Denken over herdenken

2 mei 2022
Auteurs:
Herman van der Wusten
Geografie, Planologie & Internationale Ontwikkelingsstudies, Universiteit van Amsterdam
Dit artikel is verschenen in: geografie mei 2022
Tweede Wereldoorlog
Nederland
Kennis
FOTO: CEESCAMEL/WIKIMEDIA COMMONS
Installatie van kunstenaar Ram Katzir in Amsterdam, nabij de plek waar in de oorlog 140 mensen gefusilleerd werden.

In Denken over Herdenken (2021) bundelde archeoloog Ruurd Kok zijn overpeinzingen rond heel veel verschillende monumenten die herinneren aan de Tweede Wereldoorlog. Wat speelt zich nu nog af rond oorlogsresten en monumenten op die plekken?

 

De geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog is in golven van herinnering over Nederland uitgestort (Geografie mei 2014). Eerst richtte de landelijke overheid samen met tal van verzetsgroepen monumenten op in bijna elke gemeente, ter herinnering aan algemene vervolging en gedeeld verzet. Dit liep in de jaren 1950 geleidelijk af. Kok besteedt in zijn bundel Denken over Herdenken aandacht aan het Nationaal Monument op de Dam, dat na lange voorbereidingen uiteindelijk onthuld werd in mei 1956. De ontwerpers meenden dat het monument vanzelf eerbied zou afdwingen, maar drie dagen na de onthulling moest de politie er al geparkeerde fietsen weghalen. Socioloog Warna Oosterbaan noteerde later, in 1998, dat het monument ‘zo te zien vooral fungeerde als een decorstuk dat wacht op het begin van een plechtigheid en dat het er weerloos bijstond tegenover de stedelijke informaliteit’. Het is een lot dat meer monumenten overkwam.

De tweede golf oorlogsmonumenten kwam op in de jaren 1980 en bereikte in de jaren 1990 een hoogtepunt. De oorlog was toen vijftig jaar geleden. Monumenten verwezen nu veel meer naar specifieke groepen of aparte gebeurtenissen. Langzamerhand wordt een aantal patronen zichtbaar.

Gesneuvelde geallieerde militairen

Zo groeide het aantal monumenten voor gesneuvelde geallieerde militairen sterk – waarschijnlijk ingegeven door bredere bewustwording van de internationale luchtoorlog gedurende WOII. Nederland kreeg daarbij te maken met neerstortende vliegtuigen op eigen grondgebied. Het ging om zo’n 5500 geallieerde en Duitse toestellen, waarvan er mogelijk nu nog 1200 à 2000 in de bodem liggen. Flevoland speelt in de herdenkingscultuur rond dit onderwerp een speciale rol. Bij de drooglegging rond 1960 kwam de oorlogsgeschiedenis in de vorm van vliegtuigwrakken letterlijk boven water, noteert Kok. In 1964 werd in Dronten het eerste Vliegersmonument van Nederland onthuld.

In 1975 werd een Studiegroep Luchtoorlog 1939-1945 opgericht en met de komst van internet kwamen er veel meer mogelijkheden voor onderzoek. Bijvoorbeeld naar vliegtuigwrakken, de identificatie en berging van de resten van bemanningen en het opsporen van nabestaanden. Hierbij spelen een speciaal bergingsteam van Defensie en gespecialiseerde archeologen naast historici een grote rol. Het onderzoek leidt vaak tot vriendenkringen van onderzoekers en nabestaanden en tot periodieke herdenkingen en een bescheiden monument op de plek van het wrak. Vóór 1980 waren volgens Lou de Jong slechts een handvol herdenkingen van geallieerde vliegers bekend (hij noemt acht plaatsen in 1985). Nadien neemt de groei van dit soort monumenten gestaag toe: in de jaren 1980, 1990, 2000 en 2010 met 21, 72, 149 en minstens 132, maar waarschijnlijk veel meer, in 2010-2019.

Vrijetijdsbesteding

Ook de omgang met de monumenten veranderde. Ze fungeren steeds meer als rekwisieten in het vrijetijdsgedrag. Er is sprake van cultureel en massatoerisme, met evenementen die ‘vermarkt’ worden. De tekens ter herinnering moeten daarvoor dikwijls aangepast worden, al was het maar om grote hoeveelheden publiek aan te kunnen.

Door 4 en 5 mei te combineren werden de herinneringen aan de oorlog en de opnieuw verworven vrijheid aan elkaar geschakeld. Langzamerhand is de herinnering uiteen gevallen in afzonderlijke plechtigheden op allerlei tijdstippen en bij allerlei monumenten. Het gezamenlijke moment van herdenking op 4 mei, op de Waalsdorpervlakte en op de Dam, houdt zich nog met moeite staande via de televisie.

