara’ omvat behalve de stad ook de rest van het schiereiland.
Vrijwel de hele residentie wordt in beslag genomen door de enorme vulkaan Moerija (Muria, 1602 m), die reikt tot aan de kust, geflankeerd door de kleinere Genuk. De vulkaan ontstond in het Pleistoceen. De laatste uitbarsting was rond het begin van onze jaartelling.
Het zuidelijke deel van de residentie is de laaggelegen, dichtgeslibde zeestraat tussen Muria en het Noorder Kalksteengebergte, dat de grens vormt met de residentie Semarang. Deze smalle strook verzandde in de 18e eeuw en hier is de meeste bedrijvigheid te vinden. Op de kaart zijn visvijvers, suikerplantages en vele rijstvelden te zien.
Door dit laaggelegen gebied voert de Groote Postweg, de hoofdverbinding van Semarang naar Soerabaja (buiten de kaart). Een afsplitsing, de Binnen Postweg, begint in Koedoes en loopt noordwestwaarts naar Japara, een tweede zijweg gaat oostwaarts van Pattie naar Bako in het noorden. Op de hoge hellingen van de vulkaan lopen alleen voetpaden. Rijwegen zijn er enkel rondom en tussen de steden aan de voet van de vulkaan tot aan de moerassen langs de Joana-rivier.
De productie
De inzetkaart linksboven toont het opgemeten driehoeksnet (met de meetpunten en afstanden daartussen, ook vanaf de top van de vulkaan), dat aan de kaart ten grondslag ligt. De legenda rechtsboven bevat een verklaring van 33 kenmerken, die minutieus op de kaart zijn ingetekend, variërend van grondgebruik tot wegen, woningen, forten en plantages ‘overgenomen volgens de statistieke opgave van de jaeren 1871-1873’. Van 1868 tot 1897 zijn op deze wijze 23 residenties op Java en Madoera gekarteerd. Dat resulteerde in 83 bladen, getekend in Batavia en gedrukt in Den Haag bij het Topographisch Bureau. Van de tekeningen werden in Batavia eerst enkele foto’s gemaakt. Hierdoor waren de kaarten al beschikbaar voordat deze in druk verschenen. In het Bataviaasch Handelsblad van 2 januari 1873 biedt het Topographisch Bureau in Batavia zeven residentiekaarten aan, waaronder: ‘Japara f. 9,-- Photographisch Gereproduceerd’.
De omstandigheden
In de periode waarin de opmetingen voor deze kaart plaatsvonden (1866-1869) was Japara geen florerende residentie. Overstromingen belemmerden de doorgang in het laaggelegen zuiden. Rijstvelden liepen over, waardoor de oogst deels verloren ging en de prijzen stegen. De productie van djatihout bestemd voor huis- en scheepsbouw en meubelmakerij nam af. In de stad Japara heerste knokkelkoorts (dinguevirus, overgedragen door een mug), terwijl er een tekort aan geneesheren was. Ook het vee had onder de overstromingen te lijden. Door gebrek aan weidegrond moesten boeren een deel van hun eigen voedsel aan het vee geven. De buffels, ossen, stieren en paarden waren namelijk onmisbaar voor het transport van suikerriet. Soms moesten er dieren worden verkocht of geslacht.
Transport verliep moeizaam. De Groote Postweg van Koedoes naar Semarang was niet geschikt voor zwaar transport per paardenspoorweg, omdat de brug over de Tangoelangin-grensrivier (bij het Zoutverkooppakhuis Djati-tempel) in zeer slechte staat verkeerde.
Naar Suikerfabriek Langse (even ten westen van Pattie) ‘is een weg, die eene lengte heeft van slechts twee paal, door een heuvelachtig terrein, en dientengevolge zeer veel moeielijkheden bij het transport oplevert. Er zijn hellingen van 1 op 40. De bevolking als zowel de fabrikant lijdt daaronder’. In maart 1873 kreeg de hoofdambtenaar van waterstaat de opdracht de toevoer en afvoer van water te verbeteren.
Op de geringe oppervlakte die in de residentie Japara bewoonbaar was, leefden in 1872 ruim 10.000 Chinezen, 538 Europeanen, 84 Arabieren en 27 andere oosterlingen. Een veilig oord was het evenmin. In 1872 werden 11 mensen door de bliksem getroffen, 44 personen verdronken, 18 mensen waren uit een boom gevallen, 2 gedood door een tijger en 4 pleegden zelfmoord.
Heden
Tegenwoordig is de stad Jepara (huidige naam) bekend door de doerian, een 20 tot 50 m hoge, groenblijvende boom met wijd uitgespreide takken en een dichte kruin. Verder wordt er veel teakhoutsnijwerk vervaardigd en meubelen van djatihout. Toerisme is een belangrijk onderdeel van de economie en een grote bron van inkomsten.