Nederland: omzien naar een Plan B?
De volksverhuizing van de atollen in de Stille Oceaan en de buyout in Oakwood Beach lijken ver weg, maar is dat wel zo? Moet ook Nederland omzien naar een Plan B?
‘De vraag is niet óf Nederland onder water verdwijnt, maar wannéér dat gaat gebeuren’, schreef weerman en klimaatwetenschapper Peter Kuipers Munneke op 11 juli 2018 in NRC Handelsblad. Hoe moeten we vanuit Nederland naar de hiervoor beschreven ontwikkelingen en opties kijken?
Als adaptatiestrategie komt georganiseerde terugtrekking alleen op bescheiden schaal voor: zie de voorbeelden van de dijkteruglegging bij Nijmegen en de Overdiepse polder. Op grote schaal is de optie in Nederland echter niet helemaal genegeerd. In 1998 becijferde de vierde Nota Waterhuishouding dat de kosten van extra beschermingsmaatregelen tegen overstromingen ruim opwogen tegen de geschatte vervangingswaarde van 4000 miljard gulden achter de dijken. Volgens het advies van de Deltacommissie Samen werken met water (2008) was verplaatsing van de Randstand ‘niet nodig en zou [deze] een enorme kapitaalvernietiging met zich mee brengen’. Ook volgens een studie van het Planbureau voor de Leefomgeving uit 2009 Flood protection in the Netherlands: framing long-term challenges and options for a climate-resilient delta is Nederland ‘nog eeuwen bestand tegen zeespiegelstijging, ook in geval van een worst-case zeespiegelstijging van circa 1,5 meter per eeuw’. Verschuiving van investeringen naar hoog-Nederland (managed retreat dus) en ontwikkeling van een omvangrijke nieuwe kustzone tegen overstromingen vanuit zee acht het Planbureau niet nodig. De actuele opties voor Nederland zijn nog steeds verdedigen (en in sommige plannen aanvallen c.q. voorwaarts verdedigen, figuur 4), niet terugtrekken.
Kentering
Toch lijkt er enige beweging te komen in de discussie. Hoewel Nederland de komende tientallen jaren of deze eeuw zeker niet onder water zal verdwijnen, heeft het land volgens de hierboven geciteerde klimaatwetenschapper Peter Kuipers Munneke wel een houdbaarheidsdatum. In Vrij Nederland van 9 februari 2019 stelt polair meteoroloog Michiel van den Broeke, hoogleraar aan het Instituut voor Marien en Atmosferisch Onderzoek van de Universiteit Utrecht: ‘We moeten een gecontroleerde terugtrekking op termijn gaan overwegen’. De wetenschappers wijzen op de relatief trage en bijna onhoudbare processen die zich afspelen op tijdschalen van honderden tot duizenden jaren. Fysisch geograaf Kim Cohen, specialist in kustdynamica, riviersystemen en mondiale veranderingen aan de Universiteit Utrecht, tekende op verzoek van Vrij Nederland een kaart van Nederland in 2300 bij een met 18 meter gestegen zeespiegel. We willen hier wat kanttekeningen bij plaatsen.
Onzekerheden
Het is duidelijk dat de zeespiegelstijging ook na 2100 zal doorgaan, maar de snelheid en uiteindelijke hoogte ervan zijn omgeven met veel onzekerheden. De discussie die klimaatwetenschappers en fysisch geografen aanzwengelen, roept terecht de vraag op: kan Nederland een zeespiegelstijging van enkele meters aan, ook als die sneller, langduriger of omvangrijker is dan we tot nog toe denken? Maar als we gecontroleerde terugtrekking als een serieus Plan B willen beschouwen, moeten we ook erkennen dat daar veel kanten aan zitten. Bovendien laat de rondgang langs buitenlandse voorbeelden zien dat er veel meer nodig is om dit eventuele Plan B ten uitvoer te brengen dan onze verhouding met wetenschappelijke onzekerheden alleen. Het gaat ook om antwoorden op de economische vragen over langetermijninvesteringen in infrastructuur in potentieel kwetsbare gebieden. Terugtrekken, gecontroleerd of niet, gaat om inzicht in gemeenschappen die zich verbonden voelen met de plek waar ze wonen. Om weerstanden in planuitvoering te overwinnen is het zaak goed om te gaan met die gevoeligheden. Bovendien ligt er de politieke vraag wie de kosten van een koerswijziging dekt en hoe we tot gelegitimeerde besluiten daarover komen. De discussie over georganiseerde terugtrekking vraagt, kortom, bijdragen uit meer specialismen dan de fysische geografie en de klimaatwetenschappen.