Je eigen stad in kaart

1 december 2018
Auteurs:
Klaas Danhof
Sint Gregorius College, Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie november/december 2018
onderwijs
Opinie
FOTO’S: KLAAS DANHOF
een toekomstbeeld van de stad: uniformering
en toenemend consumptiegedrag.

Waar Kees de Heus bekijkt hoe stadsgeografische begrippen aan bod komen in de schoolatlas, brengen Utrechtse leerlingen met ruimte-tijdpaden en mental maps hun directe stedelijke omgeving in kaart – nu, terugblikkend én vooruitkijkend. 

 

De mogelijkheden om vanuit het stadsgeografisch onderwijs leerlingen aan de slag te laten gaan met hun directe omgeving zijn talloos. Op het Sint Gregorius College in Utrecht wordt tijdens de aardrijkskundelessen geëxperimenteerd met werkwijzen en opdrachten waarin vooral het perspectief van de leerling centraal staat. 

Ruimte-tijdpad 
Leerlingen van klas 2 havo/vwo internationaal tekenen ieder een time-space path (ruimte-tijdpad) dat aangeeft hoe ze de eigen leefomgeving dagelijks gebruiken. De Zweedse geograaf Torsten Hagerstrand ontwikkelde het concept van het ruimte-tijdpad om inzicht te krijgen in de relatie tussen tijd en het gebruik van de fysieke omgeving. Met een eenvoudige grafiek en simpele legenda geven de leerlingen aan wanneer ze op welke plekken zijn, en van de ene plek naar de andere bewegen. 

De plaatsen, bewegingen en tijdslots worden gewaardeerd met kleuren, cijfers of emoticons. Daaruit blijkt dat ze hun alledaagse leven als scholier vaak saai vinden. De bewegingen door de stad worden vooral ‘gekleurd’ door het moment: de trips aan het einde van de middag van school naar huis en ’s avonds naar een sportvereniging worden positiever gewaardeerd dan de ochtendlijke rit naar school. 

Vervolgens krijgen ze de opdracht de verschillende plaatsen en verplaatsingen te fotograferen en filmen en daarvan videoclips te maken om te delen tijdens de aardrijkskundeles. Het is voor veel leerlingen de eerste ervaring met eenvoudige montage en videoproductie. De docent hoeft echter nauwelijks bij te springen – er zijn talloze gratis apps die heel gebruiksvriendelijk zijn, met een korte tutorial op YouTube. Dit resulteert in heel diverse eindproducten zoals vlogs, sketches en timelapse video’s. Alle clips zijn overwegend positief over de stadse leefomgeving. De leerlingen voelen zich veilig en tonen hun woonomgeving als een plezierige plek met ruimte, groen, creativiteit in de openbare ruimte (straatkunst), en winkels en sportmogelijkheden dicht in de buurt. Als negatief worden soms het verkeer genoemd en een grote drukke weg. 

FOTO: KLAAS DANHOF
Ruimte-tijdpad

Waar kom ik vandaan 
Vwo 5 gaat aan het werk met representaties van hun directe stadse leefomgeving in verleden, heden en toekomst. Centraal daarbij staan de klassieke vragen: waar kom ik vandaan, waar ben ik en waar ga ik naartoe? 

Met de eerste vraag blikken de leerlingen terug op het verleden. Aan de hand van mental maps op A3-formaat reflecteren ze op hun leefomgeving tijdens hun bassischooltijd. Het gaat niet om een exacte weergave van de vroegere leefomgeving, maar om hoe ze die in hun hoofd hebben zitten. Ze geven op de mental map met tekst en tekeningen aan welke waarde ze aan hun leefomgeving van toen hechten en welke emoties die bij hen oproepen. Anders dan een eersteklasser heeft een vwo 5-leerling voldoende afstand van de basisschooltijd om daarop terug te blikken. De representaties van de leefomgeving toen worden gekleurd door herinneringen aan het eigen huis, plekken waar ze buiten speelden (speeltuin, parkjes, het schoolplein, een voetbalveldje), de favoriete snackbar of ijssalon, plekken waar je nooit kwam (‘Daar woonden stomme kinderen’), huizen van vriendjes of familie, en plekken waar indringende gebeurtenissen plaatsvonden (een ongeluk of een valpartij).

