Verhalen voor fietsers. Storytelling in het Twentse landschap

17 juni 2022
Auteurs:
Gert-Jan Hospers
Stad en Regio en Radboud Universiteit
Dit artikel is verschenen in: geografie juni 2022
toerisme
Kennis
FOTO: BAREND KÖBBEN
Fietsknooppunt 38 (Boekelo) met het verhaal van jodelkoningin Olga Lowina, die hier vandaan komt.

Toeristen en recreanten maken volop gebruik van het fietsknooppuntensysteem. Tot nu toe bevatten de meeste knooppuntborden niet veel meer dan een routekaart. Sinds een jaar loopt in Twente een project dat de panelen opluistert met lokale verhalen. Zo krijgen fietsers meer gevoel bij de omgeving.

 

Mede dankzij de opmars van de e-bike is het fietstoerisme in ons land al jaren een groeimarkt. Twente heeft daarop ingespeeld door een wijdvertakt en overkoepelend routenetwerk aan te leggen. De regio bevat intussen ruim 2500 kilometer aan bewegwijzerde fietsroutes én een uitgebreid fietsknooppuntensysteem. Aan de hand van fietsknooppunten – genummerde panelen met een omgevingskaart en uitleg over het knooppuntensysteem – kunnen fietsers zelf een route samenstellen en hun start- en eindpunt bepalen. Kies op de kaart een aantal opeenvolgende knooppunten, noteer de nummers en volg de doorverwijzingsbordjes met richtingspijlen die je onderweg tegenkomt naar het volgende knooppunt.

Markante Twentse plekken

Twente telt circa 660 fietsknooppunten, verspreid over de hele streek. Je vindt de duidelijk herkenbare panelen niet alleen op rustpunten, maar ook op markante plekken in het landschap, zoals een uitzichtpunt, historische plek of andere bijzondere locatie. Denk aan het Witteveen (natuurgebied bij de Duitse grens), de Noordmolen op Landgoed Twickel en het toeristisch informatiepunt (TIP) bij kloosterdorp Zenderen. Behalve in het buitengebied staan de knooppuntborden ook in de Twentse steden. In Enschede vind je ze bijvoorbeeld in het centrum, in de wijk Enschede-Zuid en bij het stadion van FC Twente. Bij het verknopen van de punten is de laatste jaren geïnvesteerd in hoogwaardige stad-landverbindingen. Inwoners uit de stad zijn zo snel op het platteland en vice versa. Want naast toeristen en recreanten van buiten maken de Tukkers zelf graag gebruik van de knooppunten. In de coronatijd, waarin veel bewoners hun eigen regio hebben (her)ontdekt, is de populariteit ervan enkel toegenomen.

Tot voor kort bevatten de meeste fietsknooppuntborden in Twente niet meer dan een nummer, naam, routekaart en wat algemene informatie over het routenetwerk. Al fietsend kom je bijvoorbeeld langs knooppunt 38 (Spikkersbeek) en kun je op de kaart zien dat dit punt tussen Saasveld en Oldenzaal ligt. Doorverwijzingsbordjes onderweg, op splitsingen en kruisingen, geven aan hoe je bij het volgende knooppunt komt. Zou het niet mooi zijn op de panelen ook iets over de omgeving te vertellen? Die vraag was de aanleiding voor het fietsverhalenproject van drie partijen: Routenetwerken Twente, de IJsselacademie/het Twentehoes (kenniscentrum en productiehuis voor regionale geschiedenis en streektaal in Overijssel) en Stad en Regio, een stichting die zich inzet voor stedelijke en regionale ontwikkeling op menselijke maat.

FOTO: ROUTENETWERKEN TWENTE
De onthulling van het tweede bord in maart 2022, knooppunt 38 (Boekelo), door cabaretier Herman Finkers.