De evenementenbranche heeft zich vol gestort op de veertien Bevrijdingsfestivals in het land

En op 5 mei is er een nieuwe gezamenlijke traditie ontstaan van veertien Bevrijdingsfestivals, waar de evenementenbranche zich vol op gestort heeft. Artiesten worden per helikopter van podium naar podium gevlogen. Tijdens de coronajaren 2020 en 2021 bleef de kalender leeg, maar nu, in 2022, barst het weer los. De aankondigingen maken deel uit van een overvolle festivalkalender het hele jaar door. De bevrijding neemt zo planmatig een universeel karakter aan.

Airborne

Ook andere evenementen in de herinneringstraditie van de oorlog werden steeds massaler. Neem de luchtlandingen rond Arnhem in september 1944. De jaarlijkse Airborne Wandeltocht begon al direct na de oorlog en de belangstelling groeide snel. In de jaren vóór 2020 liepen er jaarlijks zo’n 35.000 wandelaars mee. De gemeenten Arnhem, Ede, Renkum en Overbetuwe werken nu samen als Airborne-regio met een eigen vlag. En het programma omvat vele evenementen, waaronder de spectaculaire landing van parachutisten bij het Airbornemonument op de Ginkelse Heide. Dit dateert van 1960 en is maar een van de vele monumenten in de regio. Hier speelt zich ook het centrale herdenkingsprogramma af. Onder de sprekers is een Britse militair predikant. Aan de voet van het monument ligt een steen met een woord van de profeet Jesaja (Oude Testament 40.31): ‘Zij zullen opvaren met vleugelen gelijk de arenden / They shall mount up with wings as eagles’. De brug over de Rijn, die in het uiteindelijke doel van de operatie in 1944 vormde, werd in 1978 tot Nationaal Monument verklaard, vernoemd naar de commandant (John Frost) van het onderdeel dat als enige de brug bereikte. In 2017 verscheen aan de voet van de brug nóg een monument en informatiepunt: Airborne at the Bridge. Je treft hier groepen herinneringstoeristen, maar ook dagjesmensen. In 2021 werd de toegang tot het Airborne-programma vanwege corona beperkt. De 15.000 kaarten waren in een oogwenk uitverkocht.

FOTO: NUMMER 12/WIKIMEDIA COMMONS
Bevrijdingsfestival Overijssel op 5 mei 2014.
FOTO: PA3EMS/WIKIMEDIA COMMON
Herdenking Operation Market Garden – Airborne Ginkelse Heide 2016.

Het evenement trekt ook veel Britten: parachutisten van weleer die het overleefden, families van gesneuvelden, en Britten die later dienden als parachutist in dezelfde eenheid en hun families en die van later gesneuvelden. Zo ontstonden heel veel vriendschapsbanden tussen parachutistenfamilies en Nederlandse families. Bij de herdenkingen komen ze elkaar weer tegen. In Oosterbeek staat sinds 1994 een monument aangeboden aan ‘the people of Gelderland’ voor hun steun aan de para’s. De betrokken parachutisteneenheden en hun families van diverse generaties beschouwen het oude Nederlandse slagveld als een plek waar hun herinneringen een thuis vinden. Zo staan rond officiële monumenten fragiele houten kruisjes met de naam en het insigne van de militaire eenheid en een poppy (klaproos) voor later omgekomen soldaten van dezelfde eenheid in Noord-Ierland, Irak en Afghanistan, hier achtergelaten door verwanten. Ook wordt hier soms de as van overleden Britse parachutisten verstrooid.

Informeler, individueler, persoonlijker

De stijl en de vorm van de herinneringstekens die eerst typisch monumenten waren, veranderden mee. Op talrijke plekken in Nederland zijn steeds meer pogingen gedaan passanten informeel aan te spreken via een niet-imposante, toegespitste vormentaal en beknopte informatie over wat zich daar heeft afgespeeld. Soms gaat het om materiële littekens van de oorlog. Een voorbeeld dat Kok aanhaalt, is een stuk buitenmuur van hooguit een halve meter aan het Groninger stadhuis, dat verminkt raakte bij gevechten in april 1945. De plek wordt nu geaccentueerd met een horizontale band van cortenstaal onderbroken door de verminking met aan één kant vijf regels tekst. Zonder die extra informatie zou je er zo aan voorbij lopen. Dan heb je nog de kleinere gedenktekens voor individuele personen – het Achterhuis van Anne Frank zou je het eerste voorbeeld kunnen noemen, maar de herinnering aan háár geschiedenis is via gedenktekens en alle denkbare media inmiddels uitgebouwd tot een niet aflatend meta-event. Een ander voorbeeld dat ook een grote vlucht nam, zijn de Stolpersteine van de Duitse kunstenaar Gunter Demnig (zie Geografie mei 2014). En zo zijn er veel meer kleine gebaren gemaakt die voorbijgangers noden tot een blik in het oorlogsverleden.

