Waterveiligheid: een kans voor gebiedsontwikkeling?

8 april 2022
Dit artikel is verschenen in: geografie april 2022
waterveiligheid
Kennis
FOTO: HOOGHEEMRAADSCHAP DE STICHTSE RIJNLANDEN
In het project Sterke Lekdijk bij Wijk bij Duurstede-Amerongen is de herinrichting van de Lunenburgerwaard (midden op de foto) een koppelkans. Door het met de dijkversterking mee te nemen, wordt het gebied in één keer veiliger en mooier.

Het Hoogwaterbeschermingsprogramma moet ervoor zorgen dat alle dijken in 2050 voldoen aan de nieuwe veiligheidsnormen. Met de komende Omgevingswet staat een integrale benadering steeds hoger op de agenda. Andere beleidsdoelen koppelen aan waterveiligheid is echter niet eenvoudig. In het project Sterke Lekdijk bij Wijk bij Duurstede-Amerongen lijkt dat wonderwel te lukken.

 

Waterveiligheid is in Nederland lange tijd benaderd als een technisch vraagstuk. Zeker na de watersnoodramp in 1953 wilde men overstromingen voor de toekomst uitsluiten, in de eerste plaats met technische ingrepen. De Deltawerken voorzagen in ophoging van de dijken en verkorting van de kustlijn. Waterveiligheid was het doel waarvoor alle andere belangen moesten wijken.

Met de jaren klonk echter steeds vaker een tegengeluid. Er zou te weinig oog zijn voor landschap, natuur en cultuurhistorie bij de aanleg van dijken en andere kunstwerken. Gaandeweg ontstond een meer integrale kijk op waterveiligheid. Zo verschoof in het programma Ruimte voor de Rivier (2006-2019) het accent van dijkverbetering naar bijvoorbeeld bredere uiterwaarden, nevengeulen en overloopgebieden én was er nadrukkelijk aandacht voor ruimtelijke kwaliteit. Ook het Deltaprogramma van de afgelopen jaren benadrukt het belang van een integrale aanpak.

Die bredere insteek is er al wel herkenbaar in de concept-Omgevingswet. Inzet van deze wet is om alle belangen die spelen in een project zo snel mogelijk in de planvorming mee te nemen en zo te komen tot een integrale oplossing. Belanghebbenden in dat hele proces zijn bijvoorbeeld burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden.

Maar hoe kom je tot zo’n integrale aanpak? Het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) is primair gericht op het op peil houden van de waterveiligheid. In hoeverre lukt het om ook andere beleidsdoelen, bijvoorbeeld die van natuur of ruimte, mee te nemen? We zoomen in op de locatie Sterke Lekdijk bij Wijk bij Duurstede-Amerongen.

Hoogwaterbeschermingsprogramma

Het Hoogwaterbeschermingsprogramma is een alliantie van de 21 waterschappen en Rijkswaterstaat. De samenwerking is erop gericht primaire waterkeringen te versterken, zodat deze in 2050 voldoen aan de nieuwe normen vastgelegd in de Waterwet. Dit dient ‘sober en doelmatig’ te gebeuren. Meer concreet: alleen maatregelen om de veiligheidsnorm te realiseren, worden betaald uit het programma, en na realisatie moet een waterkering zo min mogelijk onderhoud vergen. Later is dit streven verbreed naar ‘slim, sober en doelmatig’: een slimme samenwerking tussen overheden en gezamenlijke financiering kunnen de maatschappelijke meerwaarde verhogen. Ter vergelijking: in het programma Ruimte voor de Rivier waren er vanaf het begin aparte budgetten voor waterveiligheid en voor ruimtelijke kwaliteit.