Verhalen met kleefkracht

Sinds april 2021 verzamelen de drie projectpartners verhalen om de knooppunten een extra dimensie te geven. Doel is de beleving van fietsers in het Twentse landschap te vergroten. Over elke plek valt wel iets te vertellen, maar hoe kom je tot verhalen die passanten aanspreken? Dat kan met behulp van storytelling. Een goed verhaal – een verhaal met een ‘plakfactor’, zoals Dan Heath en Chip Heath het in hun gelijknamige boek uit 2007 noemen – is simpel, verrassend, concreet en geloofwaardig. Ook speelt het in op je gevoel en is het makkelijk door te vertellen. Verhalen die aanslaan, hebben met andere woorden ‘kleefkracht’ en ‘virale werking’.

In de toerisme- en recreatiebranche wordt storytelling steeds meer als marketinginstrument ingezet. Logisch, want veel mensen associëren een micro-avontuur, dagje uit of vakantie met positieve gevoelens. Ze staan open voor nieuwe inzichten en ervaringen en willen na terugkomst wat te vertellen hebben aan thuisblijvers die vragen ‘en, hoe was het?’ Storytelling kan helpen het verhaal van een stad of regio over te brengen. Het principe is al zo oud als de weg naar Rome: denk aan kaasstad Gouda, de Friese elf steden en de rattenvanger van Hamelen. Verhalen kunnen een ‘gewone’ plek ook ‘buitengewoon’ maken door ’m te verbinden met iets groters, bijvoorbeeld omdat er een beroemdheid is geboren, een belangrijke ontdekking is gedaan of iets mysterieus is gebeurd. Voor een goed verhaal is de verrassingsfactor cruciaal: je leest of hoort iets wat je nog niet wist, je wordt erdoor geraakt en wil het doorvertellen.

Om in een gebied verhalen met kleefkracht op te sporen, kom je haast vanzelf in de geografie, geschiedenis of biologie terecht. Zo ligt er ten westen van het Twentse dorp Geesteren een esker, een typisch glaciaal verschijnsel (zie Geografie, november/december 2020) en kom je rond het Dal van de Mosbeek met een beetje geluk een vliegend hert (een grote kever) tegen. Die verhalen zijn vaak redelijk bekend of staan al op informatieborden aangegeven. Dat geldt ook voor verhalen over historische plekken, zeker als er in het landschap nog iets uit het verleden zichtbaar is. Maar volgens de storytelling-methode gaat een verhaal pas écht leven als er personen van vlees en bloed aan te pas komen. Dat kunnen helden zijn, maar ook normale mensen die iets bijzonders hebben gedaan of meegemaakt. In het fietsverhalenproject ligt er daarom veel nadruk op de ‘menselijke’ kant van de lokale geschiedenis. Dankzij de medewerking van talrijke heemkundekringen in Twente zijn er inmiddels een hoop pakkende verhalen verzameld en geselecteerd.

Voorbeeldverhalen

Hier volgen twee verhalen die de fietsknooppunten opluisteren. Het eerste is te vinden bij knooppunt 38 (Boekelo) in de gemeente Enschede. Het tweede zal verschijnen op het paneel van het fietsknooppunt bij Mander in Noordoost-Twente, vlak bij de Duitse grens. Alle verhalen op de borden gaan vergezeld van een aansprekende foto.

FOTO: BAREND KÖBBEN

Jodelkoningin uit Boekelo

Olga Musters lijkt op het eerste gezicht een gewoon meisje uit Boekelo, dochter van de chef-stoker bij de Koninklijke Zoutindustrie. Haar voornaam dankt ze aan het gelijknamige kachelmerk waarover vader Musters zo tevreden is. Olga doet niets liever dan zingen, net als haar tweelingbroers Jan en Inge. Na een succesvol optreden in de schoolrevue in 1937 richten de broers een bandje op dat vooral cowboyliedjes speelt op feesten in Enschede en omgeving. Als ze de baard in de keel krijgen, moet er voor de jodelpartijen in de liedjes een vervanger komen. Olga wordt gevraagd en grijpt haar kans. Met haar jodelkwaliteiten breekt ze landelijk door onder de artiestennaam Olga Lowina. Ze is in de jaren 1950 en 60 bijna dagelijks op de radio te horen. Olga wordt in het Oostenrijkse Steinach, de bakermat van het jodelen, zelfs tot ereburger uitgeroepen. Op 64-jarige leeftijd treedt ze op in een uitverkocht Paradiso. In 1994 overlijdt de jodelkoningin uit Boekelo in Rotterdam.