Een bijzondere meester daarin is de kunstenaar Ram Katzir. Vlak naast het Amstelpark, waar nu de A10 de Amstel kruist, lag in de oorlog de kwekerij Rozenoord. Daar werden in de laatste maanden van de oorlog 140 mensen gefusilleerd door de Duitsers. Vanaf 1973 stond er een bescheiden stenen monument. Buurtbewoners vroegen om meer aandacht voor dit oorlogsverleden. Midden in het park niet ver van de fusilladeplaats is nu een grasveld met een installatie van Katzir. Het begon in 2015 met honderd eenvoudige metalen tuinstoelen in willekeurige opstelling. Elke stoel staat op een platte steen met een naam en een geboorte- en sterfdatum. De ruggen van de stoelen staan bij jongere gefusilleerden rechtop, bij ouderen wat meer achterovergebogen. Naarmate er meer namen bekend werden, zijn er stoelen bijgekomen. Nog onbekende slachtoffers kregen een steen op een open plek tussen de stoelen. Mensen kunnen tussen de stoelen door lopen en de teksten lezen, maar ook gaan zitten. Zo wordt de toeschouwer een deelnemer. Kok heeft veel bezoekers waargenomen, ging met ze in gesprek en zag wat het monument met ze deed. Er komen ook bezoekers met bloemen die ze op de stenen of de stoelen achterlaten. Kok en Katzir benadrukken hoe de installatie door het vlottende publiek telkens van karakter verandert. Katzir had al eerder, in 2010, een poging gedaan een andere draai te geven aan het ‘standaard’ oorlogsmonument dat het individuele, persoonlijke doorgaans mijdt. Zijn installatie heette Bagage, ter herdenking van een razzia in Leiden. Katzir plaatste op vijf straatlocaties die naar de razzia verwezen een paar koffers (uit steen gehouwen) met kleine plaquettes ‘ter herdenking aan de vermoorde Joodse stadsgenoten’. ‘In de ruimte tussen deze locaties’, zei hij, ‘hebben mensen zoals jij en ik over straat gelopen. Maar ze zijn er niet meer.’ De stad als ‘een topografische kaart van afwezigheid’. Een veel luchtiger variant is het speelmonument in Schijndel, Noord-Brabant. Het is een klimtoestel in de vorm van een Spitfire van de Royal Air Force. Een aantal van deze oorlogsvliegtuigen was hier in 1944 tijdelijk gestationeerd op een geïmproviseerd vliegveldje. Het klimtoestel maakt nu deel uit van een nieuwe recreatieve gebiedsontwikkeling op een voormalige vuilstort. Een informatiebord toont een foto van een echte Spitfire op het eertijdse vliegveld met wat verklarende tekst. Het recreatieve gedenkteken werd in 2016 onthuld met het blazen van de Last Post en een fly-over van een echte Spitfire. De jeugd hield zich keurig tijdens de onthulling, maar maakte zich daarna direct meester van het speelmonument. Nadien is er rond de Spitfire geen herdenking meer gehouden. Niettemin biedt deze plek bij voortduring wat informatie over de oorlog verbonden met de eigen streek.

Nagenoeg verdwenen

Tot slot zijn er oorlogsmonumenten die door de ontwikkeling van de stadswijk of het landschap waarin ze zich bevinden, nagenoeg zijn verdwenen. Zoals vlak buiten Abbenes, in de zuidelijkste punt van de Haarlemmermeer. Daar staat een witte gedenknaald, die in juli 1945 werd onthuld ter herinnering aan drie boerenzonen, leden van de lokale knokploeg, die daar in 1944 werden doodgeschoten door de bezetter. Het monument is opgenomen in de database van het Nationale Comité 4 en 5 mei. De naald staat te midden van wat bomen en struiken, en is geleidelijk in een nieuwe verkeerscorridor beland, een paar meter van een oprit naar Rijksweg A44. Het monument staat nu zo goed als genegeerd in het landschap.

 

BRON:

  • Kok, R. (2021). Denken over Herdenken. Een nieuwe kijk op oorlogsmonumenten. Hilversum: Verloren