Boeken Geografie maart 2020

1 maart 2020
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie maart 2020
recensie
Opinie

Pas verschenen

  • Buisman, J. Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen, deel 7, 1800-1825. Van Wijnen, 992 p., € 49,50.

Zoals voorspeld in de bespreking van deel 6 (Geografie, oktober 2015) beslaat deel 7 van Buismans magnum opus slechts 25 jaar: 1800-1825. Daaronder ook de berucht slechte zomers van 1816 en 1817. Niemand wist de regen en kou te verklaren. Pas in 1926 legde een Amerikaanse natuurkundige het verband met de uitbarsting van de vulkaan Tambora in 1815 in Indonesië (lees daarover In de schaduw van Tambora, van Philip Dröge). Naarmate Buisman dichter bij het heden komt, weet hij meer over het weer in elk jaar te vertellen. Besloeg deel 5 nog 75 jaar (1675-1750, pakweg 12 pagina’s per jaar) en deel 6 nog 50 jaar (1750-1800, 20 bladzijden per jaar), deel 7 wijdt er gemiddeld zo’n 35 aan een jaar. Steeds uitgebreider, maar de formule is gelijk gebleven.

  • Berendsen, H.J.A. e.a. Landschap in delen. De fysisch- geografische regio’s. Perspectief Uitgevers, 382 p., € 39,90;
  • Landschap waarderen. Onderlegger voor natuur- en milieubeheer. Perspectief Uitgevers, 132 p., € 22,50.

Bij zijn overlijden in 2007 liet Henk Berendsen vier klassieke leerboeken over de fysische geografie van Nederland na. Sindsdien wordt zijn werk geactualiseerd door zijn collega’s van het departement Fysische Geografie in Utrecht, Esther Stouthamer, Kim Cohen en Wim Hoek. Landschap in delen bevat hoofdstukken over landschapscomponenten of geofactoren (zoals gesteente, water, inclusief de mens) en fysisch-geografische regio’s van Nederland (zoals het veen- en rivierenlandschap). Landschap waarderen gaat over klimaatverandering, flora en fauna, landschap, en natuur en milieu. Zeer informatief en overzichtelijk van opzet, mede dankzij kernbegrippen in de kantlijn. Zie verder geo-perspectief.nl.

 

Signalementen

Kinderen van de plaattektoniek

  • Dartnell, L. Oorsprong. Hoe de aarde de mens heeft gevormd. Thomas Rap, 416 p., € 25.

