Vijftig jaar na de slag om de Nieuwmarkt

Op 24 maart en 8 april 1975 stuurde het Amsterdamse gemeentebestuur honderden politiemensen en ME’ers de Nieuwmarktbuurt in om gekraakte panden te ontruimen. Deze panden moesten gesloopt worden om de aanleg van de Oostlijn van de Amsterdamse metro (van Centraal Station naar Amsterdam Zuidoost) mogelijk te maken. De metrolijn werd aangelegd door bovengronds caissons te bouwen en die vervolgens af te zinken. Moderne tunnelboortechnieken zoals later bij de Noord-Zuidlijn werden gebruikt, waren er toen nog niet. Al jaren stuitten deze plannen op steeds heviger verzet van buurtbewoners en activisten die de historische binnenstad wilden behouden. Nu kwam het tot een gewelddadige climax. Bij gevechten tussen politie en activisten vielen tientallen gewonden. Dit ging de geschiedenisboeken in als ‘de slag om de Nieuwmarkt’.

De panden werden uiteindelijk toch ontruimd, de sloop ging door, en de metrolijn is aangelegd. Vijftig jaar later is bovengronds nog goed te zien hoe dit de buurt veranderd heeft, maar ook hoe de buurt mede door het verzet van buurtbewoners en activisten hersteld is. Het sloopspoor dwars door de buurt werd een nieuwbouwspoor, maar dan wel nieuwbouw die zo goed mogelijk in de bestaande omgeving ingepast is. Iets heel anders dan de ‘cityvorming’ die eerder gepland was: het radicaal veranderen van het historische stadscentrum in een modern ‘central business district’.
De slag om de Nieuwmarkt wordt soms gezien als hét moment waarop de Amsterdamse én Nederlandse aanpak van stadsvernieuwing ingrijpend veranderde. Het betekende in ieder geval het einde van het Amsterdamse Stadsspoorplan voor vier metrolijnen, waarvan alleen de Oostlijn overbleef. Maar het was het sluitstuk van een jarenlange strijd, waarin eerdere gebeurtenissen en besluiten doorslaggevender zijn geweest. In die strijd kon de metro niet tegengehouden worden, maar de vierbaans autosnelweg dwars door de buurt wél. De plek waar dit het beste te zien is, is de Sint Antoniesluis. De brug over die sluis is zo breed als de weg had moeten worden. Maar verder dan de brug is de weg nooit gekomen. Oudere generaties geografen en planologen van de UvA herinneren zich misschien nog hun colleges in het gebouw daarnaast, het Maupoleum, een betonnen kolos met een bedenkelijke reputatie als ‘het lelijkste gebouw van Amsterdam’. Het werd in 1971 opgeleverd, maar in 1994 alweer gesloopt. Langs een stadssnelweg (als die er toch was gekomen) had het misschien wel goed gepast, maar middenin een historische binnenstad niet.
De slag om de Nieuwmarkt wordt soms gezien als hét moment waarop de Amsterdamse én Nederlandse aanpak van stadsvernieuwing ingrijpend veranderde
In deze buurt komt veel Amsterdamse geschiedenis samen. Wat nu bekend staat als de Nieuwmarktbuurt, begon als de Lastage. Van de 14e tot de 16e eeuw lag dit gebied buiten de dijken en stadswallen van Amsterdam, maar was wel Amsterdams eigendom. De stad gebruikte het vooral als haven- en industriegebied. Het gebied was nauwelijks bewoonbaar, maar toch woonden er mensen in krotwoningen. Daarmee namen ze een groot risico, want ze bevonden zich in het schootsveld van de stad als die aangevallen zou worden. Eind 16e eeuw werd de stad uitgebreid en werden de stadswallen verplaatst. De Lastage kwam toen in de stad te liggen, maar zou altijd een bijzonder stukje Amsterdam blijven. Het ligt nog steeds lager dan de buurten eromheen en de straten en sloten volgen nog het oude verkavelingspatroon. Een groot contrast met de rechttoe-rechtaan stadsuitbreidingen ernaast zoals de eilanden Uilenburg, Rapenburg en Marken. De Sint Antoniespoort, tot dan onderdeel van de zeewering (de Sint Antoniesdijk), werd verbouwd tot waag, en er werd een nieuw marktplein aangelegd: de Nieuwmarkt.
De Tachtigjarige Oorlog en andere Europese oorlogen brachten veel vluchtelingen naar Amsterdam, waaronder ook veel Joden. Velen van hen vestigden zich rondom de Nieuwmarkt en het Waterlooplein. Eerst kwamen vooral sefardische Joden uit Portugal en Spanje, later volgden asjkenazische Joden uit Midden- en Oost-Europa. Maar ook veel andere migrantengroepen vestigden zich in deze buurt. Voor nieuwkomers in de stad was deze buurt vaak de plaats van aankomst waar ze een nieuw bestaan probeerden op te bouwen.
Sommige delen van de buurt waren eind 19e, begin 20e eeuw al in slechte staat. Degenen die het konden betalen verhuisden naar nieuwere uitbreidingswijken, de armsten bleven achter. Uilenburg is een van de vroegste voorbeelden van stadsvernieuwing in Amsterdam, al in de jaren ’10 en ’20 van de 20e eeuw. Vandaar dat je hier veel voorbeelden van Amsterdamse School architectuur vindt. Andere delen van de buurt raakten vooral tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog in verval. Voor de oorlog woonden nog ongeveer 79.000 Joden in Amsterdam, waarvan een groot deel in en rondom de Nieuwmarktbuurt. Na de oorlog waren dit er nog maar 15.000, die vooral in andere delen van de stad woonden. De vele leegstaande woningen van weggevoerde of gevluchte Joodse bewoners waren al tijdens de oorlog deels gesloopt, vooral in de Hongerwinter toen veel Amsterdammers op zoek gingen naar hout om hun kachels brandend te houden.
In 1953 stelde de gemeenteraad ‘wederopbouwplannen’ vast voor de Weesperstraat, de Jodenbreestraat, de Nieuwmarktbuurt en de Oostelijke Eilanden. Deze plannen waren een logisch vervolg op het Amsterdams Uitbreidingsplan van 1935, waarin functiescheiding van wonen en werken een van de uitgangspunten was. Er zouden nieuwe woonwijken komen aan de stadsranden (Westelijke Tuinsteden en Buitenveldert) en het centrum zou vooral werkgebied moeten worden. De oude centrumbuurten in verval zouden gesloopt moeten worden en vervangen door kantoorgebieden langs autowegen. Dit bleef de koers tot eind jaren ’60. Stadsplanners en lokale politici bleven lang geloven dat radicale modernisering de beste optie was om het centrum te revitaliseren. Maar steeds meer buurtbewoners, architecten, kunstenaars, sociale wetenschappers en oudheidkundige verenigingen kwamen in verzet tegen deze koers. Ook de sociaal geografen van de UvA waren kritisch. Het boek ‘Het centrum van Amsterdam: een sociografische studie’ (1968) van Hans Dirk de Vries Reilingh, Willem Heijnemeijer en Michel van Hulten wees op de kracht van variatie en veelzijdigheid van het stadscentrum. Heijnemeijer was ook actief in de Werkgroep Amsterdam 1975, met als doelen: een herstelplan voor de Amsterdamse binnenstad en onmiddellijke intrekking van het Wederopbouwplan Nieuwmarkt.
Leegstaande panden, soms al vervallen maar soms ook nog in goede staat, werden gekraakt en gerenoveerd door ‘Woningburo de Kraker’ en ‘Aktiegroep Nieuwmarkt’. Hierbij werd bewust gekozen voor panden die letterlijk de geplande snelweg in de weg stonden. Een invloedrijk voorbeeld is Huis de Pinto, een monumentaal pand dat als ‘pilot project’ werd gerenoveerd. Hiermee zou de stadssnelweg geblokkeerd worden, maar ook een voorbeeld gegeven worden van hoe de hele buurt hersteld kon worden. Het initiatief hiervoor kwam van Geurt Brinkgreve die zich al vanaf de jaren ’50 inzette voor monumentenzorg en behoud van de Amsterdamse binnenstad.

