Globalisering: ramp of redding?

29 januari 2021
Auteurs:
Ton van Rietbergen
economisch geograaf, Universiteit van Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie februari 2021
globalisering
Nieuws

Een speurtocht naar de oorzaken van milieuproblemen en ongelijkheid

Na het schrijven van Globalisering: ramp of redding? en door de pandemie al maanden uitkijkend op het plaatsje achter mijn huis, verbaas ik me weer eens over het nieuws. Met in mijn achterhoofd nog het kaartje van fysisch geograaf Kim Cohen, waarin half Nederland is ondergelopen en we het advies krijgen Duits te leren, is het vervreemdend te lezen over het laatste plan van minister van Infrastructuur en Waterstaat en oud-geograaf Cora van Nieuwenhuizen. Zij wil 1,5 miljard uitgeven om de A27 nog verder te verbreden. Terwijl het eeuwenoude bos Amelisweerd ideaal gelegen is op loopafstand van de stad Utrecht en het stikstofprobleem nog niet is opgelost. Bovendien heeft covid-19 juist aangetoond hoe makkelijk het is om files terug te dringen en tot ander mobiliteitsgedrag te komen. Het past wel in het beeld dat feiten er steeds minder toe doen. Of, zoals de onlangs overleden arts-statisticus Hans Rosling constateerde, dat het merendeel van de deelnemers aan zijn quiz (zie gapminder.org) basisfeiten over de toestand van de wereld niet op orde had. Samen met Max Pam in de Volkskrant (17 juli 2020) constateer ik dan ook: ‘Niet de feiten tellen, maar onze meningen, tot in de percentages nauwkeurig.’

Keerzijde

In mijn boek laat ik zien dat globalisering de wereld veel heeft gebracht maar dat er ook een keerzijde is, want de biodiversiteit is fors afgenomen en de uitstoot van broeikasgassen zoals CO2 heeft inmiddels zo’n hoog niveau bereikt dat klimaatverandering onafwendbaar lijkt en een behoorlijke zeespiegelstijging voor de hand ligt. Kortom, de mensheid lijkt aan zijn eigen succes ten onder te gaan, want veel van de welvaart heeft te maken met globalisering en het massale gebruik van fossiele brandstoffen.

Figuur 1: De ‘olifantencurve’ van Milanovic, over mondiale groei en verdeling (1980-2016)

In hoofdstukken over demografie, milieu, CO2-problematiek en aantasting van de biodiversiteit wordt uitgebreid stilgestaan bij feiten en discussies. Ik sluit af met de vraag of innovatie en technologie alle problemen kunnen oplossen.

Globalisering maakt het leven complexer en minder overzichtelijk. In zijn essay Hoeveel globalisering kan de mens hebben (2004) wijst filosoof Rüdiger Safranksi erop dat de geschiedenis nog nooit eerder zo’n grote mate van verstrengeling en complexiteit kende. Door globalisering wordt ons oordeelsvermogen voortdurend overvraagd. Irak, Tsjetsjenië, aids in Zuid-Afrika: hoe kan een mens zich over al die zaken een mening vormen? ‘Je ziet de wereld alle dagen maar ervaart hem niet’, stelt Safranski. Tot laat in de 19e eeuw was het niet mogelijk verschillende dingen tegelijkertijd in één ruimte te ervaren. In de huidige tijd is dat fundamenteel anders. Het schept volgens Safranski een gevoel van nabijheid dat niet echt is. De kans dat je slachtoffer wordt van een terroristische aanslag is nog steeds kleiner dan het winnen van een hoofdprijs in de Lotto en toch ervaren vele mensen het gevaar als alomtegenwoordig.