Scheldekwartier
FOTO: KLAAS DANHOF
Leerling werkt aan een mental map.

Waar ben ik 
De ‘waar ben ik’-vraag beantwoorden de 5 vwo’ers met ruimte-tijdpaden. Ook hier vallen de saaiheid van het alledaagse op en het gebrek aan interactie met de leefomgeving buiten de school en thuis. Sommige leerlingen bezoeken in de avond nog een sportvereniging of ondernemen op een vrije dag meer op plaatsen buiten school en thuis. Maar een 16-jarige puber blijft vaak ook liever de hele dag binnen als het kan, wat wel heel duidelijk blijkt uit het grappige ruimte-tijdpad van Gijs.

FOTO: KLAAS DANHOF
Ruimte-tijdpad van Gijs

Waar ga ik naartoe 
Bij de volgende serie opdrachten, ontleend aan het promotieonderzoek van Iris Pauw naar toekomstgericht aardrijkskundeonderwijs, staat de toekomst centraal: waar ga ik naartoe en wat voor beeld heb ik van mijn directe leefomgeving in de toekomst? Leerlingen maken kennis met zichtbare trends en ontdekken hoe die een stempel drukken op de leefomgeving. Ze buigen zich over vier trends – technologisering, verduurzaming, individualisering en de terugtredende overheid – en krijgen de opdracht combinaties van twee trends door te trekken naar de toekomst. Hoe zal de stad er bijvoorbeeld uitzien als verduurzaming en technologisering heel sterk doorzetten? Of wat gebeurt er als één trend zich sterk ontwikkelt en een andere niet? Ze maken posters met een toekomstscenario van de stad Utrecht aan de hand van allerlei combinaties van deze trends. De scenario’s laten een scala aan mogelijke ontwikkelingen voor de stad zien: Teslabussen, geothermische energie, gras en bomen op de daken, cameratoezicht, surveillance door drones, uniformering, toenemend consumptiegedrag en hologrammen van bomen die met het seizoen mee veranderen. 

Brussel
FOTO: KLAAS DANHOF

Perspectief op de stad 
Aan het eind worden de resultaten van alle opdrachten gebundeld in een korte videoproductie met als centraal thema Mijn perspectief op de stad. De leerlingen krijgen opnieuw de vrije hand om zelf beeldmateriaal te filmen en te monteren waarin de denkprocessen en reflecties uit de opdrachten (mental map, ruimtetijdpad, scenario) zichtbaar worden. 

Veel leerlingen worstelen met de ruimte en vrijheid die de videoopdracht hen biedt. Ze vragen al snel om meer aanwijzingen en richtlijnen. De docent moet daarin balanceren omdat zulke kaders ten koste kunnen gaan van de eigen inbreng en het perspectief van de leerlingen. 

Betekenisvol onderwijs 
Uit een korte evaluatie blijkt dat de leerlingen de opdrachten waarderen: creatief, modern, origineel en uitdagend, maar ook moeilijk, vaag en tijdsintensief. Leerlingen geven aan dat ze hebben leren kijken naar veranderingen in de eigen omgeving. Ze vinden het belangrijk meer te werken vanuit de eigen ervaringen: ‘Dit is zinvol omdat het aardrijkskunde bij je dagelijkse leven betrekt’ en ‘De dingen die we in de les leren, zie je door erover na te denken in je leven terug’ en ‘Persoonlijke visies kun je niet leren uit een lesboek’. 

Door de leerlingen de ruimte te geven hun ervaring en perceptie te verbeelden in kaarten, grafieken, scenarioposters en video’s krijgt het stadsgeografisch onderwijs meer betekenis.

 

BRONNEN

  • Beneker, T. et al. 2010. Picturing the city: young people’s representations of urban environments. Children’s Geographies, 8 (2). 
  • Pauw, I. 2015). Educating for the future: the position of school geography. International research in geographical and environmental education, 24 (4). 
  • Tani S. & O. Surma-aho 2012. Young people and the hidden meanings of the everyday: time-space path as a methodological opportunity. International research in geographical and environmental education, 21 (3).