‘This look at how geography shaped us is a thrilling piece of Big History’, schreef de recensent van The Times. Hij kwam superlatieven tekort om de Britse astrobioloog en hoogleraar wetenschapscommunicatie Lewis Dartnell te complimenteren met zijn boek Origins: fenomenaal, subliem, fantastisch. Dat oordeel schept hoge verwachtingen, maar ik werd als geograaf toch enigszins teleurgesteld. Oorsprong. Hoe de aarde de mens heeft gevormd doet denken aan klassieke boeken van geodeterministische  geografen als Ellen Semple. Mensen zijn ‘een product van de omgeving’, ‘kinderen van de plaattektoniek’. Uiteraard speelt de aarde een hoofdrol in de ontwikkeling en verspreiding van de mens. Dartnell laat zien waarom de wieg van de mens heeft gestaan in Oost-Afrika: de Grote Slenk (of Grote Riftvallei) vormde een ‘gespreid bedje’ voor de eerste mensen. Later bouwden  we onze huizen en steden van lokaal beschikbare bouwmaterialen. Zeelui hebben altijd dankbaar geprofiteerd van de circulatiepatronen in de atmosfeer (windrichtingen) en oceanen (zeestromingen). Klimaten hebben invloed op de levenswijze van volkeren. In steppegebieden geven de nomaden de toon aan en niet de sedentaire boeren. De Egyptische beschaving had nooit bestaan zonder de Nijl. Dat wolkenkrabbers  op de zuidpunt van Manhattan staan en in Midtown, maar minder in het tussenliggende gebied, hangt samen met de stevigheid van de grond. Manhattan is gebouwd op een synclinale, met harde schist aan de oppervlakte in het zuiden en in Midtown; het zachtere gesteente in het midden kan minder gewicht dragen.
Allemaal onbetwistbaar. Maar zodra Dartnell zich uitspreekt over de invloed van klimaat, geologie,geomorfologie en bodem op culturele verschijnselen, overtuigen zijn redeneringen minder. Enkele voorbeelden: rond de Middellandse Zee bloeiden zeevarende beschavingen aan de gevarieerde noordkust met haar eilanden, kapen en inhammen, niet aan de weinig beschutte zuidkust met haar woestijnachtig 
achterland. Carthago en Alexandrië waren de uitzondering, niet de regel. Dat Spanjaarden later dan Portugezen aan ontdekkingsreizen begonnen is een gevolg van de plaattektoniek, stelt Dartnell. Zij moesten eerst Granada veroveren in de goed verdedigbare Sierra Nevada, een berggebied ontstaan door de botsing van microcontinent Alborán tegen Zuidoost-Spanje. Het vlakkere Portugal was al 250 jaar vrij van moslims. En net als de Franse geograaf André Siegfried 70 jaar eerder gaat Dartnell op zoek naar de (indirecte) relatie tussen geologie en politieke voorkeuren. Steenkoolgebieden in Groot-Brittannië stemmen Labour. De dunne sliert Democratische counties in het Republikeinse zuidoosten van de Verenigde Staten is te verklaren uit de sedimenten van een zee uit het Krijt. Laatste voorbeeld: de Hollanders in de gouden eeuw werden kapitalisten en bedachten financiële innovaties ‘door de eisen die het landschap stelde en de noodzaak de zee buiten de deur te houden’. Dartnell verwijst hierbij naar een auteur die er evenmin serieus onderzoek naar deed.
Grote stappen, gemakkelijke generalisaties. Je zou willen dat Dartnell zich echt had verdiept in dit soort zeer indirecte verbanden. Beter is de auteur op dreef als hij zich op vertrouwd natuurwetenschappelijk terrein bevindt: de uitleg van de Milanković-cycli bijvoorbeeld, de platentektoniek, ijstijden, windrichtingen en zeestromingen. Het boek is spaarzaam geïllustreerd met zwart-witkaartjes.

 

Denken over de stad

  • Schwanen, T. & R. van Kempen (red.). Handbook of Urban Geography. Edgar Elgar, 490 p., 155 pond (hardback), € 66;
  • Besters, M. (red.). Our City? Countering Exclusion in Public Space. Stipo/A Placemaking Europe Publication. 444 p., € 22,50.

Grote steden vielen tot in de jaren 1960 buiten het blikveld van de meeste Nederlandse geografen. Maar de achterstand is daarna snel ingelopen. Zo bouwde aan de Universiteit van Amsterdam Sako Musterd een internationale carrière op met onderzoek naar onder meer residentiële segregatie. Hij ging op 18 oktober met emeritaat (zie hierover de bijdrage van Marco Bontje). Een vergelijkbare positie had Ronald van Kempen aan de Universiteit Utrecht, tot zijn overlijden (57 jaar oud) in 2016 aan de gevolgen van kanker. Het jaar ervoor was hij door Edgar Elgar benaderd met het verzoek een handboek over stadsgeografie samen te stellen. Van Kempen riep vervolgens de redactionele steun in van Tim Schwanen, van origine een Utrechts geograaf, die in Oxford sterk aan de weg timmert. Na Van Kempens overlijden heeft Schwanen het project in zijn eentje voltooid; het boek verscheen afgelopen zomer. Er staan dertig bijdragen in, die gaan over steden maar vooral over het denken over steden. Vanuit vele perspectieven is er afgelopen decennia naar de stad gekeken. Tussen de meer abstracte en academische beschouwingen staan gelukkig ook passages over bijvoorbeeld de ontwikkeling van de ‘Ring of Steel’ die de binnenstad van Londen moet beschermen tegen terroristische aanslagen, over Londen als een voor vluchtelingen aantrekkelijke maar o zo moeilijk bereikbare bestemming, en over fietsen in de Britse hoofdstad. De inhoudsopgave plus het inleidende hoofdstuk zijn te vinden op elgaronline.com. Speelser van opzet is Our City? Countering exclusion in public space van bureau Stipo. In tientallen korte teksten wordt verkend hoe je een stad of dorp meer inclusief maakt. Ze gaan niet alleen over de openbare ruimte, maar ook over een hybride vorm tussen public space en private space, de semi-openbare parochial space, zoals de gemeenschappelijke plekken voor bewoners van een blok of buurt. Our City komt met concrete voorbeelden: welke lokale initiatieven zijn er, wie neemt het voortouw? Zo kocht Leninn Hernandez een caravan en zette die neer op diverse plekken in zijn woonstad Vianen. Deur open en met voorbijgangers praten over wat er beter kan in de stad. Op post-its noteerden ze hun suggesties. ‘Meer goeie speelplaadsen’ wenste een kind, en ‘meer plek voor dieren’. Hernandez start met een stadstuin; een locatie en een container heeft hij al.

