Boeken Geografie februari 2021
Pas verschenen
- Nijman, J. (Ed.). Amsterdam’s Canal District: Origins, Evolution and Future Prospects. University of Toronto Press, 264 p., gebonden, 32,50 tot 50 dollar.
Nederlandse publicaties over de Amsterdamse grachtengordel zijn er in overvloed, maar Engelstalige uitgaven van niveau zijn er veel minder. Zeventien bijdragen, veelal geschreven door geografen van de Universiteit van Amsterdam, geven een beeld van ontstaan, ontwikkeling en heden van dit Unesco-werelderfgoed.
- Landschappen van Caribisch Nederland. Themanummer van het Tijdschrift voor Historische Geografie 2020, 3. Verloren, 96 p., € 10 + € 3 verzendkosten; bestel@verloren.nl
Met ingang van 2021 gingen alle tijdschriften van uitgeverij Verloren over naar de Amsterdam University Press. Maar voor het zover was, verscheen er nog een prachtnummer van het THG, gewijd aan de landschappen en het erfgoed van de voormalige Nederlandse Antillen en Aruba. Over onder meer plantages op Curaçao (volgens gastredacteur David Koren uiteindelijk mislukt door de droogte, ondanks allerlei vormen van risicospreiding), kunuku/huizen op Aruba en (mislukte) grootschalige zoutwinning op Sint/Maarten. Alle zes de eilanden krijgen aandacht.
Signalementen
Complimenten voor Nederland
- Tyler Miller, G., & Spoolman, S.E. Living in the Environment. 19e editie. National Geographic Learning/Cengage. 832 p., circa € 77 (hardback).
I n de Appalachen zijn van meer dan vijfhonderd bergen de toppen met dynamiet verwijderd om zo bij steenkoollagen te komen. Enorme machines schuiven de brokstukken de valleien in. Inmiddels is meer dan 1100 km aan waterlopen begraven. Mountaintop removal is ecologisch gezien desastreus. Het overheidsbeleid is halfslachtig, want ja, het levert wel banen en geld op. In totaal zijn er ten minste een half miljoen surface-mined sites in de Verenigde Staten. Ze kunnen in principe na het stopzetten van de winning schoongemaakt en hersteld worden. Maar vaak gebeurt dat niet. In elk geval heeft de US Surface Mining Control and Reclamation Act van 1977 weinig bereikt. Het Amerikaanse Westen heeft niet alleen te lijden onder vervuilde voormalige mijngebieden maar ook onder dalende grondwaterspiegels. De Ogallala aquifer was ooit de redding van boeren in de Great Plains, maar sinds 1960 is bijna de helft van het water opgepompt. Recharge langs natuurlijke weg gaat zesduizend jaar duren. In het zuidelijke deel van de aquifer (Kansas, Oklahoma, Texas) is de grondwaterspiegel plaatselijk tientallen meters gezakt.
Het zijn zomaar twee van de duizenden onderwerpen die aan bod komen in Living in the Environment. Het is een typisch Amerikaans leerboek: mateloos in zijn omvang en reikwijdte, vol met aansprekende foto’s, diagrammen, voorbeelden, vragen, begrippen, casestudies en weetjes. Eén casestudie is gewijd aan het National Environmental Policy Plan (NEPP), het Nationale Milieubeleidsplan van Nederland uit 1989. Veel complimenten: Nederland was het eerste land wereldwijd met zo’n plan, en daarin een lichtend voorbeeld voor andere landen die ook zo’n National Green Plan ambieerden. Het NMP is nog steeds van kracht en in 2015 zou ruim 70 procent van de oorspronkelijke doelen bereikt zijn: meer biologische landbouw, meer fietsen, meer ecologische woningen. Daar komt dan een symbooltje bij te staan: Good News! Een foto van bicycle-friendly Amsterdam (de stalling bij het centraal station) completeert de casestudie. Het is weer eens wat anders dan de Deltawerken en Amsterdam als een zondige stad. De inhoudsopgave en meer informatie over het boek (commercieel bezien zeer succesvol, de eerste editie verscheen in 1979) staan op cengage.com.