Marktdenken

Een apart hoofdstuk in Globalisering gaat over de markt en of we deze moeten afschaffen zoals veel critici van het neoliberale model willen. Ondanks de beperkingen ziet bedrijfseconoom H.W.de Jong in zijn Dynamische markttheorie de markt toch als iets onmisbaars. ‘Aan deze onberekenbare, veeleisende, soms onrechtvaardige, steeds weer opduikende centrale economische institutie kleeft één merkwaardige eigenschap: trachten overheden haar te beheersen, dan vlucht zij, de welvaart meenemend; geeft men haar de ruimte om te werken dan schept zij de welvaart door de marktdeelnemers te verplichten tot efficiënt handelen en de voortbrenging van vernieuwingen in product, proces en organisatie.’ Filosoof Peter Sloterdijk heeft dit in Trouw (14-6-1990) plastisch verwoord: ‘Het socialisme probeert mensen te dwingen om beter te zijn dan ze zijn, terwijl het kapitalisme de mensen de vrijheid geeft zich te gedragen als de zwijnen die ze altijd al waren.’ Een andere criticus van het huidige systeem is de ethicus Peter Singer, die in andere bewoordingen aansluit bij Sloterdijk. In One World (2016) schrijft hij niets te zien in afschaffing van het kapitalisme. ‘If you are among those who believe that the solution to the world’s problems is to end capitalism, this book is not for you.’ Volgens hem is er geen systeem dat rekening houdend met de menselijke natuur dezelfde prestaties kan leveren als het kapitalisme. Bovendien blijft de vraag hoe zo’n zinvol alternatief eruit moet zien veelal onbeantwoord. Kortom, indien de markt niet als een onontkoombare natuurkracht wordt gezien of als ideologie gehanteerd, maar als een uitruil tussen verschillende partijen die alle te beïnvloeden zijn, is deze zeer wel bruikbaar, bijvoorbeeld door CO2 echt te beprijzen. Klaas van Egmond, de nestor van de milieuproblematiek, pleit in de Correspondent voor ‘minstens 100 euro per ton uitgestoten CO2, waardoor een retourticket naar Bali 400 euro duurder wordt en er vanzelf minder wordt gevlogen’.

Figuur 2: De mondiale energievoorraad (hernieuwbaar en niet-hernieuwbaar) en het jaarlijks gebruik

Het Sociaal en Cultureel Planbureau vatte de kijk op globalisering in Nederland in 2014 simpelweg samen met: hoogopgeleiden zijn ‘voor’ en laagopgeleiden zijn ‘tegen’ globalisering. Waar er vroeger via de kerk nog een zeker contact bestond tussen hoog- en laagopgeleid, is de tegenstelling tussen beide sterker geworden. Of zoals NRC Handelsblad (9 juli 2016) stelde: ‘Veel hoogopgeleiden zijn solidairder met vluchtelingen van ver dan met lager opgeleiden van eigen bodem.’

Ongelijkheid is ook een belangrijk thema in Globalisering en de plaatjes die Margot Stoete tekende, spreken wat dat betreft boekdelen. Uit de ‘olifantencurve’ van Milanovic valt af te leiden waarom vooral de lagere- en middenklassegroepen in de rijkere landen niet zo blij zijn met globalisering (figuur 1). De curve laat duidelijk zien dat zij er de laatste dertig jaar bepaald niet op vooruit zijn gegaan. Tegelijkertijd is het oprukken van de middenklasse in China en India indrukwekkend.

Dat bijna de helft van het wereldwijde vermogen in handen is van slechts 1% van de bevolking, die bovendien een gigantische voetafdruk heeft, is een ander schokkend feit. Daarbij laat Gabriel Zucman in The Hidden Wealth of Nations (2016) zien dat de rijksten maar liefst 7,6 miljard dollar, 8 procent van het totale vermogen van alle huishoudens, hebben verborgen in belastingparadijzen. Bovendien blijkt dat de 400 rijksten in de Verenigde Staten procentueel minder belasting betalen dan alle andere inkomensgroepen, van loodgieters tot schoonmakers, van verpleegkundigen tot gepensioneerden. Over waarom de Amerikanen dit allemaal pikken en sociaal beleid amper bestaat, deed Lofti El Hamdi in NRC Handelsblad (4 mei 2020) nog een mooie uitspraak: ‘Dat het socialisme in Amerika nooit is aangeslagen komt omdat de armen zichzelf niet als proletariaat maar als tijdelijk in geldnood verkerende miljonairs zien.’

Minder hoopvol zijn de conclusies die de Groningse emeritus hoogleraar Geografie Pieter Lukkes trekt aan de hand van historica Barbara Tuchman. Met graagte citeert hij haar wanneer ze stelt: ‘Een verschijnsel dat wij overal en altijd in de geschiedenis tegenkomen is dat regeringen een beleid volgen dat tegen hun eigen belangen indruist. Overal heeft de mens wonderen verricht, behalve op bestuurlijk niveau.’

Los van de terechte scepsis van Lukkes en Tuchman is er ook hoop. Want er is genoeg duurzame energie aanwezig (figuur 2) en het wemelt van technische hoogstandjes en mensen die hun leefwijze willen aanpassen. Een snelle invoering van de ‘TobinTax’ op internationale transacties en verhoging van belastingen op vermogen en erfenissen kunnen als gereedschap dienen. Ook lijkt het tijd de hyperglobalisering aan banden te leggen, al is het maar omdat deze een bedreiging vormt voor de democratie en velen er een wat unheimisch gevoel bij hebben. 

Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau zijn hoogopgeleiden vóór en laagopgeleiden tégen globalisering