 

Genuanceerd portret van Rusland

  • Laruelle, M. & J. Radvanyi. Understanding Russia. The Challenges of Transformation. Rowman & Littlefield, 178 p., 39 dollar (pb).

‘De ruimtelijke fragiliteit van de Russische Federatie moet niet onderschat worden’, schrijven Marlene Laruelle (hoogleraar internationale betrekkingen  in Washington) en Jean Radvanyi (hoogleraar Russische studies en geografie in Parijs). Rusland annexeert de Krim, maar kampt in het eigen achterland in het noordoosten met leegloop. In 2010 hadden 36.000 van de in totaal 133.700 Russische dorpen minder dan 10 permanente inwoners. Landbouwgrond verwildert. De ontvolking in het Russische Verre Oosten dreigt ‘de integriteit van de Russische staat te ondermijnen en heeft de regering gedwongen tot controversiële maatregelen’, zoals nieuwe migranten een hectare grond cadeau doen. Bovendien flirten grensregio’s en -steden met attractieve buren: Moermansk, Karelië, Kaliningrad, regio’s die aan China grenzen. Echt succesvol zijn de maatregelen nog niet: het regionaal beleid is ‘overmatig gecentraliseerd’, Moskou trekt aan de touwtjes.
Hoewel bovenstaande alinea wellicht die indruk wekt, is Understanding Russia geen conventionele geografische monografie of standaard leerboek. In zeven essay-achtige hoofdstukken wordt het reilen en zeilen van Rusland in de afgelopen dertig jaar (sinds de ineenstorting  van het communisme) besproken: de samenleving, de politiek, de economie met haar afhankelijkheid van grondstoffen, en de gespannen internationale betrekkingen. In cultureel opzicht identificeert driekwart van de bevolking zich met de Russisch-orthodoxe kerk, steunpilaar van  Poetin, maar slechts 40% is echt kerkelijk. Een kwart van de bevolking noemt zich ‘spiritueel, maar niet kerkelijk’, en 13 procent is agnost of atheïst. En ook het westerse bedrijfsleven verleidt de Russische consument: McDonald’s, Ikea, Auchan, Pizza  Hut en Starbucks vind je in alle steden. Er zijn voldoende welvarende consumenten, al is de  inkomensongelijkheid sterk gegroeid: de Gini-coëfficiënt (statistische maatstaf voor ongelijkheid)  ligt op Amerikaans niveau, hoger dus dan in West-Europa.
Understanding Russia telt slechts 136 pagina’s maar is informatief en breed van opzet. De auteurs zijn genuanceerd in hun analyses. Poetins regime wordt bijvoorbeeld vaak als autoritair en paternalistisch neergezet, maar de relatie tussen bewind en bevolking is veel ingewikkelder dan dat. Het regime heeft ‘een stilzwijgend sociaal contract met de bevolking dat voortdurend wordt heronderhandeld en de keuzemogelijkheden van het regime inperkt’. Teleurstellend slecht zijn de kaartjes, maar dat zijn er slechts zeven.