De achterkant van België
- Olink, H. De Ardennen. De ontdekking van een grensland. Balans, 293 p., € 23.
Grensgebieden hebben altijd tot de verbeelding gesproken. Ze vormen de veelal rurale ‘achterkanten’ van landen, in de schaduw van stedelijke kerngebieden waaromheen ooit de landen zich hebben gevormd. De Belgische Ardennen zijn een mooi voorbeeld. Hans Olink, schrijver van boeken over onder meer het communistische Oost-Europa, kocht er in 1992 samen met zijn vrouw Elma een vervallen boerderij, voor vakanties maar ook om er maanden te wonen. Van zijn daaropvolgende ‘ontdekking van een grensland’ doet hij verslag in De Ardennen. Het is geschreven volgens een beproefd recept: een mengelmoes van eigen ervaringen, gesprekken met buren en streekgenoten, en uit historische boeken overgenomen kennis en reisimpressies. Anders dan de meeste andere boeken in het genre is de opzet niet chronologisch, maar thematisch: rangen en standen, hout en andere grondstoffen, water, jacht en religie, dierenwereld, en de Tweede Wereldoorlog met het Ardennenoffensief en het verzet. Amusant om te lezen maar niet passend in de opzet een beeld van de regio te geven, is de ziekte van het echtpaar Olink als gevolg van een vergiftiging. De achttien pagina’s daarover had hij beter kunnen gebruiken om een paar andere onderwerpen wat ruimer te bespreken. Zo blijft de passage over de dichter Apollinaire in Spa ook na herlezing onduidelijk. En niet elk hoofdstuk is even geïnspireerd geschreven. Zo lijkt de laatste alinea van het hoofdstuk ‘Het hart van de Ardennen’ wel overgenomen uit een saai, traditioneel aardrijkskundeboek. Toch staan er ook mooie passages in, bijvoorbeeld dat de status van de Ardenner boer werd bepaald door het aantal melkkoeien. Boeren met vleeskoeien hadden minder aanzien, en schapenboeren telden al helemaal niet mee. Vraag naar schapenvlees kwam er pas toen gastarbeiders zich in Luik vestigden. Maar een handelaar die elke week 50 kilometer naar de stad reed om daar schapen en lammeren te verkopen, plaatste zich buiten de gemeenschap. Het eindigde in zijn zelfmoord.
Naar de Ruhrpott
- Hospers, G-J. Ruhrgebied. Een sterk staaltje Duitsland. Edicola, 160 p., € 22,50.
Naast Twente is het Ruhrgebied de ‘thuisregio’ van Gert-Jan Hospers. Hij schrijft er al vele jaren over, ook in Geografie. Hij verzorgde onder meer Metropool Ruhr. Kleine atlas van het nieuwe Ruhrgebied, een bijlage bij het oktobernummer van 2014. Onlangs verscheen van Hospers een reisgids over het gebied; een voorproefje daarvan stond in het septembernummer van Geografie. De gids heeft een heldere opzet: de geschiedenis van het Ruhrgebied, het kerngebied (de as Duisburg-Essen-Dortmund), de randen en aangrenzende streken, en steden als Xanten en Wuppertal, plus een toeristisch hoofdstuk over musea en waar je lekker kunt wandelen en eten. Er is aandacht voor de economisch/geografische Strukturwandel, maar ook de samenleving (‘de Ruhri heeft genoeg aan zijn eigen stad’) en de cultuur, zoals de Buden (Hospers schreef er een mooi artikel over in Geografie, september 2016), voetbal (‘voor veel Ruhri’s de belangrijkste bijzaak van hun leven’) en de duivensport. Postduiven zijn ‘het renpaard van de kleine man’. Praktische informatie (adressen, openingstijden) ontbreekt, maar daarvoor bestaat internet.