In januari 1972 werd een motie in de gemeenteraad besproken om de vierbaans autoweg door de Nieuwmarktbuurt te schrappen en het oude stratenpatroon te herstellen. De motie werd met één stem verschil aangenomen. Maar het duurde toch nog tot 1975 voordat Amsterdam de stadsvernieuwingskoers definitief zou wijzigen, niet alleen in deze buurt maar in de hele stad. De ‘kleinschaligen’ hadden gewonnen van de ‘grootschaligen’. Nieuwe wethouders als Michael van der Vlis en Jan Schaefer zetten in op ‘bouwen voor de buurt’ en de ‘compacte stad’.
Anno 2025 vinden we in de Nieuwmarktbuurt daarom gelukkig toch nog veel eeuwenoude gebouwen terug. Het straatverkeer wordt niet gedomineerd door auto’s, maar door fietsers en voetgangers. Om de monumentale panden heen zien we veel nieuwbouw uit de jaren ’70, ’80 en ’90. Architecten als Theo Bosch en Aldo van Eyck ontwierpen in overleg met buurtbewoners vernieuwende architectuur die toch goed paste in deze oude buurt. Het is sociale architectuur met veel aandacht voor ontmoetingsplekken, kleinschaligheid en betaalbaarheid. Een groot deel van deze nieuwbouw bestond, en bestaat nog steeds, uit sociale huurwoningen. Het bekendste voorbeeld hiervan is het Pentagon, een vijfhoekig complex rond een binnenplaats aan de Sint Antoniesbreestraat naast de Zuiderkerk. Theo Bosch ontwierp een complex met verschillende typen appartementen voor verschillende doelgroepen: jongeren, ouderen en kleine gezinnen. Omdat veel bewoners er graag woonden en lang bleven wonen, wonen er nu vooral ouderen. In 2023 kreeg het de status van gemeentelijk monument, waarmee de stadsvernieuwingscirkel rond is: de nieuwbouw is nu zelf ook monument geworden.


Dit artikel is geschreven naar aanleiding van een stadswandeling van Arcam en Architour op 2 mei 2025. Met dank aan Architour-gids Jelte van Koperen voor de informatieve inleiding over en rondleiding door de Nieuwmarkt- en Lastagebuurt.
BRONNEN
- Andere Tijden (2015). Stag om de stad: de Nieuwmarkt.
- ARCAM (2025a). Architectuurgids: Maupoleum.
- ARCAM (2025b). Architectuurgids: Pentagon.
- AT5 (2024). Pentagon: “Geen snelwegen en kantoren, maar bouwen voor de buurt”.
- Joods Cultureel Kwartier (2025). Geschiedenis van de Joden in Amsterdam.
- Kunst & Cultuur Amsterdam Centrum (2025). Aktiegroep Nieuwmarkt 1969-1974 (vitrinetentoonstelling in de Sint Antoniesbreestraat).
- Schoonenberg, W. (2013). Hoe de Nieuwmarktbuurt werd gered. Amstelodamum 100 (1).
- Schoonenberg, W. (2022). Vijftig jaar geleden. Het Plan – De Pinto. Binnenstad 309.
- Vuuren, F. van (2020). De slag om de Nieuwmarktbuurt.