Sterke Lekdijk

HWBP Sterke Lekdijk is de overkoepelende naam voor zes dijkversterkingsprojecten op een 55 kilometer lang traject in de provincies Utrecht en (een klein stukje) Zuid-Holland. Eén project betreft het dijktraject Wijk bij Duurstede-Amerongen. Het is 11 kilometer lang en loopt door de gemeenten Utrechtse Heuvelrug en Wijk bij Duurstede. Nauw overleg met belanghebbenden inclusief omwonenden in de verkenningsfase leidde in juli 2020 tot een Voorkeursalternatief, dat momenteel wordt uitgewerkt in een schetsontwerp/projectplan Waterwet.

BEELD: HOOGHEEMRAADSCHAP DE STICHTSE RIJNLANDEN
Artist impression uit de visie van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden: ‘Een sterke Lekdijk is het fundament van de economische, toeristische en natuurwaarde in het rivierengebied.’

De bedoeling is zo veel mogelijk ruimtelijke ontwikkelingen en maatschappelijke meerwaarde te koppelen aan de dijkversterking, aldus hoogheemraad Els Otterman van de Stichtse Rijnlanden. De dijk wordt verstevigd aan de rivierzijde op plekken waar natuurontwikkeling in de uiterwaarden wenselijk en mogelijk is. Dit is technisch niet de makkelijkste optie, vertelt omgevingsmanager Jannes van Hove, maar leidt wel tot meerwaarde. Op andere plaatsen is gekozen voor ondergrondse, innovatieve maatregelen zoals verticale grintbarrières en geotextiel om ruimte te besparen, overlast bij bewoners en agrariërs te voorkomen en het waardevolle landschap zo veel mogelijk intact te laten. Verder wordt de weg op de dijk fietsvriendelijk ingericht. Een fietspad door de uiterwaarde bleek in het waardevolle natuurgebied niet haalbaar. In een volgende fase van het project bekijken de gemeenten of een fietspad dichter bij de dijk wél kan en waar wandelpaden of rustpunten mogelijk zijn.

‘Het is belangrijk dat je aansluiting zoekt bij lokale ecologische cycli, geografische processen en bijvoorbeeld de historie die er ligt. Dus dat je goed begrijpt hoe het gebied in elkaar zit en hoe de dijkversterking daarin past’, stelt Van Hove. ‘In het ene gebied kan veel meer dan in het andere. Op het traject van Salmsteke naar Schoonhoven wonen bijvoorbeeld veel mensen dicht achter de dijk. Daar spelen andere behoeften, waarop we zo veel mogelijk willen inspelen.’ Ook de bereidheid van omwonenden om actief mee te denken kan per gebied verschillen.

Otterman wil de kennis van partijen in het gebied graag benutten: ‘Bewoners kennen de dijk soms heel goed, omdat ze daar bijvoorbeeld al jaren boeren. Zo weten ze waar vaak natte plekken zijn, wat kan wijzen op een kwetsbaarheid in de dijk. Of ze kennen prachtige verhalen over de geschiedenis van de dijk, die we kunnen gebruiken in het ontwerp.’ In het project Wijk bij Duurstede-Amerongen heeft een ontwerpgroep van 35 omwonenden meegedacht. Otterman: ‘In zo’n groep worden ideeën uitgewisseld, maar wordt ook duidelijk dat je vanuit verschillende perspectieven naar de dijkversterking kunt kijken. Betrokkenen krijgen zo ook een beter begrip dat je nooit iedereen tevreden kunt stellen.’

Niet vanzelfsprekend

Alle projecten binnen het HWBP hebben dezelfde waterveiligheidsdoelstelling, maar aansluiting op de lokale geografie is niet vanzelfsprekend. Van Hove vertelt dat waterschap Stichtse Rijnlanden heel specifiek heeft gezegd: wij willen veiligheid, maar we willen daar ook nog andere publieke waarden aan toevoegen. ‘Daar onderscheidt dit waterschap zich wel in. Dat is een politieke keuze.’ Veel kansen om meerwaarde te creëren, komen van gebiedspartners zoals gemeenten, Staatsbosbeheer, de provincie en Rijkswaterstaat. Die brengen daar ook eigen financiën en soms mensen voor mee. Het HWBP-motto van doelmatigheid blijft daarmee toch overeind, aldus Otterman.