De beha van Jannink

Vanuit de lucht lijken de mysterieuze graancirkels afkomstig van buitenaardse wezens. Maar schijn bedriegt: de twee Mandercirkels zijn gewoon aangelegd door mensenhand. Dat wil zeggen: door de Enschedese textielfabrikant Gerhard Jannink, die hier in de jaren 1930 ’s zomers vaak verblijft. Jannink heeft de kunst afgekeken in Amerika. Daar is de cirkelvorm een populaire manier om landbouwgrond te bewerken. Je hoeft de ploeg dan niet meer te keren en dat levert veel tijdwinst op. Mooi meegenomen voor Jannink is dat de cirkels vanuit de lucht een prima oriëntatiepunt vormen. Zo weet hij precies waar hij met zijn privévliegtuigje moet landen. Vanwege de vorm (en vanwege de textielachtergrond van de eigenaar) worden de cirkels ook wel ‘de beha van Jannink’ genoemd. Ze zijn nu een landschapskunstproject.

FOTO: ARCHANGEL12 / WIKIMEDIA COMMONS (CC)
In de buurt van de Mandercirkels wordt binnenkort een fietsknooppuntbord geplaatst met het verhaal van de beha van Jannink.

Hertaling door Herman Finkers

Intussen zijn de eerste zestig borden voorzien van een verhaal. Ze bevinden zich allemaal op de grens van stad en land in het zuidwestelijke deel van Twente, in een strook tussen Buurse (bij Haaksbergen) tot Bornerbroek (bij Almelo). Nu is het de uitdaging om de zeshonderd overige fietsknooppunten in Twente verhalend te maken. Dat is een grote klus die de projectpartners onmogelijk alleen kunnen klaren. Daarom is het ook zo mooi dat historische verenigingen en heemkundeclubs meewerken. De amateurhistorici delen graag hun kennis van specifieke plekken in het gebied en zien in het project een manier om een breder publiek enthousiast te maken voor lokale historie. Een ander uitgangspunt van het project is dat er geen nieuwe borden in het landschap bij komen. De folies op de bestaande panelen van de fietsknooppunten worden vervangen door nieuwe met een verhaal erop.

Je kunt de verhalen niet alleen lezen in het Nederlands, maar ook in het Duits, Engels én Twents. De Twentse versie staat zelfs boven aan het paneel, op ooghoogte. De Twentse vertalingen worden verzorgd door niemand minder dan cabaretier Herman Finkers. Hij vindt het eerder ‘hertalingen’. Bij de onthulling van het eerste bord in oktober 2021, knooppunt 54 (Driene), zei hij in de Twentsche Courant Tubantia: ‘Typisch Hollandse uitdrukkingen moet je niet letterlijk naar het Twents vertalen. Ik vraag me altijd af hoe mijn vader of moeder of mijn opa het zou hebben gezegd. Om vervolgens een stap terug te nemen en over te stappen van de ene naar de andere wereld. Want een andere taal is een andere wereld.’ En dat leidt tot pareltjes zoals deze over Olga Lowina op knooppunt 38 (Boekelo): ‘Ok oawer ’n poal hef ze succes. In Oostenriek, woar ze et jodeln praktisch hebt oetveunden, wördt ze zölfs ereburger van Steinbach maakt. At ze 64 is, jodelt zee ’n oetverkoch Paradiso biej mekaar.

Het fietsverhalenproject wordt mede mogelijk gemaakt door de provincie Overijssel en een LEADER-subsidie (Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland).