De Eerste Hollandsche schoolkaart van de Zuid-Afrikaansche Republiek. Hollander-overheersing
In het oktobernummer beschreef Lowie Brink hoe de Nederlands Zuid-Afrikaanse Vereniging een leerboek Aardrijkskunde van Zuid-Afrika ontwikkelde voor de ‘Afrikaner neven’. Wat nog ontbrak, was een schoolwandkaart van Transvaal. In Pretoria pakten twee geëmigreerde Nederlanders, Van Wouw en Oerder, de handschoen op.
De Eerste Hollandsche schoolkaart van de Zuid-Afrikaansche Republiek was een van de vruchten van een veelzijdige samenwerking tussen leden van twee kunstzinnige Nederlandse families, de Van Wouws en Oerders – beide eind 19e eeuw geëmigreerd naar Transvaal. We volgen het spoor van Ludof van Wouw en Jacobus Oerder naar het schoolwandkaartproject.
Schoolman Van Wouw
Ludolf Anne Frederik Hendrik van Wouw (1832-1907) was een gedreven en zeer christelijk man. Zijn loopbaan verliep voorspoedig: hulponderwijzer in Zutphen en hoofdonderwijzer in Driebergen (1860) en vervolgens in Rotterdam (circa 1867). Op vrijdagavond had hij in Rotterdam nog genoeg bezieling over om ‘christelijke werklieden de antirevolutionaire hoofdgedachten van Mr. Groen van Prinsterer duidelijk te maken’. Hij hield ook lezingen voor de Nederlandsche Oranje-Vereeniging, was actief in de Vereeniging van Christelijke Onderwijzers en publiceerde rekenboekjes. Zoals veel calvinisten had Van Wouw belangstelling voor de Afrikaner neven: ‘Hy kon identifiseer met hulle onafhanklikheidstrewe en hul Calvinistiese godsdiens.’ In 1885 emigreerde Van Wouw naar Bloemfontein in Oranje Vrijstaat, waar hij hoogstwaarschijnlijk als onderwijzer aan de slag ging. Veel Nederlandse emigranten vonden snel een beter betaalde baan in overheidsdienst, en Van Wouw vormde daarop geen uitzondering. In 1888 werd hij 2de Staatsklerk op de Staatssecretarie in Pretoria, wat niet erg indrukwekkend klinkt, maar daar toch een van de best betaalde posities was (er was ook een 9de Assistent-klerk). En omdat Van Wouw ‘tuis gevoel het in Pretoria en sosiaal maklik aangepas het’ was hij al snel weer net zo druk als in Rotterdam (met de Staats-almanak, volkstellingcommissie, kerkeraad, Christelijk Schoolblad, rekenboekjes, enzovoorts). Zijn chef Willem Leyds, de staatssecretaris, was ook al een Nederlander en werd Krugers invloedrijke rechterhand genoemd. Leyds had grote belangstelling voor het onderwijs in Transvaal. Zo had hij in overleg met de NZAV de drukproeven van Blinks leerboek gecorrigeerd (zie Geografie oktober). Het kan niet anders of het werk aan de schoolwandkaart is rond 1890 via Leyds op het bureau van schoolman Van Wouw beland.
Ook naar Transvaal!
De brieven van Van Wouw aan het thuisfront moeten aanstekelijk hebben gewerkt, want drie van zijn vijf zonen reisden hem na. Anton van Wouw zou later de vader van de beeldhouwkunst in Zuid-Afrika worden genoemd, en vervaardigde onder meer het standbeeld van Kruger in Pretoria. Anton studeerde vanaf 1875 aan de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam en was daar een studiegenoot van Jacobus Hendrikus Oerder (1862-1939). Mogelijk is Oerder door de familie Van Wouw aangestoken door het Afrikaner virus, aangezien ook hij in 1888 de boot naar Zuid-Afrika nam. Hij kon direct aan de slag op de Kaapsche Hoop-goudvelden in Transvaal als claiminspecteur bij het Departement van Mijnwezen om ‘delfplekken’ oftewel claims op te meten. Om voeling met het vak te krijgen, werd hij direct lid van de Nederlandse Vereeniging voor Kadaster en Landmeetkunde. In 1889 vervaardigde Oerder voor het departement een gedetailleerde plattegrond van Pretoria, waarop hij nogal eigenaardig wordt aangeduid als ‘Lid v.d. V.v.K.&Lm en Architect’. Rond 1890 verhuisde Oerder naar Pretoria en werd Secretaris-Staatsmijningenieur. Nu kwam Oerder uit een ‘baie kunssinnige familie’ en ook zijn broer Frans Oerder studeerde aan genoemde Academie. In 1890 emigreerde Frans naar Transvaal, startte daar zijn indrukwekkende schildersloopbaan en werkte veel samen met zijn vriend Anton van Wouw, de beeldhouwer, aan allerlei kunstprojecten. Het schoolwandkaartproject van schoolman Ludolf van Wouw en ‘technicus’ Jacobus Oerder was dus maar één voorbeeld van samenwerking tussen de families Van Wouw en Oerder.