De omdoping van ‘sober en doelmatig’ naar ‘slim, sober en doelmatig’ ervaren Otterman en van Hove als positief. Het maakt de scope van het programma wat breder. Toch is daarmee nog niet gezegd dat maatschappelijke meerwaarde altijd een plek krijgt binnen de projecten. Het HWBP biedt immers enkel financiering voor de ruimtelijke inpassing van de dijkversterking en niet voor maatschappelijke meerwaarde. Soms is dat een grijs gebied, aldus Otterman. Een veelgehoord punt van kritiek is dan ook dat de creatie van maatschappelijke meerwaarde vaak afhangt van de ‘toevallige’ omstandigheid dat de doelstellingen, mogelijkheden en ambities van betrokken partijen samenvallen. Het programma Ruimte voor de Rivier was in die zin meer integraal van opzet. Binnen het HWBP moet je volgens Otterman ‘als waterschap meer je nek uitsteken en je bent ook meer afhankelijk van de ambitie van bijvoorbeeld gemeenten of de provincie. De trein van de dijkversterking dendert ondertussen voort. Wij hebben strakke deadlines: in 2050 moet niet alleen onze dijk, maar nog 3000 kilometer aan Nederlandse dijken versterkt zijn. Dit leidt tot stress en druk bij andere overheden.’ Ook de financiële middelen van betrokken partijen spelen een rol. Soms kunnen ambities niet verwezenlijkt worden, simpelweg omdat partijen daarvoor geen geld beschikbaar hebben, of niet tijdig kunnen vrijmaken.

Een belangrijk aanknopingspunt voor een meer integrale kijk op projecten binnen het HWBP is kennisuitwisseling tussen projecten en met de aannemers. Dat aspect wordt erg goed door het programma gefaciliteerd, vindt Van Hove. De kennisuitwisseling is weliswaar in eerste instantie gericht op technische innovaties, maar zou volgens Van Hove bijvoorbeeld ook

FOTO: HOOGHEEMRAADSCHAP DE STICHTSE RIJNLANDEN
Het hoogwater van februari 2021 toont de urgentie voor dijkversterking in het gebied Amerongen-Wijk bij Duurstede.

Langetermijnperspectief

Het HWBP is in de eerste plaats gericht op waterveiligheid, maar biedt zeker kansen voor een meer integrale aanpak en participatie die de Omgevingswet voorstaat. Dijkversterking is behalve een veiligheidsvraagstuk immers ook een landschappelijk en een maatschappelijk vraagstuk. En omdat de dijk na versterking weer tientallen jaren mee moet, dienen partijen ver vooruit te kijken. Dit is vaak lastig, zeker in tijden van (tijdelijke) financiële schaarste en gefragmenteerde verdeling van verantwoordelijkheden. De sterk op de waterveiligheid gerichte doelstelling en financiering van het HWBP kunnen hierbij een barrière vormen. Ook de onderlinge afstemming tussen gebiedspartners en hun financiering blijkt soms lastig. Het gezelschapsspel om te komen tot een integraal en kwalitatief hoogwaardig eindproduct is daarmee een complexe puzzel. Uiteindelijk gaat het vaak om de wil en het lef van het betrokken waterschap en de andere partijen om concrete, maatschappelijke meerwaarde te creëren binnen een breed perspectief. Het project Sterke Lekdijk is – ook al is het nog niet afgerond – wat dat betreft hoopgevend.

Aan de basis van dit artikel ligt het onderzoek Water safetyobjectives, an opportunity for area development? van Isabelle Reinders, masterstudent Planologie (Cities, Water and Climate Change) aan de Radboud Universiteit Nijmegen, in samenwerking met Arcadis, aangevuld met interviews met de hoogheemraad en de omgevingsmanager van waterschap de Stichtse Rijnlanden. De masterthesis is begeleid door Erik van Essen vanuit Arcadis en Duncan Liefferink vanuit de Radboud Universiteit Nijmegen.