Parijs in vogelvlucht (1870)

1 mei 2020
Auteurs:
Reinder Storm
broeikaseffect
conservator cartografie UvA
Dit artikel is verschenen in: geografie mei 2020
KNAG-collectie
Frankrijk
Opinie

Hoe ingrijpend of ernstig sommige gebeurtenissen ook geweest zijn, vroeg of laat lijken ze uit het collectieve  geheugen te verdwijnen. Neem de Frans-Duitse oorlog (1870-1871), een korte, maar heftige botsing die meer dan 200.000 militairen en burgers het leven kostte. Nog veel meer mensen raakten gewond. Zoals altijd was de aanleiding ogenschijnlijk futiel en vormde de reeks gebeurtenissen die daarop volgde een complex en achteraf moeilijk te ontwarren krachtenspel, met fatale gevolgen.

 

De directe aanleiding voor deze oorlog was dat een Duitse prins, Leopold van Hohenzollern, de Spaanse troon aanvaardde. Met de Duitse staten in het oosten én een zuiderbuur waar een Duitse prins op de troon zou zitten, voelde Frankrijk zich van meerdere kanten bedreigd. In een diplomatiek en verbaal steekspel tussen Duitsers en Fransen werden de laatsten zodanig geprovoceerd dat ze wel moesten happen. Op 19 juli 1870 verklaarden de Fransen aan Pruisen de oorlog, of liever gezegd aan een aantal door Pruisen aangevoerde Duitse staten en koninkrijkjes. Die coalitie reageerde slag vaardig, wat uitmondde in een overwinning voor Pruisen en bond genoten. Dit leidde tot de val van het Tweede Franse Keizerrijk, de afzetting van de Napoleon III en de oprichting van het Duitse Keizerrijk. De vernederende condities die de Fransen tandenknarsend moesten aanvaarden, waren een extra impuls voor de aartsvijandschap tussen de Fransen en Duitsers en de latere escalatie.

Aan  het eind van WOI, bij de Vrede van Versailles in 1919, waren het vooral de Fransen die de Duitsers een pakket vernederende maatregelen oplegden dat enorme weerstand opriep – wat uiteindelijk resulteerde in de Tweede Wereldoorlog. Pas halverwege de 20e eeuw raakte men ervan doordrongen dat een geopolitiek bondgenootschap tussen de belangrijkste staten op het Europese vasteland uiteindelijk meer voordelen opleverde dan welke vorm van conflict dan ook.

Beleg

Onderdeel van de Frans-Duitse oorlog was het Beleg van Parijs, van 19 september 1870 tot 28 januari 1871. Door Parijs te omsingelen en van de buitenwereld af te sluiten, hoopten de Duitsers het moreel van de Parijzenaars te breken, en daarmee van alle Fransen, en zo het einde van de oorlog te bespoedigen. Die opzet slaagde: ruim vier maanden later gaf Parijs zich over, ten koste van tienduizenden slachtoffers en een zwaar gehavende stad.

De belegering van de stad brak niet alleen het moreel van de  inwoners. Het leidde ook tot een nijpend voedseltekort. Dit wordt beeldend beschreven in dagblad De Tijd van 16 januari 1871, anderhalve week voordat Parijs ‘brak’. De Nederlandse verslaggever ter plekke schrijft: ‘Gisteren kreeg ik een stuk van een olifant te eten. Men had namelijk Castor en Pollux, de tweelingbroeders uit den dierentuin, geslagt. Het vleesch was taai en traanachtig, en zeker niet aan te bevelen, zoo lang er nog ossen- of lamsvleesch te krijgen is. Vele restaurants zijn gesloten wegens gebrek aan brandstof. […] Maar ofschoon fransche koks wonderen kunnen verrigten met armzalig materieel, wanneer zij geroepen worden om een olifant boven een spiritus vlammetje te koken, schiet toch hunne kunst jammerlijk te kort. De respektieve snuiten van Castor en Pollux hebben 45 frank per pond opgebragt; de andere vleeschdeelen van het gewigtige broederpaar vonden tegen 11 frank per pond den weg van alle vleesch. Zoo ver is ‘t thans met Parijs gekomen.’

Zo’n gedetailleerd verslag sprak natuurlijk tot de verbeelding. Toch begrepen uitgevers in die tijd dat er ook een markt moest zijn voor echt beeld materiaal van het belegerde Parijs. Zo verscheen de afgebeelde ‘kaart’, die het publiek dat meeleefde met de zwaar beproefde Fransen een blik bood op De verdedigingswerken van Parijs en omstreken (vogelvluchtperspectief). De eerste advertentie waarin de kaart wordt aangekondigd, dateert van 15 september 1870. Volgens de uitgever waren er toen al, in vijf dagen tijd, 8000 exemplaren van de gelithografeerde prent verkocht. Een verbluffend aantal, waarvan maar weinig exemplaren bewaard zijn gebleven.

Van de uitgever, Jacob van Egmond jr. te Arnhem, die ook publiceerde onder de naam Van Egmond & Heuvelink, kennen we zo’n tachtig werken uit de jaren 1860-1880. Ze variëren van geschiedenisboeken en sprookjesbundels tot boeken over het koningshuis en over politieke vraagstukken. Van Egmond produceerde ook enig ander kaartmateriaal, al zijn het, net als de Verdedigingswerken van Parijs, eerder prenten dan kaarten. Ook deze gaan over het krijgsbedrijf: een belegeringskaart van Atchin [= Atjeh of Aceh] uit 1874 en Het oorlogsterrein aan de Zwarte Zee (vogelperspectief) uit 1877.

 

Waar zich destijds de fortificaties bevonden, ligt nu de Boulevard Périferique

De hier afgebeelde kaart is gemaakt door de firma Emrik & Binger in Haarlem. Deze steendrukkerij was actief voor klanten in heel Europa. Het Rijksmuseum alleen al heeft meer dan 1000 items van dit familiebedrijf in bezit: portretten, prenten,  fotolithografie, ornamenten, prentbriefkaarten en foto’s. Als je de kaart bekijkt, is moeilijk voor te stellen hoe de afgebeelde stad uit 1870 zich verhoudt tot het huidige Parijs. Want van de destijds opgeworpen forten en verdedigingswerken is nu niets meer te zien. Ze werden in de loop van enige tientallen jaren allemaal weer afgebroken – ook in dat opzicht wordt het verleden ‘uitgewist’. Waar zich eens die fortificaties bevonden ligt nu de Boulevard Péripherique. De ringweg is bepaald geen pretje, maar dat deze locatie ooit onderdeel was van een veel grimmiger decor, is misschien iets om aan te denken als je met de auto om de stad Parijs heenrijdt, op weg naar zonniger oorden.