Reuzenpercelen
Oerder en Van Wouw hoefden voor het maken van de Eerste Hollandsche schoolkaart van de Zuid-Afrikaansche Republiek niet lang te zoeken naar geschikte kaartbronnen. Friedrich Jeppe in Pretoria was geograaf en ‘die vernaamste kartograaf van Transvaal’. In 1868 publiceerde hij al de beste kaart van Transvaal van dat moment, maar zijn versie uit 1889 (schaal 1:1.000.000) was ‘geradezu revolutionär’. Het nog niet door triangulatie opgemeten Transvaal bleek maar liefst 0,25 tot 1 lengtegraad westelijker te liggen.
Oerder en Van Wouw namen de benodigde gegevens nauwgezet van Jeppe over, inclusief de met onderbroken lijnen aangegeven onzekerheden. Ook de opvallende oranjekleurige goudvelden komen van Jeppe, maar hier zijn enkele aanpassingen en aanvullingen uitgevoerd. Oerder beschikte als Secretaris-Staatsmijningenieur in 1891 waarschijnlijk over accuratere informatie dan Jeppe in 1889. Hun schoolwandkaart geeft veel duidelijker dan Jeppes wandkaart aan dat Transvaal geen zeeverbinding heeft en dat de politieke grenzen vaak natuurlijk zijn: de Limpopo-rivier in het noorden, de Vaal-rivier in het zuiden en het merkwaardige Lebombo-gebergte (‘één enkele bergmuur, een reuzendijk’) in het oosten. Ook de grenzen van de zeventien districten zijn vaak rivieren en door de fraaie vlakkleuring komen de districten op de schoolwandkaart duidelijk naar voren. De boerderijpercelen hadden in Transvaal soms reusachtige afmetingen tot 100 km2. Dit verklaart waarom de districtsgrenzen die geen rivieren zijn zelfs op deze kleinschalige overzichtskaart (schaal 1:666.666) soms een zigzaglijn vertonen door het volgen van de grenzen van deze reuzenpercelen.
De reliëfweergave van de Eerste Hollandsche schoolkaart is een zwak punt. Dit gebeurt met nogal eenvoudige bergschrapjes, en de belettering van de bergen is vaak onleesbaar, doordat deze door de rupsachtige gebergtetekening loopt. Een groot aantal (plaats)namen op de kaart verwijst naar de geschiedenis van de Boeren: Boerenleiders (Pretoria, Potchefstroom, Schoenmansdal), onafhankelijkheid (Vrijheid, Vrijburg) en ontberingen (Lijdenburg, Bloedrivier). Ook Nederlandse plaatsnamen (Ermelo, Middelburg) en Bijbelse namen (Bethlehem, Nazareth, Nijlrivier) komen veel voor. Enkele plaatsen in de goudvelden zijn genoemd naar de emoties van fortuinzoekers: Kaapsche Hoop, Otto’s Hoop en Eureka.
Hollander-oorheersing
Oerder en Van Wouw stuurden in 1891 hun kaartontwerp naar de NZAV, waarna de steendrukkerij van De Bussy aan de slag kon. Contractueel was bepaald dat de hele oplage van 600 exemplaren (540 opgeplakt op linnen, 60 nog niet opgeplakt) via Durban naar Pretoria zou worden verzonden. De onopgeplakte exemplaren werden echter weer teruggestuurd. Van Wouw merkte daarover in een brief aan de NZAV op: ‘We hebben alle moeite gedaan, om ze hier opgeplakt te krijgen op linnen, van rollen voorzien en gevernist, doch te vergeefs.’ Dit kan verklaren waarom De Bussy in 1899 tijdens de Tweede Boerenoorlog nog onverkochte exemplaren trachtte te verkopen.
Het tweede woord van de kaarttitel ‘Hollandsche’ paste goed in het vanaf 1891 streng doorgevoerde beleid van superintendent Mansvelt en zijn landgenoot Leyds: ‘Alle onderwijs moet gegeven worden in de Hollandsche taal.’ Het zou de Boerenbevolking beschermen tegen verengelsing en een fundament moeten vormen van de Transvaalse onafhankelijkheid. Deze opvatting werd gedeeld door veel onderwijzers en leraren en ook door de meeste ambtenaren van het Departement van Onderwijs en de Staatssecretarie. Dat waren precies de beroepen die werden gedomineerd door geëmigreerde Nederlanders. Deze poging om de ‘Hollandsche ondergrond van het wordende volk te versterken’ is later wel betiteld als ‘cultureel imperialisme’. Veel Boeren, toch al behept met een xenofobe inslag, zagen deze ‘Hollander-oorheersing’ met lede ogen aan. De idee van stamverwantschap was onder hen niet bijster populair, en ‘Hollanderhaat’ was wijdverbreid. Engels als (tweede) onderwijstaal was dan ook bespreekbaar voor deze Boeren, en had in sommige delen van het land zelfs de voorkeur. ‘Nobody here being interested in the Dutch language.’ De reactie van Van Wouw op de schoolwandkaart illustreert de cultuurverschillen tussen Nederlanders en Boeren. In het algemeen was men in Transvaal ingenomen met de kaart, maar de opdracht aan en de beeltenis van Kruger hadden beter weggelaten kunnen worden. Deze had de NZAV zonder medeweten van de auteurs ‘in eerbiedwaardige bewondering’ op de kaart gezet. Maar volgens Van Wouw ‘houden de Boeren er niet van, om overal de Presidentskop op te zien’. Waarschijnlijk hadden sommige Hollanderhaters het woord ‘Hollandsche’ in de titel ook liever geschrapt willen zien.
Lees het vervolg in Geografie januari.
Bronnen: zie de site van Wereld aan de Wand