Ruhrgebied. Een sterk staaltje Duitsland wijkt af van andere reisgidsen door een overvloed van kleurenfoto’s; omgerekend zijn er slechts zeventig zuivere tekstpagina’s. De foto’s hebben geen bijschriften, maar dragen wel bij aan de wens af te reizen (het is er altijd zonnig). Toch had ik graag een deel van de foto’s ingewisseld gezien voor kaarten; de gids bevat alleen een overzichtskaart. Het zal wel een budgettaire kwestie zijn geweest: kaarten laten maken is duur. De tekst is karakteristiek voor Hospers: met kennis van zaken, vlot en enthousiasmerend.
Afrikaanse kosmopolieten
- Schapendonk, J. Finding Ways Through Eurospace. West African Movers Re-viewing Europe from the Inside. Berghahn Books, 228 p., 135 dollar (hb), 29,95 dollar (ebook).
Geografie-lezers zullen zich misschien het Gambiaanse migrantenpaar Bouba en Fatou herinneren. Zij leven in Nederland en zijn via een netwerk van financiële en emotionele relaties verbonden met hun familie in hun land van herkomst (Geografie, november-december 2020). Joris Schapendonk was een van de auteurs van het artikel. Wie meer wil weten over wat zijn onderzoek heeft opgeleverd, kan terecht in Finding Ways Through Eurospace. Dit bijzondere boek is het product van een aantal jaren intensief veldwerk met WestAfrikaanse migranten in Europa. De hoofdpersonen van het boek hebben ooit met elkaar in dezelfde boot gezeten die in Lampedusa aankwam. Ze zijn daarna elk hun weg gegaan en op uiteenlopende plekken in Europa terechtgekomen, via verschillende geografische trajecten en met wisselende juridische uitkomsten: de een is inmiddels erkend als vluchteling, de ander nog steeds zonder papieren.
Na het lezen van dit boek begrijp je hoe Afrikaanse mannen in Europa navigeren. Ze bewegen niet alleen door de fysieke ruimte, met een kaart of gps, maar ook door wat Schapendonk ‘affectieve circuits’ noemt. Deze emotionele circuits zijn niet gebonden aan locaties, steden of natiestaten, ze zijn grenzeloos. Schapendonk ontmoet de Afrikaanse mannen op verschillende plekken op hun reizen. Zijn mobiele werkwijze brengt nieuwe inzichten die hij zeker niet verworven had als hij op één plek was gebleven. Toch vraag ik me tijdens het lezen af welke rol de locaties hebben en of daar niet wat meer over gezegd had kunnen worden. Zoals de wasserette in Barcelona en de boerderij waar abrikozen geoogst worden en waar men aan het begin van het seizoen elkaar spontaan tegen het lijf loopt. Het klopt dat de connecties tussen locaties grensoverschrijdend zijn en dat men bijna net zo makkelijk van Barcelona naar Nijmegen verhuist vanwege deze connecties als naar een paar straten verderop. Maar welke rol spelen deze knooppunten in het geheel? Iets meer aandacht voor de local footholds in het geografische geheel was interessant geweest.
Schapendonk maakt duidelijk dat hij deze jonge mannen niet (louter) als migranten ziet. In de introductie staat zelfs heel expliciet vermeld dat dit boek niet over migratie gaat maar over mobiliteit. Wat is precies het voordeel op deze manier te kijken? Mobiliteit is inderdaad veel complexer en de vele verhalen in het boek illustreren op uiteenlopende manieren hoe non-lineair de mobiliteit van de Afrikaanse mannen verloopt. Ze zijn in zekere zin te vergelijken met de ‘Eurostars’, de door Adrian Favell in Eurostars and Eurocities (2008) beschreven Europese professionals die van grote stad naar grote stad trekken (een paar jaar werken in The City, en dan door naar een bank in Parijs, Berlijn of Amsterdam). Waarom lijkt het stempel van kosmopoliet gereserveerd te zijn voor witte professionals? Alleen het stellen van deze vraag al laat zien hoe groot de effecten van labels als ‘migrant’ kunnen zijn in processen van ordening en othering.
Door Ilse van Liempt